In juli verhoogden de VS de importtarieven op staal en aluminium. De EU
sloeg terug met importtarieven op een aantal specifieke Amerikaanse
producten zoals bourbon en spijkerbroeken. De Amerikaanse president
Trump leek zich hier niet bij te willen neerleggen en dreigde tot voor
kort met importtarieven op auto’s. Die dreiging lijkt vooralsnog
van de baan. De EU en de VS spraken vorige week woensdag af geen nieuwe importtarieven te
implementeren zolang als ze met elkaar in onderhandeling zijn over de
toekomstige handelsbetrekkingen. Toch wil dat niet zeggen dat de
dreiging van een verder escalerende handelsoorlog nu weg is. Trump’s
beleid blijft ook in dit dossier slecht voorspelbaar.
De economische schade van eventuele autotarieven zouden voor de EU
beduidend groter zijn dan de schade van
de staal- en aluminiumtarieven. De impact op de Nederlandse economie zou vermoedelijk echter nog
altijd beperkt zijn. Voor onze economie is het belangrijkste risico in
dit licht dat het huidige handelsconflict zich alsnog ontpopt tot een
ware handelsoorlog.
De impact van autotarieven op de Europese en Nederlandse economie
Stel dat het nu gesloten akkoord toch weer van tafel gaat en er alsnog
Amerikaanse importtarieven op auto’s en onderdelen komen. Om te berekenen
wat de mogelijke impact van dergelijke tarieven in de VS is
op de Europese en Nederlandse economie kijken we naar de omvang van de handel in transportmiddelen en naar de
geschatte prijselasticiteit van de producten.
Het is onduidelijk welke categorieën binnen de productie van
transportmiddelen de VS precies zou hebben willen aanwijzen en wat voor
tarief ze in gedachten hadden. Op basis van recente uitingen leek het
echter te gaan om een tarief van 20 procent (zie bijvoorbeeld Europese Commissie, 2018 punt 5). De totale maximale
importwaarde in de VS van de producten in de gevarenzone is volgens ons 247
miljard dollar[1] (figuur 1).
De EU exporteert voor 51,6 miljard dollar aan producten in deze categorieën
naar de VS, waarvan Duitsland maar liefst 25,5 miljard dollar voor zijn
rekening neemt. Voor Nederland gaat het om een beduidend kleiner bedrag van
slechts 600 miljoen dollar. Nederland exporteert overigens wel auto
onderdelen
naar andere EU landen die deze inputs op hun beurt weer verwerken in auto’s die ze exporteren
naar de VS. Het gaat hier dan voornamelijk om export naar Duitsland en het
VK, met een waarde van ongeveer 3 miljard dollar. Ook die stroom kan worden
geraakt door Amerikaanse tarieven als de vraag naar auto’s uit Duitsland en
het VK hierdoor afneemt.
Figuur 1: VS importeren voor bijna 250 miljard dollar aan auto’s en
onderdelen (2017)
Bron: Trademap (ITC), Rabobank
Figuur 2: Duitsland grootste Europese autoleverancier aan de VS (2017)
Bron: Trademap (ITC), Rabobank
Als de VS het importtarief op verschillende transportmiddelen zouden
verhogen naar 20 procent betekent dat voor het grootste gedeelte van de
producten in deze groep een verhoging van 17,5 procentpunt.[2] Deze verhoging kan leiden tot een reductie in auto-exporten vanuit de EU
naar de VS van 25 procent, circa 13,5 miljard dollar. Dit is geschat met
een simpele
prijselasticiteit van 1,5 en de aanname dat de gehele tariefverhoging wordt doorberekend. Voor
Duitsland zou dat een verlies van 6,5 miljard dollar aan waarde in de
auto-export naar de VS betekenen en voor Nederland slechts 150 miljoen
dollar (0,02 procent van het bbp). Als in bijvoorbeeld Duitsland en het VK
de vraag naar auto gerelateerde producten uit Nederland evenredig zou
afnemen, zou dat een extra schok van 750 miljoen dollar betekenen (0,09
procent van het bbp). De jaarlijkse schade kan dus oplopen tot circa 900 miljoen dollar.
Bovengenoemde schattingen zijn gebaseerd op een simpele prijselasticiteit
en houden geen rekening met tweede-orde-effecten, bijvoorbeeld voor
bedrijven in de gehele productieketen. Op de langere termijn kunnen ook
grotere economische verliezen optreden door dalende investeringen in de
auto-industrie en doordat personen werkloos raken.
Nog belangrijker voor de gehele economie is dat nieuwe tarieven het risico
op verdere escalatie van het handelsconflict vergroten. Via een
verslechtering van het sentiment zou dit risico de investerings- en
consumptiebestedingen kunnen drukken.
