Inleiding
Het CPB heeft in mei dit jaar de effecten van het Hoofdlijnenakkoord op een rijtje gezet. Daarbij werden de budgettaire voornemens van het kabinet Schoof afgezet tegenover een basispad dat bestond uit het doortrekken van het begrotingsbeleid van het kabinet Rutte IV. Uit de berekeningen van het CPB bleek dat het kabinet Schoof minder (4,2 miljard euro) wil uitgeven in 2028 dan Rutte IV gedaan zou hebben. De lasten voor de burger blijven vrijwel ongewijzigd. Het financieringstekort zal daardoor lager uitkomen, namelijk op 2,7 procent van het nationaal inkomen (in plaats van 3,1 procent). De overheidsschuld komt eveneens lager uit.
Het begrotingsbeleid van Schoof steekt dus gunstig af tegen het begrotingsbeleid van Rutte IV. Toch hadden veel economen, ook na de doorrekening van het CPB, kritiek op het Hoofdlijnenakkoord.
Trendmatig begrotingsbeleid stabiliseert de conjunctuur
Het zou echter een geruststelling voor economen moeten zijn dat dit kabinet vastbesloten lijkt het zogeheten trendmatige begrotingsbeleid toe te passen, wat sinds 1994 in Nederland wordt gevolgd. Dit beleid was voorgesteld in een rapport van de studiegroep begrotingsruimte uit 1993. Dit werkt als volgt (zie ook Meijdam en Verbon, 1993). Eerst wordt er een norm voor het financieringstekort bepaald. Het Hoofdlijnenakkoord kiest voor een variërend tekort dat uitkomt op 2,7 procent van het nationaal inkomen aan het eind van de kabinetsperiode. Vervolgens worden dan de uitgaven en de (belasting)inkomsten zodanig bepaald dat die tezamen het gewenste financieringstekort per jaar opleveren. De clou is nu dat die uitgaven niet overschreden mogen worden. Als bijvoorbeeld het ministerie van VWS de begrote zorguitgaven overschrijdt, zal het ministerie op zijn eigen begroting een compensatie moeten vinden.
Dat geldt in beginsel niet voor de belastinginkomsten. Gegeven de tarieven voor de belastingen kunnen de opbrengsten om conjuncturele redenen tegenvallen. Volgens de regels van het trendmatige begrotingsbeleid hoeft de overheid deze tegenvallers niet te compenseren. Omgekeerd, als de belastinginkomsten meevallen, mag de overheid de extra inkomsten niet uitgeven. Dit impliceert dat er een automatisch stabiliserende werking van de overheidsbegroting uitgaat.
Ondanks gunstige doorrekening van het CPB: kritiek van economen
Onder het kabinet Schoof valt het begrotingstekort in 2028 dus lager uit dan bij ongewijzigd beleid van kabinet Rutte IV. Maar dit stelt veel economen niet gerust. Jasper van Dijk en Vinzenz Ziesemer reproduceerden in de ESB het CPB-resultaat dat het financieringstekort en dus ook de schuld lager uitkomt dan het onder het beleid van Rutte IV zou zijn geweest. Maar, volgens de auteurs zal, door het terugdraaien van intensiveringen in onderzoek en onderwijs en het afschaffen van het Nationaal Groeifonds, de economische groei onder het kabinet Schoof lager zijn dan onder kabinet-Rutte IV. Op de duur zal daardoor de last van de overheidsschuld alsnog toenemen.
Dit roept de vraag op hoe zeker het is dat een Nationaal Groeifonds gebruikt wordt voor investeringen die rendement opleveren? Meer in het algemeen, hoe weet een econoom welk beleid tot economische groei leidt en welk beleid niet? De economische theorie heeft geen stevige reputatie bij het voorspellen en verklaren van economische groei. De neoklassieke theorie à la Robert Solow (1956) verklaart voornamelijk wanneer en waarom economische groei ophoudt. Volgens de endogene groeitheorie kan de economie permanent blijven groeien als er maar goede ideeën zijn. De economen Nicholas Bloom et al. laten echter zien dat dit soort ideeën steeds moeilijker te vinden zijn.
Het angstbeeld van een permanent stijgende schuld zal bij het begrotingsbeleid van Schoof geen werkelijkheid worden, zolang het kabinet zich aan het in het Hoofdlijnenakkoord afgesproken trendmatige begrotingsbeleid houdt.
Mijn idee is dat we niet vooraf weten wat goed is voor de economische groei van Nederland. Neem eens de beperking van de instroom van migranten waar de coalitiepartijen elkaar op gevonden hebben. Als het kabinet hierin zou slagen, kan dat de druk op de beperkte ruimte en de krapte op de woningmarkt verminderen. Daarnaast kunnen de overheidsuitgaven aan bijstand afnemen. Al deze en andere effecten tezamen zouden óók een positief effect op de economische groei kunnen hebben.
