Kritiek op brede welvaartsindicator
Afgelopen weekend verscheen het nieuwe rapport Brede Welvaartsindicator van de Universiteit Utrecht en RaboResearch. In de Volkskrant werd het breed uitgemeten, inclusief een discussie over de verhouding bbp en brede welvaartsindicatoren. De kritiek op brede welvaartsindicatoren is dat ze te complex zijn en dat ze niet politiek neutraal zijn. Ook zou het bruto binnenlands product (bbp) als alternatief scherper en objectiever te meten zijn. Wetenschappelijke vooruitgang is gebaat bij kritiek, en ook de toepassing van wetenschap in de (beleids)praktijk vereist open debat. De ontwikkeling van brede welvaartsindicatoren is ons inziens gebaat bij inbreng vanuit wetenschap en praktijk, en zou niet moeten stoppen bij een constatering dat brede welvaartsindicatoren niet politiek neutraal zijn, en het bbp wel.
Een andere veronderstelde zwakte van de Brede Welvaartsindicator zou zijn dat deze indicator niet politiek neutraal is, in tegenstelling tot het bbp. Maar wie zich in deze materie verdiept weet dat bbp niet neutraal is.
De Brede Welvaartsindicator omvat elf dimensies van welvaart, waaronder inkomen, maar ook sociale contacten, gezondheid en milieu. Deze multidimensionaliteit wordt door sommigen als een zwakte gezien, zeker ten opzichte van de veronderstelde eenvoud van de leidende nauwe welvaartsindicator, bbp. Nu kunnen deze elf dimensies van welvaart in één getal gevat worden, zoals het genoemde onderzoek laat zien, en daarmee dus een zelfde “eenvoud” als het bbp bereiken, met de Brede Welvaartsindicator.
Bbp niet neutraal
Een andere veronderstelde zwakte van de Brede Welvaartsindicator zou zijn dat deze indicator niet politiek neutraal is, in tegenstelling tot het bbp. Maar wie zich in deze materie verdiept weet dat bbp niet neutraal is. Om te beginnen omdat er geen neutrale concepten bestaan – bij alles wat we meten maken we ‘politieke’, ‘ethische’ keuzes. Het bbp meet het totaal van wat er in een land in een jaar voor de markt wordt geproduceerd. De veronderstelling dat dit welvaart meet, en alles wat er buiten valt niet tot welvaart behoort staat bol van politieke keuzes. Dat betekent bijvoorbeeld dat dure medische behandelingen meetellen en onbetaalde preventie niet; dat betaalde seks meegenomen wordt, de liefde onbetaald bedrijven niet; dat het verhandelen van een nier een bijdrage levert, het zonder meer doneren van een nier niet. Met andere woorden, geldelijke transacties zijn meer waard dan transacties die niet zijn beprijsd. En dat is nog maar een van de vele keuzes die gemaakt worden. Van vervuilende productie wordt een land rijker, het terugbrengen van de vervuiling levert niets op; wapenproductie, en beveiligingsdiensten, zelfs de productie van drugs leveren bbp op, het reduceren daarvan niet. Of omgekeerd, gratis internetdiensten leveren geen bijdrage aan bbp, en het verdwijnen van de kaartenindustrie doordat we nu allemaal van Google Maps gebruik maken, wordt gemeten als economische krimp – maar heeft allerlei positieve welvaartseffecten. Het probleem hoe de talrijke internetdiensten die gratis zijn te incorporeren in het bbp (dat alleen goederen en diensten met een marktprijs kan meenemen) is een ander sterk argument voor de stelling dat het concept aan het einde van zijn levenscyclus is gekomen (Brynjolfsson et al. 2019).
Minst slechte maatstaf
Je zou kunnen zeggen dat er toch wel enige samenhang is met bbp en andere maten van welvaart, en dat bbp misschien wel de minst slechte maat van welvaart is. Dit geldt voor welvaart in landen met een laag niveau bbp/hoofd, maar vanaf circa $5000 per capita niet meer (zie Van Zanden et al. 2014). Dit betekent hoe geavanceerder de economie, des te minder bbp een adequate indicator is van welvaart.
Dit betekent hoe geavanceerder de economie, des te minder bbp een adequate indicator is van welvaart.
