De teloorgang van het Rijnlands model

De teloorgang van het Rijnlands model image
Afbeelding door 'Rob Dammers'
20 apr 2021

Een aantal Europese landen is van oudsher ingericht volgens het Rijnlands model, met als resultaat een gecoördineerde markteconomie. Men ging er altijd vanuit dat deze sociaal-economische inrichting haaks staat op het Angelsaksische model, ofwel een liberale markteconomie. Maar is dat nog wel het geval? Max Muller betoogt dat de principes van het Rijnlands model in de praktijk dusdanig verwaterd zijn, dat het tegenwoordig veel op haar neoliberale tegenhanger lijkt.

Rijnlands Model

De Nederlandse sociaal-economische inrichting wordt het Rijnlands model genoemd. In dit model kunnen verscheidene ‘stakeholders’ op verschillende manieren invloed uitoefenen op hoe bedrijven in de maatschappij behoren te opereren. Denk hierbij aan de overheid die ervoor wil zorgen dat bepaalde milieudoelstellingen gehaald zullen worden, de vakbonden die opkomen voor eerlijke lonen en werkgelegenheid op de lange termijn en toeleveranciers die erbij gebaat zijn dat opdrachten niet uitbesteed worden aan overzeese partijen.

Het Rijnlands model is een voorbeeld van een gecoördineerde markteconomie. Niet alleen in Nederland, maar ook in andere landen waardoor de rivier de Rijn stroomt, wordt een dergelijk model vanouds omarmd: Duitsland en Zwitserland, maar ook Zweden, Oostenrijk en België zijn ingericht volgens een vergelijkbaar sociaal-economisch model. 

De laatste jaren is deze gecoördineerde markteconomie steeds meer onder druk komen te staan.

Tegenover het Rijnlands model staat de liberale markteconomie of het Angelsaksische model. In dit model staan niet zozeer de verschillende stakeholders centraal, als wel één belanghebbende in het bijzonder: de aandeelhouder. Onder andere de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk hebben dit model omarmd. Een focus op winstmaximalisatie, vrijhandel, vrije kapitaalstromen, flexibilisering van de arbeidsmarkt, deregulatie, een markt voor bedrijfsovernames en de privatisering van publieke goederen is in deze neoliberale economieën de norm. 

Om meer inzicht te verkrijgen in deze twee modellen, is het een goed idee om de recente sociaal-economische ontwikkelingen onder de loep te nemen van landen die deze contrasterende modellen hebben geadopteerd. In het bijzonder zullen we onze oosterbuur beschouwen. Duitsland wordt namelijk bij uitstek geassocieerd met het Rijnlands model. Bovendien kan het als economische grootmacht aanzienlijke invloed uitoefenen op de Europese Unie, wat uiteraard weer zijn weerslag heeft op de Nederlandse stand van zaken. 

De neoliberale ommezwaai in Duitsland

Duitsland was van oudsher een schoolvoorbeeld van een gecoördineerde markteconomie. De economie werd gecontroleerd en gecoördineerd door overheden, werkgevers en werknemers. Samen zorgden ze voor sectorbrede afspraken over arbeidscontracten en -omstandigheden. Ook induceerden deze partijen vormen van samenwerking tussen bedrijven, zelfs wanneer deze met elkaar concurreerden. Vormen van coöperatieve verbanden werden versterkt door het feit dat bedrijven vaak aandelen in elkaar bezaten. Op deze manier konden ze invloed uitoefenen op het beleid van de ander, en vice versa. Ook banken speelden via het Hausbanken systeem een rol door zich als aandeelhouders te richten op de financiële gezondheid van bedrijven op de lange termijn. 

Vele Duitse industriëlen, politici en wetenschappers zagen deze constellatie van afspraken en samenwerkingsverbanden jarenlang als een gunstige gang van zaken. Het zou het Duitse Wirtschaftswunder kort na de oorlog in de jaren ‘50 en ‘60 in de hand hebben gewerkt en voor wijdverspreide welvaart hebben gezorgd (Hien, 2013; Heise & Heise, 2013)

De laatste jaren is deze gecoördineerde markteconomie steeds meer onder druk komen te staan. Hier ligt een veelvoud van zowel economische als politieke factoren aan ten grondslag. Laten we eerst dieper ingaan op wat recent precies is gebeurd in de Duitse economie, alvorens we analyseren hoe deze ontwikkelingen tot uiting hebben kunnen komen. 

