Waarom heeft ING een band met Unicef?
ING Bank heeft al meer dan tien jaar een partnerschap met Unicef. De bank
doneert niet alleen geld aan het goede doel, maar staat haar ook nog eens
met raad en daad terzijde. De partners geven meer dan 335.000 jongeren in
zes landen toegang tot onderwijs. Kwetsbare, gemarginaliseerde jongeren
krijgen daardoor een kans (zie
ING). Neem Mohamed. Toen hij 11 jaar was had hij geen besef van school. Het
enige dat hij kende was het hoeden van schapen. Het UNICEF/ING-programma
stelde hem in staat bij te dragen aan het gezinsinkomen en tegelijkertijd
naar school te gaan. Het pakte goed uit. Als 19-jarige studeert Mohamed
inmiddels medicijnen. “Ik dank mijn toekomst aan ING”, aldus de aankomend
arts. Als kind had hij hier zelfs niet van kunnen dromen.
De aanpak van ING past in het beeld van de terugtrekkende overheid en de oproep tot empathie die steeds meer wordt gehoord in onze samenleving.
Waarom investeert een bank grote sommen geld in de toekomst van
honderdduizenden kinderen in, onder meer, Zambia, Indonesië, Nepal of
Kosovo? Een cynicus zal opmerken dat ING Bank daarmee het, door de
financiële crisis geschade, imago probeert op te poetsen. Hoewel dit niet
geheel bezijden de waarheid is, schiet de verklaring te kort. De bank
gebruikt het programma om binding te creëren met haar eigen medewerkers.
Via marathons en andere loopwedstrijden zamelen zij geld in voor Unicef.
Ook draagt het programma bij aan het versterken van de onderwijsstructuur
in de deelnemende landen. De aanpak van ING past daarnaast in het beeld van
de terugtrekkende overheid en de oproep tot empathie die steeds meer wordt
gehoord in onze samenleving. Met het partnerschap geeft de bank gehoor aan
de roep om maatschappelijke verantwoordelijkheid en betrokkenheid in het
bedrijfsleven, bijvoorbeeld in het kader van de realisering van de
internationale doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (de UN Sustainable
Development Goals).
Oproep tot empathie
Dat de roep om empathie aan kracht wint blijkt onder meer uit het boek dat
GroenLinks leider Jesse Klaver deed uitkomen in verkiezingstijd, getiteld De empathische samenleving. Daarin pleit hij voor een toename van
onderlinge warmte en betrokkenheid om de oprukkende onverschilligheid een
halt toe te roepen. Dat linkse partijen niet het alleenrecht hebben op
empathie blijkt wel uit de oproep van de Belgische liberaal Gwendolyn
Rutten. Zij tracht met een beroep op de empathie de saamhorigheid en
‘volkseigenheid’ onder de Belgen te versterken. Recent verscheen een
kritisch antwoord op deze golf van (oproepen tot) warmte en betrokkenheid
door de Belgische filosoof en bio-ethicus, Ignaas Devisch: Het empathisch teveel. De auteur beargumenteert in een soepele
stijl dat we geen tekort hebben aan empathie, maar juist een overvloed. Er
gaat geen dag voorbij waarop wij niet worden aangesproken op ons vermogen
tot medeleven. Talloze voorbeelden komen voorbij, zoals de 7-jarige Viktor
Ameys. Hij heeft een zeldzame ziekte, voor de genezing waarvan moet worden
teruggevallen op een schrikbarend duur medicijn. Of Aylan Kurdi, de peuter
die aanspoelde op een Turks strand. Ook dieren spreken tot de verbeelding,
zoals de aankomst in Nederland van de panda’s Wu Wen en Xing Ya liet zien.
Medeleven te over. We worden aangesproken met beelden die herkenbaar en
invoelbaar zijn – en we laten ons daar ook door aanspreken.
Kan er sprake zijn van te veel empathie?
Om tot een heldere analyse te komen omschrijft Devisch, zoals een goed
filosoof betaamt, zijn onderwerp nauwkeurig.
Empathie is het vermogen je in te leven en mee te voelen met wat je
denkt dat de belevingswereld van anderen is.
