Geluksbeleid verruimt het sociaaleconomische denkkader

Onderwerp:
Geluk

Afbeelding ‘Sarah and Andy’ van Danielle Wick Photography (CC BY-NC-ND 2.0).

Het Nederlandse sociaaleconomische beleid is vooral gericht op de productiekant van de economie. Dit heeft niet alleen geleid tot een scheve verdeling van de baten van de economische groei, maar mensen kunnen zich ook lastig met het beleid identificeren. De net uitgebrachte Monitor Brede Welvaart van het CBS is daarvoor niet genoeg, zo is ook bij de behandeling in de Tweede Kamer gebleken. Triodos-economen van de Belt en Stegeman pleiten voor een verbreding van de maatschappelijke agenda. Geluk moet een expliciete doelstelling worden van het Nederlandse sociaaleconomisch beleid.

In de Nederlandse politiek is weinig aandacht voor subjectief welzijn, ofwel geluk. Ons sociaaleconomische beleid is volgens de SER gericht op 1) een evenwichtige economische groei, passend bij het streven naar duurzame ontwikkeling, 2) een zo groot mogelijke arbeidsparticipatie en 3) een redelijke inkomensverdeling (SER, 2015). Operationalisatie van beleidsvoornemens in onder andere verkiezingsprogramma’s en regeerakkoorden wordt getoetst op basis van de macromodellen van het Centraal Planbureau (CPB). In deze modellen is de werking van de arbeidsmarkt cruciaal. Het concept van de evenwichtswerkloosheid, de zogenaamde NAIRU (Non-Accelerating Inflation Rate of Unemployment) heeft daarbij grote invloed op de beleidseffecten op de arbeidsmarkt, van loonvorming tot arbeidsparticipatie.
Het recente debat over de Monitor Brede Welvaart heeft ook laten zien dat politici gevangen zitten in het huidige denkraam: het ging vooral over koopkracht. Daar waar het over andere onderwerpen ging, was vaak de doelstelling van beleid niet expliciet, waardoor het ook niet mogelijk was het kabinet erop af te rekenen.

De beleidsagenda

In grote lijnen betekent ‘goed’ beleid in modeltermen beleid dat leidt tot een lagere evenwichtswerkloosheid, hogere arbeidsparticipatie en een flexibeler arbeidsmarkt. Maar is dergelijk beleid ook “goed” als geluk als uitgangspunt wordt genomen?
 
Evenwichtige groei

De eerste doelstelling van het sociaaleconomische beleid is een evenwichtige economische groei passend in het streven naar duurzame ontwikkeling. Vanuit geluksperspectief is het eigenlijk alleen mogelijk te oordelen over economische groei, niet over de duurzaamheid ervan. Het laatste vraagt namelijk niet alleen een beoordeling over de (brede) welvaart nu, maar ook die in de toekomst en de consequenties van ons handelen hier, voor geluk elders op de wereld.

Economische groei maakt het makkelijker om volledige werkgelegenheid te bereiken en sociale vangnetten te implementeren. Dat helpt geluk. Vaak wordt verondersteld dat geld gelukkig maakt, omdat individuen meer goederen en diensten kunnen kopen. Onderzoek toont echter aan dat dit genuanceerder ligt. Hoewel rijke mensen op een bepaald tijdstip gemiddeld gelukkiger zijn dan arme mensen, bestaat er in welvarende landen door de tijd heen geen relatie tussen geluk en inkomen. Ondanks een substantiële economische groei in de afgelopen decennia, is het gemiddelde geluksniveau nauwelijks toegenomen (Easterlin, 1974). Terwijl de omvang van de economie oneindig kan toenemen (de limieten van de aarde buiten beschouwing latende) geldt dit niet voor ons geluksniveau. Het marginale nut van geld neemt af. Andere factoren, zoals goed onderwijs, een goede gezondheid, sociale relaties en milieu en de leefomgeving worden belangrijker (Stiglitz et al, 2009). Bovendien maakt het uit hoe de groei tot stand komt en waar de groei terecht komt. Als groei gepaard gaat met toenemende onzekerheid en minder keuzevrijheid van burgers, of als de economische groei vooral bij de overheid of bedrijfsleven neerslaat, dan kan groei zelfs contra geluk werken. Groei om groei hoeft geluk niet per se te helpen. Door in sociaaleconomisch beleid te focussen op groei, wordt de geluksbeleving dus niet per se gemaximaliseerd.