Het trendmatige begrotingsbeleid en de EU
Volgens Bas Jacobs in EW-magazine houdt het kabinet Schoof zich niet aan de begrotingsregels van de EU. Een belangrijk kenmerk van het trendmatige begrotingsbeleid is echter dat, als het (trendmatige) financieringstekort op een niveau lager dan 3 procent van het nationaal inkomen wordt gezet, het ook automatisch voldoet aan het tekortcriterium van het Europese stabiliteitspact. Dat geldt echter alleen in trendmatige zin. Bij conjuncturele tegenvallers kan het feitelijke financieringstekort boven de 3 procent uitkomen. In dat geval kan Nederland in een zogeheten referentietraject van de EU terechtkomen, waarbij de regering vier jaar de tijd krijgt om de begroting aan te passen.
Om dit te voorkomen is in het Hoofdlijnenakkoord afgesproken dat als het financieringstekort 3 procent dreigt te overschrijden, er additionele maatregelen genomen moeten worden, waarbij eerst naar uitgavenvermindering wordt gekeken. Daarmee wordt dus de garantie afgegeven dat deze coalitie zich aan de begrotingsregels van de EU zal houden. Het impliceert wel dat het voorgenomen beleid in 2026 niet kan worden uitgevoerd. Er zullen uitgavenverminderingen voor dat jaar moeten worden gezocht, aangezien volgens de doorrekening van het CPB in dat begrotingsjaar het financieringstekort boven de 3 procent uitkomt.
Dat had wellicht voorkomen kunnen worden als voor een lager trendmatig en constant tekort was gekozen, hoewel ook dan om conjuncturele redenen het feitelijke financieringstekort boven de maximumnorm van 3 procent kan uitkomen. Maar ook bij de ontwikkeling van het financieringstekort, zoals door het CPB berekend, zal de overheidsschuld niet in de richting van die van de Zuid-Europese lidstaten evolueren. Dit laatste beweerde economisch journalist Menno Tamminga. Bij een nominale economische groei van 4 procent structureel zal de overheidsschuld op langere termijn ver onder de 100 procent blijven, hoewel niet onder de 60 procent. Kortom, het angstbeeld van een permanent stijgende schuld zal bij het begrotingsbeleid van Schoof geen werkelijkheid worden, zolang het kabinet zich aan het in het Hoofdlijnenakkoord afgesproken trendmatige begrotingsbeleid houdt.
Heeft Nederland een populistische leider gekregen?
Veel van de kritiek die economen hebben geuit op het Hoofdlijnenakkoord lijkt subjectief. Naast de kritiek van Jacobs, ziet ook Cees de Geest dat het Hoofdlijnenakkoord leunt op populisme. De Geest verwijst daarbij naar Funke et al. (2023) die laten zien dat populistische leiders lagere economische groei en een afbraak van democratische instituties bewerkstelligen. Het is de vraag of Nederland met Dick Schoof een populistisch leider heeft gekregen. Ik lees in het Hoofdlijnenakkoord ongeveer om de andere bladzijde dat het waarborgen van de democratische rechtsstaat een onmisbare randvoorwaarde is voor de regering. We moeten het kabinet Schoof een eerlijke kans geven te doen waar een groot deel van de Nederlandse kiezers voor heeft gekozen.
Referenties
Nicholas Bloom, Charles I. Jones, John Van Reenen en Michael Webb, Are Ideas Getting Harder to Find?, American Economic Review 2020, 110(4): 1104–1144.
CPB, Analyse hoofdlijnenakkoord 2025-2028, mei 2024.
Jasper van Dijk en Vinzenz Ziesemer, Hoofdlijnenakkoord mist structurele groeiplannen terwijl schuld oploopt, ESB, 30 mei 2024, blz. 282-284.
Manuel Funke, Moritz Schularick en Christoph Trebesch, Populist Leaders and the Economy, American Economic Review 2023, 113(12): 3249–3288.
Cees de Geest, Hoe populistisch is het hoofdlijnenakkoord? Me Judice, 8 juni 2024.
Hoofdlijnenakkoord tussen de fracties van PVV, VVD, NSC en BBB, 16 mei 2024.
Bas Jacobs, Waarom het akkoord bewijst dat de vier partijen elkaar niet vertrouwen, EW-magazine, 17 mei 2004.
A.C. Meijdam en H.A.A. Verbon, Tussen tijdpad- en trendmatig begrotingsbeleid, ESB, 28 juli 1993, blz. 683-687.
Robert Solow, A Contribution to the Theory of Economic Growth, The Quarterly Journal of Economics 1956, 70 (1): 65-94
Studiegroep begrotingsruimte, Advies over het te voeren begrotingsbeleid, 7 juli 1993
Menno Tamminga, Zijn schulden gezond? Dat wordt de grote clash tussen Geert Wilders en de VVD, Wynia’s Week, 17 juli 2024
Te citeren als
Harrie Verbon, “Het kabinet Schoof verdient een kans”,
Me Judice,
5 augustus 2024.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Meeting of the North Atlantic Council at the level of Heads of State and Government, Indo-Pacific Partners and the European Union - Washington Summit. Door '
Nato North Atlantic Treaty Organization's photostream'.