Tot 1990 had nog geen enkel Duits bedrijf een oriëntatie op de maximalisatie van aandeelhouderswaarde opgenomen in haar jaarverslagen. Vanaf dat jaar veranderde de stand van zake - in navolging van de VS en het VK - grondig. Bedrijven begonnen steeds vaker publiekelijk kenbaar te maken dat het maximaliseren van de waarde van de aandeelhouder tot hun prioriteiten behoorde. Dit wordt snel duidelijk in de grafiek 1. Hier wordt het percentage van de 100 grootste bedrijven dat een dergelijke beleidsverandering heeft geïmplementeerd per jaar getoond.

Figuur 1. Percentage van de 100 grootste Duitse bedrijven met oriëntatie op maximalisatie van aandeelhouderswaarde

We zien dat vanaf 1995 de aandeelhoudersoriëntatie zich in rap tempo voltrekt (Fiss & Zajac, 2004). De kritische lezer zou terecht kunnen tegenwerpen dat het hier slechts gaat om de publieke aankondiging van de behartiging van deze oriëntatie. Welke doelen de bedrijven in de praktijk nastreven, kan wezenlijk verschillen met wat er aan de buitenwereld verteld wordt. 

Helaas houdt deze tegenwerping geen stand. Een focus op aandeelhouderswaarde zien we namelijk ook terug in de empirische resultaten aangaande een andere belangrijke maatstaf hiervoor: prestatiegebonden bonussen en optiemogelijkheden voor managers. Almond, Edwards en Clark (2003) tonen aan dat managers van Duitse bedrijven steeds vaker beloond worden op basis van de mate waarin ze de aandeelhouderswaarde in korte tijd hebben vergroot. Tussen 1996 en 1999 bedroeg de gemiddelde groei van bonussen voor managers in zeven bedrijven zelfs meer dan 100%. Deze trend zet zich tegenwoordig voort. 

Verder maakten de Duitse boekhoudpraktijken ook een significante verandering door. In 1999 had één derde van alle grote bedrijven uit Duitsland de overstap gemaakt naar boekhoudstandaarden die conformeren met internationale standaarden (IAS of US-GAAP) (Hoffman, 2004). De adoptie van deze standaarden correleert sterk met de mate waarin prestatiegebonden bonussen in de vorm van opties en aandelen aan managers worden uitgekeerd (Almond et. al. , 2003).

We kunnen deze omslag van het Duitse economische model ook signaleren aan de hand van de dalende vakbondsdeelname van werknemers. Door de flexibilisering en terteriarisatie van de economie daalde het lidmaatschap van Duitse arbeiders van vakbonden in de jaren ‘90 van 30% naar 20%. Eenzelfde trend kan men observeren bij vrijwel alle andere landen van het Europese vasteland (Hoffman, 2004).

De Duitse geschiedkundige en journalist Martin Süßkind verklaarde het failliet van het Rijnlands model met de volgende kernachtige woorden in de Süddeutsche Zeitung: 

“Het Duitse Model is verleden tijd, de politici weten het, de vakbonden, de werkgeversorganisaties, de overige talloze lobby-groepen van de maatschappij. De partijen weten het ook … de economen weten het, de pensioenkenners, de belastingexperts. En de … bevolking? De werklozen weten het al geruime tijd, en de pensioengerechtigden hebben het ook herkend, en zij met een baan kunnen het op zijn minst voorzien.” (Vertaling naar het Engels door Christian Berndt (Berndt, 2001), daarna vertaald naar het Nederlands door de auteur.) 

