Inleiding
De Nederlandse economie en samenleving zijn sterk afhankelijk van arbeid in en uit andere landen. Mensen in andere landen maken spullen die via handel naar Nederland komen. Steeds vaker worden ook diensten vanuit het buitenland geleverd; denk aan de zakelijke dienstverlening zoals ict. Zo werkten in 2015 volgens schattingen van het CBS alleen al in China ruim een miljoen mensen ten behoeve van consumptie in Nederland (CBS 2015). Daarnaast werken mensen uit andere landen in allerlei sectoren hier, zoals de bouw, de techniek, de logistiek en steeds vaker de zorg. Volgens schattingen gaat het om ongeveer één op de tien werkenden in Nederland.
De wereldbevolking gaat echter ingrijpend veranderen – en daarmee ook het wereldwijde aanbod van arbeid (figuur 1). De beroepsbevolking krimpt in landen waarmee Nederland nu nauwe banden heeft via handel en arbeidsmigratie. In andere gebieden op de wereld groeit de beroepsbevolking juist, en neemt het aanbod van arbeid toe.
Figuur 1. Beroepsbevolking (15-64 jaar) in miljarden.
Bron: VN 2024
Deze grote mondiale demografische veranderingen zal ook Nederland gaan voelen. De veranderingen zijn ingrijpend maar ook goed voorspelbaar. In een recent rapport betoogt de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) daarom dat het verstandig is om te anticiperen op aankomende grootschalige veranderingen in het wereldwijde arbeidsaanbod (WRR 2025). De Raad adviseert om tijdig en gericht met de mondiale demografie mee te bewegen door intensievere handels-, ontwikkelings-, en arbeidsmigratiebanden aan te gaan met landen met (toekomstig) demografisch dividend.
De wereldbevolking in transitie
De drijvende kracht achter de mondiale demografische veranderingen is de demografische transitie: de overgang van een bevolking met hoge geboorte- en sterftecijfers naar een bevolking met lage geboorte- en sterftecijfers. Dankzij een betere hygiëne, zorg, en voedselproductie daalt eerst het (kinder)sterftecijfer. Enkele decennia later daalt, in reactie hierop, ook het geboortecijfer.
Inmiddels woont 73 procent van de wereldbevolking in een land waar het kindertal zo laag is dat de bevolking op termijn krimpt.
Deze demografische transitie verspreidt zich geleidelijk over de wereld. Zo overleed in 1980 wereldwijd nog gemiddeld 12 procent van de kinderen voor het vijfde levensjaar; een aandeel dat inmiddels is gedaald tot 4 procent. Over diezelfde periode daalde het aantal kinderen dat een gemiddelde vrouw over haar leven krijgt van bijna 4 naar 2,2. Die daling van het aantal kinderen begon in westerse landen en in Japan, maar is ook daarbuiten op steeds meer plekken te zien. Zo is het kindertal in Brazilië gedaald naar 1,6 kinderen per vrouw en in India naar 1,9 – vergeleken met nog ruim vijf kinderen in de jaren 1970. Inmiddels woont zelfs 73 procent van de wereldbevolking in een land waar het kindertal zo laag is dat de bevolking op termijn krimpt.[1]
Arbeidsaanbod over de wereld krimpt én groeit
De timing en snelheid van de demografische transitie variëren sterk tussen landen. Daardoor vinden grote verschuivingen plaats in het wereldwijde arbeidsaanbod. In sommige regio’s gaat dat aanbod snel krimpen, in andere groeit het de komende decennia juist (zie figuur 2). Zo bevinden Nederland en veel andere westerse landen zich inmiddels in de fase van vergrijzing en steeds vaker van krimp. China had de afgelopen drie decennia zogeheten demografisch dividend. Dat is de fase in de demografische transitie waar een land een hoog aandeel mensen van werkende leeftijd heeft.
Figuur 2. De omvang van de bevolking 15-64 jaar ten opzichte van de overige bevolking in China, India, Sub-Sahara-Afrika en het oosten van de eu, 1960-2060.