Deze definitie sluit nauw – maar niet helemaal – aan bij Adam Smith’Theory of Moral Sentiments en David Hume’s A Treatise of Human Nature. Het begrip verwijst naar onze
capaciteit om ons te verplaatsen in de ander
[1]
en rekening te houden met zijn of haar gevoelens. Volgens Smith beschikken
we allemaal over dit vermogen. De kern van het door hem gehanteerde
‘sympathy’ – dat dezelfde connotatie heeft als het door ons gehanteerde
begrip ‘empathie’ – is, dat wij ons kunnen verplaatsen in de ander. Wij
kunnen, aldus Smith, cognitief indenken wat de ander voelt. We kunnen zelfs
meevoelen en doen dat ook regelmatig. De vloedgolf aan prikkels gericht op
ons inlevingsvermogen, zo betoogt Devisch, leidt tot emotionele
overbelasting en afstomping. Stalin wist het al, zo citeert Devisch een
veel aangehaalde uitspraak van de dictator: ‘De dood van één mens is een
tragedie. Een miljoen doden is een statistiek’ Die overvloed kan zelfs
gevaarlijke trekken krijgen als zij de solidariteit en rechtvaardigheid in
onze samenleving bedreigt. Die samenleving dient namelijk te worden
bestuurd op basis van rationele argumenten waarin het uitvergrote (on)geluk
van het individu niet de maat der dingen mag zijn. Vanzelfsprekend, zo
stelt de auteur, is empathie vereist. Het is de Haarlemmerolie die de
menselijke interactie smeert en ons samenleven leefbaar houdt. Als emoties
de overhand krijgen in publieke besluitvorming, regeert echter de
willekeur. Devisch pleit dan ook voor ‘werkbare onverschilligheid’.
Een schurend betoog
Hoe vaker Devisch evenwel aangeeft dat onze samenleving ernstig wordt
bedreigd als de emoties regeren, hoe meer zijn betoog gaat schuren. Anders
dan met zijn vorige boek
Rusteloosheid
[2], is het de vraag of Het empathisch teveel wel een echt
maatschappelijk vraagstuk adresseert. Waar we anno 2017 vrijwel collectief
een rusteloos bestaan najagen, met alle positieve en negatieve gevolgen van
dien, daar lijken de maatschappelijke implicaties van ‘het empathisch
teveel’ verwaarloosbaar klein. Devisch blaast de ballon van medeleven groot
op, om hem vervolgens te laten knallen. Dat hij het verschijnsel daarbij
van alle kanten deskundig en toegankelijk belicht, siert hem als een
filosoof, maar je kunt het gevaar van een vloedgolf van empathie ook
overdrijven. Een samenleving als de onze, met relatief goed werkende
instituten, taxeert menselijke emoties op hun waarde in
besluitvormingsprocessen met een publieke werking. Ministeries nemen geen
op emoties gebaseerde besluiten, rechters houden het hoofd erbij en ook de
wetgevende macht laat zich niet gek maken.
Verbinding
Ook in de private sector kan ING Bank goed uitleggen waarom een
partnerschap met Unicef rationeel verantwoord is – ook al maakt de bank
haar verhaal klein en aansprekend door Mohamed uitgebreid te portretteren.
Net als met Viktor, Aylan of de Russische soldaat verbinden klanten en
medewerkers zich eerder met herkenbare voorbeelden, dan met onpersoonlijke
programma’s. De bank stelt zich open voor de noden van Unicef en de
kinderen die door Unicef worden gesteund zonder afbreuk te doen aan de
belangen van het bedrijf. Daarmee toont ING Bank aan dat het inleven in de
belangen van het goede doel en de beneficianten daarvan geen louter op
emoties gestoelde beslissing is.
Empathie adresseert vraagstukken waarover in een verantwoorde samenleving dient te worden gesproken en waarbij solidariteit, rechtvaardigheid en medemenselijkheid tegen elkaar worden afgewogen.
De aanpak van ING kenmerkt zich door trekken
van agapè – naast eros en philia de derde vorm van liefde voor anderen.
Agapè wordt daarbij vaak gezien als de liefde van de gave en de bloei van
anderen die daarmee wordt bewerkstelligd. Mohamed is het voorbeeld bij
uitstek. Tegelijkertijd, zo geeft de Amsterdamse hoogleraar Govert Buijs
(2012) aan, vooronderstelt agapè niet alleen de gerichtheid op een ander,
maar ook de gedeelde vreugde over het realiseren van de nagestreefde bloei.
Daarmee veronderstelt het begrip ook een zekere vrijheid. Partijen kunnen
uit het verband stappen als het niet beantwoordt aan de verwachtingen
[3]. Agapè is daarnaast veranderingsgericht en vergt tijd, soms veel tijd.