Reeds in 1996 stelde Süßkind dit vast. In de 21ste eeuw is de neoliberale tendens die hij toen beschreef - mede vanwege monetair beleid en marktliberalisering in de EU (Hermann, 2007) - voortgezet. Het Hausbanken systeem desintegreert en de mate van vakbondsdeelname blijft dalen (Menz, 2005). Bijna 25 jaar later kan ik dan ook niet anders dan dezelfde conclusie trekken. 

De Nederlandse situatie

Hoewel relatief weinig grondig empirisch onderzoek is gedaan  naar de neoliberale omwenteling in Nederland (Oudenampsen & Mellink, 2019), mag het geen verrassing heten dat deze ook hier heeft plaatsgevonden. Sterker nog: deze is inmiddels zo ver doorgeschoten, dat de meeste economen ‘s lands economische model niet meer als een gecoördineerde markteconomie bestempelen. Men spreekt in ons geval van een hybride vorm of een “ingebed neoliberalisme” (embedded neoliberalism). Deze laatstgenoemde term refereert naar het neoliberalisme als een internationaal, hegemonisch project dat desalniettemin dient te integreren met lokale institutionele verstandhoudingen om haar vrijemarktideologie te propageren en te laten materialiseren (Apeldoorn, 2008). 

In tegenstelling tot de VS en het VK ging de omslag niet gepaard met een felle strijd tussen partijen die grofweg kapitaal en arbeid vertegenwoordigen.

Dat vele Nederlanders de sociaal-economische situatie in Nederland niet herkennen of als zodanig erkennen, heeft te maken met de ingebedde aard van deze hybride vorm. In tegenstelling tot de VS en het VK ging de omslag niet gepaard met een felle strijd tussen partijen die grofweg kapitaal en arbeid vertegenwoordigen. Na de economische recessie die volgde op de Tweede Oliecrisis in 1979 werd in het Akkoord van Wassenaar van 1982 een compromis gesloten tussen werkgevers en werknemers. Men besloot over te gaan tot loonmatiging om een einde te maken aan de beroerde economische situatie en de langdurige periode van hoge werkloosheid. 

De hervormingen hadden derhalve een technocratisch karakter. Ze werden door toenmalig premier Ruud Lubbers aan de man gebracht met de slogan die “no nonsense” luidde (Oudenampsen, 2018). Ze moesten wel worden doorgevoerd - een reëel alternatief zou er niet zijn. Daar waar Margaret Thatcher in het VK fel haar TINA-credo kenbaar maakte, luidde Lubbers de ingang van het Nederlandse neoliberalisme in met een kalme nuchterheid en ogenschijnlijke onpartijdigheid.

De neoliberale maatregelen kwamen derhalve tot stand tijdens langdurende gesprekken tussen verschillende partijen met divergerende belangen die typerend zijn voor het Nederlandse poldermodel. Dat ze dus via onze eigen institutionele afspraken en gebruiken het levenslicht zagen, heeft de consequenties echter alles behalve minder ingrijpend gemaakt. 

Zo is in Nederland de verzorgingsstaat sterker teruggedrongen dan in andere OESO-landen. In de jaren ‘80 en ‘90 reduceerde de Nederlandse overheid de sociale uitgaven als percentage van het BNP van 25 naar 20%, terwijl dit in Duitsland, Zweden en Oostenrijk stabiel rond de 25% bleef (Oudenampsen, 2018). 

Ook is de privatisering van nutsbedrijven hier sneller gegaan dan het Europese gemiddelde (Oudenampsen, 2018). Taken als de elektriciteits- en gasvoorziening werden voortaan overgelaten aan de markt. Als gevolg hiervan werkt een deel van de energiesector actief het klimaatbeleid van de overheid tegen. Dat geldt overigens niet alleen voor Nederland, maar voor heel Europa. Zo diende het Duitse energieconcern RWE recentelijk een miljardenclaim in bij de Nederlandse staat, omdat het toekomstige verbod op het stoken van kolen hun winstperspectieven in het geding brengt (Borst, 2021). De jacht op lucratieve schadevergoedingen wordt gefaciliteerd door beklemmende vrijhandelsverdragen en schimmige arbitragezaken (Eberhardt & Olivet, 2020). 