Bron: VN 2024
Daarentegen hebben verschillende landen in Zuid- en Zuidoost-Azië, waaronder India, nu juist een hoog (en toenemend) demografisch dividend (figuur 2). Andere gebieden bevinden zich voorlopig nog in de vroege fases van de demografische transitie – zo hebben veel landen in Sub-Sahara-Afrika voorlopig vooral nog een hoog aandeel kinderen. Later deze eeuw bereiken deze landen de periode van demografisch dividend.
Demografisch dividend biedt kansen voor welvaartsgroei
De fase van demografisch dividend biedt landen een unieke en tijdelijke kans voor grote welvaartsgroei en opbouw van (menselijk) kapitaal. Hiervoor moet dan wel een aantal randvoorwaarden op orde zijn, zoals stabiel bestuur, goede infrastructuur, toegankelijk onderwijs, toegankelijke zorg en toegang tot afzetmarkten.
Via arbeidsintensieve productie, industrialisering en een exportgerichte economie hebben veel landen zich in deze fase van demografisch dividend uit armoede weten te werken. Daarmee krijgen ze in die periode ook vaak ook een grotere rol in internationale waarde- en productieketens. Onder andere in Zuid-Korea en China is de fase van demografisch dividend zo van doorslaggevend belang geweest voor ongekende welvaartsgroei en vermindering van de armoede (Toonen et al. 2024). Ook in Midden- en Oost-Europa hebben landen een grote welvaartssprong gemaakt gedurende deze tijd.
Handelsstromen verschuiven met het demografisch dividend mee
De grote demografische veranderingen die wereldwijd gaan plaatsvinden werken ook in Nederland door. Dat gebeurt onder andere via handelsbetrekkingen. Landen waarmee Nederland nauwe handelsbetrekkingen onderhoudt, gaan krimpen. Zo krimpt en vergrijst China snel: het land zal rond het midden van deze eeuw 300 miljoen minder mensen van de werkzame leeftijd hebben (Figuur 1), wat ongeveer evenveel is als het huidige arbeidspotentieel van de hele Europese Unie (eu). Het voordeel van China voor de arbeidsintensieve delen van productieketens neemt daarmee af, en de unieke rol van het land in de wereldhandel kan gaan veranderen (Toonen et al. 2024).
Landen die vergrijzing en krimp voor de boeg hebben, worden minder belangrijk als handelsland, terwijl landen met toekomstig demografisch dividend juist belangrijker worden. Het economisch zwaartepunt verschuift over de wereld.
Soortgelijke krimp zal plaatsvinden in veel eu-landen waaronder Duitsland, de belangrijkste afzetmarkt voor de Nederlandse export. Volgens ramingen die de oeso voor de wrr heeft uitgevoerd (Smith et al. 2024), kan het belang van landen in de wereldwijde handel onder invloed van de mondiale demografische verschuivingen gaan veranderen (figuur 3). Landen die vergrijzing en krimp voor de boeg hebben, worden minder belangrijk als handelsland, terwijl landen met toekomstig demografisch dividend juist belangrijker worden. Het economisch zwaartepunt verschuift over de wereld.
Figuur 3. Effect van mondiale demografische veranderingen op de import en export van (groepen) landen in het jaar 2050.
Bron: Smith et al. 2024
Aanbod arbeidsmigratie uit traditionele herkomstlanden valt weg
Een andere manier waarop de demografie van andere landen doorwerkt in Nederland is via migratiestromen. In 2025 is circa één op de tien werkenden in Nederland arbeidsmigrant. Sinds de toetreding tot de EU in 2004, komen verreweg de meeste arbeidsmigranten uit landen in Midden- en Oost-Europa. Dat geldt in het bijzonder voor praktisch opgeleide vakkrachten. De bevolkingen van deze landen vergrijzen echter in hoog tempo. Zo krimpt het aantal mensen van werkende leeftijd in Polen tot het midden van deze eeuw met ongeveer 25 procent. Bovendien neemt de welvaart er snel toe, zo heeft Polen inmiddels een hoger reëel inkomen per capita dan Portugal. Ook is de werkloosheid in de meeste oostelijke EU-landen vergelijkbaar of lager dan die in Nederland.