Arbeidsparticipatie
Naast economische groei is het sociaaleconomische beleid in Nederland ook gericht op een zo groot mogelijke bruto arbeidsparticipatie. Het vergroten van de arbeidsparticipatie kan een positieve invloed hebben op het welzijn van individuen en de samenleving als geheel. Onvrijwillige werkloosheid verlaagt het subjectieve welzijn van de werkloze individu (Blanchflower, 2014). Het brengt psychologische en sociale kosten met zich mee, bovenop de afname van de materiële levensstandaard (Frey en Stutzer, 2002; Clark en Oswald, 1994; Winkelmann en Winkelmann, 1998). Bovendien werkt het effect van werkloos worden lang door op het individuele welzijn. Zelfs als iemand na een periode van werkloosheid een nieuwe baan vindt, verdwijnt de pijn van ontslag niet helemaal (Clark, 2003). Dat onvrijwillige werkloosheid slecht is voor de geluksbeleving, wil overigens niet zeggen dat een overheid mensen moet dwingen om te werken. Verplichte arbeidsparticipatie kan leiden tot verschraling van sociale cohesie en het welzijn negatief beïnvloeden.
Gezien de negatieve impact van werkloosheid is het van cruciaal belang om mensen van baan naar baan te helpen. Scholing kan hierbij helpen. Uiteraard is scholing voor de huidige functie – waarover in de meeste cao’s afspraken voorkomen – van belang, maar vooral brede scholing vergroot de algemene inzetbaarheid van de werknemer en daarmee de kansen op de arbeidsmarkt. Dit laatste wordt steeds belangrijker. Door de flexibilisering van de arbeidsmarkt, de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd en technologische ontwikkelingen neemt de kans op werkloosheid toe. Het wordt steeds belangrijker de mobiliteit van werknemers te vergroten. De overheid kan hierbij een ondersteunende rol spelen. Dit zal zowel direct als indirect goed uitpakken voor de geluksbeleving.
 
Inkomensverdeling
Over het feit of een redelijke inkomensverdeling al dan niet bijdraagt aan geluk zijn economen het nog niet eens. Wel kan worden gesteld dat een zekere mate van inkomensherverdeling gewenst is, bijvoorbeeld in de vorm van werkloosheidsuitkeringen (door de overheid en/of vakbonden), die de negatieve consequenties van werkloosheid deels kunnen ondervangen. WW-uitkeringen kunnen financiële zekerheid bieden en dit is goed voor het geluksgevoel. De WW-uitkeringen moeten echter niet te laag zijn, omdat ze dan niet worden aangevraagd. WW-uitkeringen moeten ook niet te hoog zijn, omdat ze anders mensen ervan kunnen weerhouden een nieuwe baan te zoeken (Vodopivec et al, 2003).
Bezwaren dat geluk niet te gebruiken is als richtsnoer voor beleid, omdat het niet goed meetbaar of nauwelijks te sturen is gaan niet op, zo heeft onderzoek in de afgelopen decennia laten zien.

Verbreding van de maatschappelijke agenda door een geluksperspectief

Veenhoven (2016) heeft al eerder betoogd dat de huidige agenda voor sociaaleconomisch beleid tekortschiet voor geluk. Hij pleit voor een verbreding van de beleidsagenda door meer aandacht voor goed bestuur, het vergroten van de keuzevrijheid van burgers en geestelijke gezondheidszorg. Wij denken ook dat het huidige sociaaleconomisch beleid zelfs in een de relatief enge agenda zoals gedefinieerd door de SER gebaat is bij een expliciete geluksbril. Dit geeft een beter beeld van de effecten van beleid en zorgt voor een eerlijkere verdeling van de baten van economische groei. Daarnaast zullen burgers zich makkelijker met dit beleid kunnen identificeren. Wij pleiten er dan ook voor om geluk van burgers toe te voegen aan het rijtje van doelstelling voor sociaaleconomisch beleid.
 
De huidige doelstellingen zijn vooral gericht op de productiekant van de economie. Dit heeft geleid tot beleid waarvan vooral bedrijven de vruchten hebben geplukt. Bovendien heeft dit beleid, zoals we hiervoor hebben besproken, niet automatisch tot meer geluk voor mensen geleid. Door geluk van burgers als expliciete doelstelling aan het rijtje van sociaaleconomische beleidsdoelstellingen toe te voegen, wordt de focus meer naar mensen verlegd. “Goed’ sociaaleconomisch beleid is niet langer beleid dat volgens CPB-modellen de hoeveelheid werk en daarmee het groeipotentieel vergroot. “Goed” sociaaleconomisch beleid voldoet in de basis aan twee principes: het vergroot de hoeveelheid werk en het leidt tot extra geluk door de kwaliteit van werk te verbeteren en een goede work-life balans te waarborgen.
 