Bovendien verliberaliseerde niet alleen de publieke sector, maar ook de arbeidsmarkt. Als gevolg hiervan verdubbelde het aandeel van de beroepsbevolking met een tijdelijk contract tussen 1983 en 2002. Tussen 2003 en 2019 versnelde die ontwikkeling verder en kwamen daar nog eens ruim 800.000 flexwerkers bij, waardoor Nederland aan het einde van die periode meer dan 1,9 miljoen werknemers met een flexibele arbeidsrelatie herbergde (CBS, 2021). 

Daarnaast is het marktdenken geïntroduceerd in de zorg. Artsen worden in dit betrekkelijk nieuwe systeem aangespoord om zo veel mogelijk patiënten in zo min mogelijk tijd te behandelen. Hier hebben ze immers zelf een financieel belang bij. Dit dient echter lang niet altijd het publieke belang. De gevolgen voor de kwaliteit van de zorg zijn twijfelachtig. Inmiddels zijn partijen over het gehele politieke spectrum het er over eens dat de marktwerking in de zorg doorgeschoten is (Kieskamp, 2021).

Maar ook grote Nederlandse bedrijven vielen ten prooi aan het neoliberalisme, door vijandige overnames. ABN Amro ging voor een groot deel verloren aan een bankentrio, en de HEMA werd min of meer uitgekleed door een aantal durfkapitalisten.

Ten faveure van de salarissen van steeds meer managers werden de afgelopen jaren tienduizenden zorgmedewerkers wegbezuinigd (de Fouw, 2018). Bovendien wordt de zorg steeds duurder. Op de VS en Zwitserland na betalen Nederlanders verhoudingsgewijs het meest aan gezondheidszorg: maar liefst 11,9% van het BBP wordt aan zorg besteed (Kuijper, 2016). 

Maar ook grote Nederlandse bedrijven vielen ten prooi aan het neoliberalisme, door vijandige overnames. ABN Amro ging voor een groot deel verloren aan een bankentrio, en de HEMA werd min of meer uitgekleed door een aantal durfkapitalisten (van Rysbergen, 2020). Een select groepje aandeelhouders profiteerde in deze en veel andere gevallen ten koste van grote groepen werknemers en klanten. 

En nu?

Ondanks de ongetwijfeld goede bedoelingen en nobele intenties, is het Rijnlands model in Nederland en Duitsland verworden tot een matige afgeleide van de originele principes. Het ook in de Nederlandse Corporate Governance Code gestelde doel van het centraal stellen van lange termijn waardecreatie door bedrijven, staat simpelweg op de tweede plaats, na aandeelhouderswaarde, ten koste van de belangen van andere stakeholders en zelfs ten koste van bedrijven zelf.

Moeten we dan positief gestemd zijn nu VNO-NCW een nieuwe koers aankondigt (VNO-NCW, 2021), waarbij het niet langer om aandeelhouderswaarde gaat, maar om brede welvaart? De Amerikaanse Business Roundtable (2019) deed twee jaar geleden precies hetzelfde, en tot op heden lijkt het niets meer dan een publiciteitsstunt.

Vragen de mondiale uitdagingen van deze tijd - denk aan klimaatverandering - dan om sterke overheden die paal en perk stellen aan de excessen van transnationale corporaties? Hier zit ongetwijfeld een deel van de oplossing besloten. Het zal echter niet genoeg zijn. Het recente verleden heeft uitgewezen dat een aantal bedrijven inmiddels zo machtig is geworden, dat ze de wet- en regelgeving van nationale overheden kunnen omzeilen. Zo ontwijken ze effectief hun plicht om eerlijke hoeveelheden belasting te betalen (Tax Justice Network, 2020), en zijn ze in staat om overheidsbeleid naar hun hand te zetten middels geslepen lobbygroepen (Jessen, 2020). 

Is het (her)nationaliseren of onderbrengen in gemeenten van bedrijven dan het antwoord? Ook daar kun je vraagtekens bij plaatsen. Privaat eigendom en ondernemerschap kunnen - onder de juiste omstandigheden - innovaties in de hand werken en welvaart voor vele betrokkenen genereren. Nationalisatie ontneemt ondernemers de vrijheid om zich met volledige overgave te storten op de realisatie van hun eigen visie, en de bijkomende bureaucratie smoort hun creativiteit. 