Het gevolg is dat Nederland en andere West-Europese landen rekening moeten houden met het wegvallen van de substantiële netto-arbeidsmigratie uit Oost-Europa. Deze ontwikkeling biedt mogelijkheden om vorm te geven aan de politieke en maatschappelijke wens tot grip op arbeidsmigratie. Op de komst van mensen van binnen de eu naar Nederland is namelijk maar beperkt sturing mogelijk, terwijl van buiten de EU sturing mogelijk is op aantallen, duur en voorwaarden van arbeidsmigratie.
Het gevolg is dat Nederland en andere West-Europese landen rekening moeten houden met het wegvallen van de substantiële netto-arbeidsmigratie uit Oost-Europa. Deze ontwikkeling biedt mogelijkheden om vorm te geven aan de politieke en maatschappelijke wens tot grip op arbeidsmigratie.
Vergrijzing en arbeidsmarktkrapte binnen Nederland maken het parallel moeilijk maken om de personeelskrapte in cruciale sectoren tegen te gaan zónder hulp van arbeidsmigranten. Voor toegankelijke publieke diensten en de economie zullen arbeidsmigranten dan ook nodig blijven, zo constateerde in 2024 de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050. Deze constatering impliceert gegeven de veranderende demografie van traditionele herkomstlanden in Midden- en Oost-Europa dat in het publieke debat over arbeidsmigratie meer aandacht moet komen voor de aanbodkant. Waar moeten arbeidsmigranten in de toekomst vandaan komen? Omringende EU-landen die in hetzelfde schuitje zitten maken daarbij al afspraken met herkomstlanden buiten de EU over de komst van (praktisch opgeleide) arbeidsmigranten.
Advies van de wrr: beweeg met de mondiale demografie mee
Landen waarmee Nederland nauwe handels- en arbeidsmigratiebanden onderhoudt, gaan de komende 25 jaar snel krimpen en vergrijzen. Tegelijkertijd zijn er ook regio’s waar de beroepsbevolking in deze periode juist groeit. Veel Zuid- en Zuidoost-Aziatische landen, zoals India, Bangladesh, Indonesië en de Filippijnen, bevinden zich dan in de fase van demografisch dividend (figuur 2). Waarschijnlijk worden deze landen belangrijker als productieland, en neemt de welvaart er toe. Op de langere termijn, in de tweede helft van de eenentwintigste eeuw, zal alleen Sub-Sahara-Afrika nog over demografisch dividend beschikken.
De vraag is hoe Nederland op deze grote veranderingen in kan spelen. De wrr adviseert om handels-, ontwikkelings-, en arbeidsmigratiebanden te verdiepen met landen met (toekomstig) demografisch dividend en daarbij brede maatschappelijke belangen borgen, zoals veiligheid, duurzaamheid en mensenrechten. Meebewegen met de mondiale demografie maakt het mogelijk om de voordelen van internationale arbeidsdeling te behouden in een demografisch veranderende wereld. Denk aan betaalbare producten en diensten, de beschikbaarheid van arbeidsintensieve goederen, kansen voor Nederlandse bedrijven en het opvangen van tekorten in de eigen vergrijzende arbeidsmarkt. Daarnaast stimuleert het de ontwikkelingsmogelijkheden voor opkomende economieën.
Niet met de demografie meebewegen kan er daarentegen toe leiden dat producten duurder worden, bedrijven moeilijker aan halffabricaten kunnen komen, en de arbeidsschaarste hier toeneemt. Ook beperkt dat scenario het perspectief op welvaarts- en banengroei in jonge, snelgroeiende landen in Azië en Afrika.
Indien Nederland ook in de toekomst gebruik wil blijven maken van arbeid uit het buitenland, is het raadzaam om nu migratiepartnerschappen af sluiten met landen die toekomstig demografisch dividend hebben.