Zonder uitzondering zijn dit kenmerken die karakteristiek zijn voor de
samenwerking tussen ING Bank en Unicef. Dat beide partijen in staat zijn
gebleken zich in te leven in de behoeften van de jongeren en in de denk- en
leefwereld van de contractpartner is bemoedigend. Het toont dat medeleven
voor de problemen en uitdagingen van jongeren serieus genomen wordt, zonder
dat dit leidt tot louter emotieve of irrationele standpunten. Integendeel.
Door het empathisch vermogen en het daadwerkelijk meeleven – tot
uitdrukking komend in het handelen van partijen – van elkaar te scheiden,
kan het begrip aan helderheid winnen.
De 'moral sentiments' van Adam Smith
Daarmee kom ik terug bij Adam Smith. Hij maakt onderscheid tussen het
vermogen tot inleven in anderen en het gevoel – en eventueel het handelen –
dat daar de resultante van is. Het begrip ‘empathie’ – opgevat als het
(beperkte) vermogen dat ons ter beschikking staat om ons in te leven in
anderen, hun noden, behoeften en gevoelens – kan uitstekend als een
zoeklicht dienen. Zo kunnen we ons proberen in te leven in Victor Ameys en
in zijn ouders, in het lot van vluchtelingen, of in de slachtoffers van
concentratiekampen en het levend houden van hun nagedachtenis. Het
adresseert vraagstukken waarover in een verantwoorde samenleving dient te
worden gesproken en waarbij solidariteit, rechtvaardigheid en
medemenselijkheid tegen elkaar worden afgewogen. Het begrip valt echter
niet samen met een situatiebeschrijving. Wie telkens direct toegeeft aan
individueel, confronterend leed, maakt zich schuldig aan intellectuele
gemakzucht
[4]. Daar plaats ik de rationele empathie van ING Bank en Unicef
tegenover: een medeleven dat niet louter is gebaseerd op gevoelens, maar
juist haar grondslag vindt in een weloverwogen analyse van de situatie en
een bereidheid om daar langjarig als gelijkwaardige partners aan te werken.
Aan dergelijke vormen van empathie hebben we eerder een tekort dan een
teveel.
Voetnoten:
[1]
Verwijzend naar een bijdrage van Van de Sande geeft Devisch terecht
aan dat we ons nooit en te nimmer volledig kunnen inleven in de
ander. Empathie is zowel beperkt als historisch en cultureel
bepaald. Een man kan nooit [cursivering toegevoegd, HH]
helemaal bevatten wat seksisme is, terwijl wij die leven in
vrijheid geen beeld hebben bij wat het is om in Dachau of de Goelag
Archipel te hebben moeten overleven. Het is letterlijk
onvoorstelbaar. Ons inlevingsvermogen en onze verbeelding laten ons
hier in de steek.
[2]
Zie mijn bespreking van zijn boek in Me Judice (mei 2016) getiteld
‘Dilemma’s van een druk-druk-druk samenleving’.
[3]
Anders dan bij de traditionele charitas die, aldus ook Devisch, de
hulpbehoevende in een afhankelijke positie plaatst, is bij agapè
sprake van gelijkwaardigheid. Daarmee onderscheidt agapè zich van
het persoonlijk appèl dat, volgens de Franse filosoof Emmanuel
Levinas, een hulpbehoevende op u of mij doet als deze ons recht
aankijkt.
[4]
Een voorbeeld van iemand die dat niet doet is de Nijmeegse
emeritus-hoogleraar ethiek Paul van Tongeren. In Trouw vertelde hij
recentelijk over vergelijkbare gevallen in termen van een
‘tragedie’, maar niet een tragedie die onmiddellijk door de
overheid dient te worden weggenomen door exorbitant dure medicijnen
te gaan vergoeden.
Referenties:
Buijs, G., 2012, Publieke liefde, inaugurele rede, 3 februari
2012, Vrije Universiteit, Amsterdam.
Devisch, I., 2017, Het empathisch teveel, Amsterdam, De Bezige Bij
Ditrmars, A. van, 2017, “Hoe duur mag een medicijn zijn?”, Trouw, 2 november 2017
Hume, D., 2000, A Treatise of Human Nature, Oxford, Oxford
University Press
Levinas, E., 2003, Het menselijk gelaat, Ambo/Anthos, Amsterdam
Smith, A., 2010, Theory of Moral Sentiments, Penguin, London
Te citeren als
Harry Hummels, “Gulle bedrijven en het vermeende teveel aan empathie”,
Me Judice,
24 november 2017.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘Debisa Addis, 13’ van UNICEF Ethiopia (CC BY-NC-ND 2.0).