Daarmee willen we niet beweren dat de huidige Brede Welvaartsindicator zonder bezwaren of problemen is. Er dringt zich een parallel op met de ontwikkeling van het concept bbp in de jaren dertig, veertig en vijftig van de vorige eeuw, toen er ook intensief gedebatteerd werd over hoe het nationaal inkomen precies gemeten moest worden, waarbij de ethische uitgangspunten wel degelijk aan bod kwamen. Een belangrijk punt was, bijvoorbeeld, het wel of niet meenemen van wapenproductie – geen geringe kwestie tijdens de Tweede Wereldoorlog. Na een aantal decennia van zoeken naar de juiste concepten en hun meting, werden door internationale organisaties als de VN en OESO afspraken gemaakt – soms tamelijk willekeurige – waar men zich vervolgens in grote lijnen bij neergelegd heeft. Regelmatig, bij herzieningen van het System of National Accounts, werden deze aangepast, mede om rekening te houden met de feitelijke evolutie van de economieën. Ook daarin werden keuzes gemaakt – over bijvoorbeeld het meten van productie in de dienstensector en de overheidssector, waar vaak geen markt aan te pas komt – die objectief en eenduidig lijken, maar dat allerminst zijn. Nu, zeventig jaar later, vindt er een vergelijkbaar collectief zoekproces plaats naar het conceptualiseren en meten van brede welvaart, en spelen dezelfde instellingen daarin een belangrijke rol; de OESO bijvoorbeeld met het Better Life Initiative. Natuurlijk zal er altijd discussie zijn over de scherpte en objectiviteit van de maten voor de dimensies van welvaart, net als die discussie ook over het bepalen van bbp gevoerd wordt.
Slot
De weging van de diverse dimensies in één brede welvaartindicator kan op verschillende manieren worden gerealiseerd. De Nederlandse Brede Welvaartsindicator is gebaseerd op de gewichten die Nederlandse gebruikers van de OESO Better Life Index aan de dimensies hebben gegeven. Ook zijn er nog een serie gevoeligheidsanalyses uitgevoerd die laten zien hoe gevoelig de Brede Welvaartindicator is voor verschillende wegingen (Rijpma et al. 2017). In de recente OESO rapporten ‘How was life?’ (Van Zanden et al. 2014; 2021) wordt geëxperimenteerd met een empirische benadering van de gewichten door aan te nemen dat alle dimensies van brede welvaart worden gedreven door een onderliggende, latente, variabele (‘brede welvaart’) die via factor analyse gereconstrueerd kan worden, waarbij de gewichten van de individuele reeksen geschat kunnen worden. De ontwikkeling van de Brede Welvaartindicator blijkt behoorlijk robuust te zijn voor het gebruik van verschillende wegingsschema’s. Dat deze wegingen niet in beton zijn gegoten, en per land en tijdperk kunnen veranderen is ons inziens een van de (wetenschappelijke) voordelen van de Brede Welvaartsindicator. Het reflecteert de volle rijkdom van het leven, zoals we ook tijdens de huidige pandemie weer ontdekken. Dat dit niet politiek neutraal is, kunnen we maar beter expliciteren dan maskeren, zoals in de discussie rondom bbp is gebeurt.
Literatuur
Brynjolfsson, E., Collis, A., & Eggers, F. (2019). Using massive online choice experiments to measure changes in well-being. Proceedings of the National Academy of Sciences, 116(15), 7250-7255. DOI: 10.1073/pnas.1815663116
Rijpma, A., M. Moatsos, M. Badir & Stegeman, H. (2016) Netherlands beyond GDP: a wellbeing index. MPRA Paper No. 78934
Van Zanden, J. L., Baten, J., Mira d’Ercole, M., Rijpma, A., Smith, C., & Timmer, M. (2014). How Was Life?: Global Well-being since 1820, OECD Publishing, Paris,
Van Zanden, J.L., Malinovksi, M., Mira d’Ercole, M. & Rijpma, A. (2021). How Was Life? Volume II: New Perspectives on Well-being and Global Inequality since 1820, OECD Publishing, Paris.
Te citeren als
Erik Stam, Jan Luiten van Zanden, “De politieke neutraliteit van bbp ontmaskerd”,
Me Judice,
2 april 2021.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding door '
Matthias Ripp'