In de afgelopen decennia is de kloof tussen de burger en de politiek-bestuurlijke elite gegroeid. Volgens grote delen van de bevolking staat de elite op afstand en heeft het vooral oog voor haar eigen belangen. Burgers voelen zich niet gehoord in de in hun ogen belangrijke kwesties en ze hebben te weinig geprofiteerd van economische groei. Dat roept wrevel op en brengt een stabiele samenleving in gevaar, terwijl dit van groot belang is voor onze toekomstige welvaart en welzijn. Door sociaaleconomisch beleid meer te richten op geluk, is het beleid automatisch meer gericht op zaken die er voor de gewone man toe doen. Het beleid zal erop gericht zijn om zaken die mensen dwars zitten te verhelpen en zo hun welzijn te verbeteren. Dit kan het gevoel wegnemen dat de politiek-bestuurlijke elite alleen oog heeft voor haar eigen belangen en de kloof tussen burger en politiek verkleinen.
Bezwaren dat geluk niet te gebruiken is als richtsnoer voor beleid, omdat het niet goed meetbaar of nauwelijks te sturen is gaan niet op, zo heeft onderzoek in de afgelopen decennia laten zien. Geluk kan gemeten worden door ernaar te vragen. Uit onderzoek blijkt dat antwoorden op deze vragen valide, betrouwbaar en vergelijkbaar zijn (Veenhoven, 1998). Tevens is inmiddels bekend welke factoren bijdragen aan de subjectieve geluksbeleving van mensen. Doordat de voorwaarden voor geluk bekend zijn, is het mogelijk om geluksverhogend beleid uit te stippelen en de effectiviteit van dit beleid vast te stellen.

Conclusie

‘Toen was geluk nog heel gewoon’, zo luidt de titel van een in het verleden langlopende Nederlandse Tv-serie. En wellicht geldt dat ook voor sociaaleconomisch beleid. Zo lang werk niet leidt tot werkonzekerheid en zo lang inkomensstijgingen nog iets toevoegen aan welbevinden en de baten van groei goed worden verdeeld kan een sociaaleconomische agenda zonder expliciete geluksdoelstelling. Maar dat de huidige drie uitgangspunten leiden tot meer breder ervaren welbevinden is inmiddels geen zekerheid meer. Geluk meenemen in beleid is daarom de weg om geluk ook in de toekomst weer gewoon te maken. Maar dan als uitgangspunt van beleid. Net als toen.

Referenties


Blanchflower D.G., D.N.F. Bell, A. Montagnoli en M. Moro (2014). The happiness trade-off of unemployment and inflation. Journal of Money Credit and Banking, 46(2), pp 117-141.
 
Clark, A. E. (2003). Unemployment as a Social Norm: Psychological Evidence from Panel Data. Journal of Labor Economics, 21(2), pp 323–351
 
Clark, A. E. en A. J. Oswald (1994). Unhappiness and Unemployment. Economic Journal, 104(424), pp 648–659.
 
Easterlin, R.A. (1974). Does economic growth improve the human lot? Some empirical evidence. In Paul A.D en M.W. Reder. Nations and Households in Economic Growth: Essays in Honor of Moses Abramovitz. New York: Academic Press, Inc.
 
Frey, B. S. en A. Stutzer (2002). What Can Economists Learn from Happiness Research? Journal of Economic Literature, 40(2), pp 402–35.
 
SER (2015). Meerjarenperspectief 2025, 23 maart 2015. SER, Den Haag
 
Stiglitz, J.E., A. Sen en J. Fitoussi (2009). Report by the Commission on the Measurement of Economic Performance and Social Progress. Paris: The Commission on Economic Performance and Social Progress
 
Veenhoven, R. (2016). Sturen op geluk in Sociaal-economisch beleid. Economisch Statistische Berichten, 4742S, pp. 25-28.
 
Veenhoven, R. (1998). Vergelijken van geluk in landen. Sociale Wetenschappen, 1998, 41, pp 58-84
 
Vodopivec, M., A. Worgotter en R. Dhushyanth (2003). Unemployment benefits systems in Central and Eastern Europe: a review of the 1990s. Soc. Prot. And Lab Policies technical notes 26307, The World Bank.
 
Winkelmann, R. en L. Winkelmann 1998. Why Are the Unemployed So Unhappy? Evidence from Panel Data. Economica, 65(257), pp. 1–15.

Te citeren als

Ruth van de Belt, Hans Stegeman, “Geluksbeleid verruimt het sociaaleconomische denkkader”, Me Judice, 31 mei 2018.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding

Afbeelding ‘Sarah and Andy’ van Danielle Wick Photography (CC BY-NC-ND 2.0).

Ontvang updates via e-mail