Als het huidige handelsconflict bovendien daadwerkelijk uitmondt in een
volwaardige handelsoorlog zou de impact op de Nederlandse economie groot
zijn.
Eerder rekenden we al door wat een handelsoorlog zou betekenen voor de VS, de EU en China.
Hier doen we de effecten van zo’n scenario voor de Nederlandse economie uit
de doeken.
Schade kan voor Nederland flink oplopen bij een wereldwijde
handelsoorlog
Het scenario
In ons scenario definiëren we een handelsoorlog als een situatie waarin
de VS de importtarieven op alle buitenlandse producten met 20 procent
zouden verhogen, en handelspartners dit zouden vergelden met eenzelfde
tarief van 20 procent op Amerikaanse producten.
Verder gaan we er in dit scenario vanuit dat de centrale banken in de
getroffen landen de oplopende inflatie niet te lijf gaan met hogere
beleidsrentes, waarmee ze de economie nog verder zouden verzwakken. Het
beleid van de centrale banken in deze stressperiode is er dus vooral op
gericht om de economische schade in dit extreme scenario zoveel mogelijk te
verzachten. De effecten zijn vervolgens doorgerekend met de tarievenvariant
van het macro-econometrische wereldhandelsmodel NiGEM.
Nederland loopt door handelsoorlog 20 miljard euro aan groei mis
De wereldeconomie zou door een wereldwijde handelsoorlog tot 2022 2,5
procentpunt groei mislopen. De Nederlandse economie zou in het geval van
een handelsoorlog tot 2020 3,5 procentpunt groei mislopen. Na 2020 loopt
Nederland een klein beetje van het verlies weer in, waardoor de
uiteindelijke schade tot 2023 zo’n 3 procentpunt bedraagt ten opzichte van
een situatie waarbij een handelsoorlog achterwege zou zijn gebleven (zie
figuur 3). Omgerekend zou de Nederlandse economie in deze periode in totaal
20 miljard euro door de neus zien worden geboord.
Figuur 3: Nederland zou in totaal 20 miljard euro mislopen aan
economische groei
Bron: Rabobank, NiGEM, Macrobond
Kanaal 1: exportsector
De Nederlandse economie krijgt door een handelsoorlog vanuit twee hoeken
klappen te verduren. Het eerste kanaal is de exportsector. Door
importtarieven van de Amerikanen zien Nederlandse exporteurs hun
exportprijzen oplopen en het exportaandeel op de Amerikaanse markten
afnemen. De export zou tot 2020 met 10 procentpunt minder hard groeien dan
in het basisscenario (figuur 4), maar de impact op de bijdrage aan de
economische groei wordt ook deels verzacht door lagere importen als gevolg
van hogere importprijzen (de EU slaat immers terug met tarieven van 20
procent op Amerikaanse goederen). Uiteindelijk ligt de totale netto
exportbijdrage (export minus import) ongeveer 28 procentpunt lager dan wat
er zou worden gerealiseerd zonder handelsoorlog.
Figuur 4: Nederlandse export krijgt een dreun
Bron: Rabobank, NiGEM, Macrobond
Kanaal 2: Hogere inflatie, lager beschikbaar inkomen huishoudens en
lagere bedrijfsinvesteringen
Behalve de exportsector worden ook Nederlandse huishoudens geraakt door een
handelsoorlog. Wordt er momenteel slechts een klein deel van de import
vanuit Amerika extra belast, bij een volledige handelsoorlog zouden de
importprijzen van alle Amerikaanse producten stijgen. Daarmee zouden
allerhande Amerikaanse goederen duurder worden, van sportschoenen, kleding,
auto’s, tot en met medicijnen en specialistische apparatuur in
ziekenhuizen. Vanwege de btw-verhoging die het huidige kabinet invoert
verwachten we al dat de inflatie in 2019 oploopt naar 2,4 procent, maar bij een
handelsoorlog stijgt deze in 2019 zelfs naar 4 procent (zie figuur 5). Dit
trekt vanzelfsprekend een wissel op het reëel beschikbaar inkomen van
huishoudens. Uiteindelijk weegt dit zwaar op de particuliere consumptie en
daarmee op de economische groei.