Handelsbetrekkingen verdiepen kan op eu-niveau door handelsakkoorden af te sluiten, en op nationaal niveau via economische diplomatie en handelsmissies. Beide opties zouden zich kunnen richten op landen of handelsblokken met de komende decennia hoog demografisch dividend (figuur 2), zoals Mercosur, India, asean en op termijn Afcfta[2]. Tegelijkertijd geldt dat een grote beroepsbevolking niet voldoende is. Als voorwaarden voor benutting van deze demografische kans niet op orde zijn, dan geeft dat risico’s op maatschappelijke onrust en instabiliteit en kunnen landen ‘eerder oud dan rijk’ worden. Daarom is het ook in het brede belang van Nederland en de EU dat jonge, armere gebieden in het ‘Mondiale Zuiden’ hun demografisch dividend kunnen benutten en een grotere rol gaan spelen in de internationale handel. Samenwerking met én investeren in deze landen is daarmee te zien als een vorm van welbegrepen eigenbelang (Cilliers 2025; WRR 2025).
Indien Nederland ook in de toekomst gebruik wil blijven maken van arbeid uit het buitenland, is het raadzaam om nu migratiepartnerschappen af sluiten met landen die toekomstig demografisch dividend hebben. Hierdoor wordt het mogelijk migratie van buiten de eu naar Nederland te reguleren en sturen. Zo kan Nederland grip uitoefenen op aantallen, voorwaarden en duur van arbeidsmigratie, en bestaande valkuilen als uitbuiting en ongewenste verdienmodellen tegengaan. Van belang is het ontvangst- en samenlevingsbeleid in te richten om de komst van ‘nieuwe’ arbeidsmigranten in goede banen te leiden.
In sommige gevallen is het niet mogelijk of wenselijk om met de demografie mee te bewegen, bijvoorbeeld om redenen van veiligheid of duurzaamheid. Dan kan beleid productie in Nederland of in de eu stimuleren, of sturen op een kleinere afhankelijkheid van arbeidsmigratie. Minder buitenlandse arbeid valt echter niet eenvoudig op te vangen door binnenlandse arbeid, omdat Nederland vergrijst, de arbeidsparticipatie al hoog is en onduidelijk is hoe de arbeidsproductiviteitgroei aangejaagd kan worden. Daarom kan deze optie waarschijnlijk alleen gericht ingezet worden in sectoren waar dat van groot strategisch belang is.
Het volledige WRR-rapport ‘Met de mondiale demografie mee. Anticiperen op krimpend arbeidsaanbod in het buitenland’ is hier te downloaden.
Voetnoten
[1] Het gaat dan om een gemiddeld kindertal onder het zogeheten ‘vervangingsniveau’ van ongeveer 2,1 kinderen per vrouw.
[2] Mercosur, Een handelsblok van landen in Zuid-Amerika, asean, Association of Southeast Asian Nations – een samenwerkingsverband van Zuidoost-Aziatische landen en African Continental Free Trade Area.
Referenties
CBS. (2015). Internationaliseringsmonitor 2015. Eerste Kwartaal. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Cilliers, J. (2025). Harnessing and advancing Africa’s future demographic dividend (WRR Working Paper). Den Haag: Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.
Smith, D., Huang, T., & Dlugosch, D. (2024). Assessing the impact of longterm global demographic changes on the Dutch economy and trade (OECD Economics Department Working Papers, No. 1830). Paris: OECD Publishing.
Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 (2024). Gematigde groei. Den Haag: Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050.
Toonen, T., Jennissen, R., & Werner, G. D. A. (2024). Van Made in China naar Made in India? Demografische trends in Azië en de outsourcing van de maakindustrie (WRR Working Paper, no.68). Den Haag: Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.
VN (2024). World population prospects, 2024. Revision. New York: Verenigde Naties.
WRR (2025) Meebewegen met de mondiale demografie. Anticiperen op krimpend arbeidsaanbod in het buitenland (rapport 114). Den Haag: Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.