We moeten daarom voorbij aan de simpele zwart-wit discussie over marktwerking. Er is een dringende behoefte aan nieuwe inzichten. Een belangrijk onderdeel van de oplossing ligt niet zozeer besloten in het al dan niet privatiseren of nationaliseren van organisaties, maar in het eigenaarschapsmodel van bedrijven zélf. De structuur van firma’s dient op een dúsdanige manier ingericht te worden, dat het onmogelijk wordt dat aandeelhouders ermee aan de haal gaan en winstbejag het leidende motief in de bedrijfsvoering wordt.

Literatuur

Fiss, P. C. & Zajac, E. J. (2004), “The Diffusion of Ideas over Contested Terrain: The (Non)adoption of a Shareholder Value Orientation among German Firms”, Administrative Science Quarterly

Almond, P., Edwards, T., Clark, I. (2003), “Multinationals and changing national business systems in Europe: towards the ‘shareholder value’ model?”, Industrial Relations Journal

Hoffman, J. (2004):, “Co-ordinated continental European market economies under pressure from globalisation. Case study: Germany’s ‘Rhineland capitalism’”, The Canadian Centre for German and European Studies

Oudenampsen, M. & Mellink, B. (2019), “De zichtbare hand: een historisch-sociologische benadering van neoliberalisme in Nederland”, Sociologie 

Apeldoorn, B. (2008), “A National Case-Study of Embedded Neoliberalism and its Limits: The Dutch Political Economy and the ‘No’ to the European Union”, Contradiction and Limits of Neoliberal European Governance  

Oudenampsen, M. (2018), “Een stille revolutie? Neoliberalisme in de polder”, Positie en strategie vakbeweging   

Fouw, A. de (2018), “Marktwerking in de zorg”, Zorgethiek.

Kuijper, K. (2016), “10 jaar marktwerking in de zorg: vloek of zegen?”, Zorgwijzer.

CBS (2021), “Hoeveel flexwerkers zijn er?”.

Kieskamp, W. (2021), “Minder markt, meer centrale regie nodig in de zorg”, Trouw.

Borst, K. (2021), “RWE eist schadevergoeding van Nederlandse staat om stookverbod”, NRC, 2021.

Eberhardt, P. & Olivet, C. (2020), “ECT’s Dirty Secrets”, CEO, TNI.

Rysbergen, D. van (2020), “Noem ‘durfkapitalisten’ wat ze zijn: vampiers”, OneWorld.

VNO-NCW (2021), “Nieuw Rijnlands model met brede welvaart als kompas”.

BRT (2019), “Business Roundtable Redefines the Purpose of a Corporation to Promote ‘An Economy That Serves All Americans’”.

Hien, J. (2013), “The ordoliberalism that never was”, Contemporary Political Theory.

Heise, A. & Heise, H. (2013), “The Social Market Economy Revisited. The German Variety of Capitalism in Retrospect”, Izmir Review of Social Sciences.

Tax Justice Network (2020), “The State of Tax Justice in 2020: Tax Justice in the time of COVID-19”.

Jessen, M. H. (2020), “The Corporate State”, TNI.

Berndt, C. (2001), “Putting Business Restructuring in Context: Globalization, the Crisis of the German Model and Rhineland Capitalism”, hoofdstuk uit “Corporate Germany between Globalization and Regional Place Dependence” 

Süßkind, M. E. (13-04-1996), “Auslaufmodell Deutschland”, Süddeutsche Zeitung,

Hermann, C. (2007), “Neoliberalism in the European Union”, Studies in Political Economy

Menz, G. (2005), “Auf Wiedersehen, Rhineland Model: Embedding Neoliberalism in Germany”, hoofdstuk uit boek “Internalizing Globalization”

Te citeren als

Max Muller, “De teloorgang van het Rijnlands model”, Me Judice, 20 april 2021.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Afbeelding door 'Rob Dammers'

Ontvang updates via e-mail