Figuur 5: Inflatie loopt op naar 4 procent in 2019
Bron: Rabobank, NiGEM, Macrobond
Kanttekeningen
Onze berekeningen komen sterk overeen met de effecten die
De Nederlandsche Bank (DNB) heeft doorgerekend, alleen doet zij wat gematigdere aannames over de
toename van de importtarieven. Bij zowel de berekeningen van DNB als onze
eigen berekeningen zijn echter kanttekeningen te plaatsen. Zo wordt in
beide analyses geen rekening gehouden met zogenoemde
exportsubstitutiemogelijkheden. Dit betekent dat Nederlandse exporteurs die
door de hogere Amerikaanse importtarieven zouden worden geconfronteerd met
een lager marktaandeel in de VS, alternatieve markten gaan aanboren, waarin
zij nog wel concurrerend genoeg zijn om te opereren. Maar deze verschuiving
zal niet op korte termijn optreden. Het kost immers tijd om zaken in een
land (in dit geval de VS) af te bouwen en elders nieuwe markten aan te
boren. Bovendien is dit een onvoorspelbaar en grillig proces, zoals de
reactie van sommige bedrijven op eerdere sancties laat zien.
Tegenover deze verzachtende omstandigheden staat dat de schade ook hoger
kan uitpakken dan in de analyses. Dit komt doordat een handelsoorlog
negatieve gevolgen heeft voor de potentiële groei van een land als de
economie minder open wordt. Uit de literatuur blijkt dat buitenlandse
directe investeringen (BDI) en handel (Zie Coe en Helpman, 1995 en Lee, 2005) twee kanalen zijn om te
profiteren van buitenlandse kennis. Zeker als de handel met en
investeringen uit de VS als mondiale technologische leider teruglopen, kan
dat ten koste gaan van de arbeidsproductiviteitsgroei in Nederland. Ook kan
een afname van de openheid van de economie een direct negatief
productiviteitseffect hebben via een minder efficiënte arbeidsdeling en
minder marktconcurrentie. Hierdoor nemen prikkels voor bedrijven om te
innoveren en efficiënt te opereren af.[3]
Blik vooruit: onzekerheid troef
Ondanks de recente afspraken tussen de VS en de EU blijft de toekomst rond
handelsbeperkingen onzeker. Uit onze analyse blijkt dat de impact van
tarieven op auto’s vermoedelijk beperkt zou zijn, maar dat een escalerende
handelsoorlog verstrekkende gevolgen zou hebben voor de Nederlandse
economie. Deze impact loopt vooral via het exportkanaal en hogere inflatie.
Daarnaast kunnen tweede-ronde-effecten optreden die niet of nauwelijks
worden meegenomen in huidige economische modellen. De inschattingen van een
handelsoorlog zijn onzeker, maar wat vaststaat is dat de Verenigde Staten
nog meer zullen leiden onder een handelsoorlog dan Nederland. Dat komt
doordat de handel van de VS met de hele wereld wordt geraakt, terwijl het
voor Nederland alleen gaat over handel met de VS. Het blijven hoe dan ook
spannende tijden voor de internationale handel en politiek.
Voetnoten
[1]
Verhandelde producten worden onder meer geclassificeerd aan de hand
het Harmonized System (HS). HS87 is de meest brede categorie met
auto-gerelateerd producten. Wij hebben de subcategorieën HS8702,
HS8703 voor auto’s, SUV’s gekozen en HS708 om ook onderdelen van
auto’s en trucks mee te nemen.
[2]
Op dit moment is er een tarief van 2,5 procent op auto’s en
dergelijken. Voor onder andere pick-up trucks heffen de VS al een
tarief van 25 procent, maar het percentage van de beoogde Europese
transportexporten naar de VS dat in deze laatste categorie valt is
beperkt.
Alcalá, F. and A. Ciccone (2004), Trade and productivity. The Quarterly journal of economics, 119(2), 613-646.
Coe, D.T., & Helpman, E. (1995), International R&D spillovers. European Economic Review, 39(5), 859–887.
Edwards, S. (1998), Openness, productivity and growth: what do we really know? The Economic Journal, 108(447), pp. 383-398.
Europese Commissie (2018), Comments by the European Union to the bureau of industry and security, office of technology evaluation, US department of
commerce.
Europese Commissie (2018), EU comments on US section 232 Cars investigation.
Erken et al (2018), The economic impact of a (partial) NAFTA breakdown,
Rabobank.
Erken et al (2018), Trump, Trudeau, Tariffs, Trade, Tijuana - The asymmetric impact of tariffs between the NAFTA partners, Rabobank.
H.P.G. Erken, M.Wijffelaars and P. Marey (2017), Why Trump’s protectionist trade agenda fails, Rabobank.
H.P.G. Erken, L. van der Hei, C. Prins (2018). Impact op Nederland van handelsconflict met de VS, Rabobank.
Lee, G. (2005), International R&D spillovers revisited, Open Economies Review, 16(3), 249-262.