Sociale ondernemingen
Met de naderende komst van Rutte-III lijkt een ding zeker: de markt en het
maatschappelijk middenveld gaan een belangrijk aandeel leveren in het
oplossen van sociale, economische en ecologische vraagstukken. Wie even
terugbladert in de verkiezingsprogramma’s van D’66, CDA en ChristenUnie,
vindt daarin de sociale onderneming expliciet vermeld. De VVD gaat niet
verder dan een verwijzing naar de maatschappelijke verantwoordelijkheid van
ondernemingen, maar toch. Ondernemen, zo is de gedachte, draagt bij aan het
oplossen van maatschappelijke uitdagingen. Deze gedachte wordt ondersteund
door onderzoek van McKinsey uit 2016. Dat wees uit dat in Nederland
inmiddels zo’n 6000 sociale ondernemingen actief zijn. Zij bieden werk aan
ongeveer 75.000 medewerkers en voegen 3,5 miljard euro toe aan het
nationaal inkomen. Recent onderzoek door het ABN AMRO Social Impact Fund
bevestigt deze trend.
Inschakelen van ondernemingen
Overigens is de Nederlandse overheid al jaren een voorstander van het
bevorderen van maatschappelijke waardecreatie door ondernemingen – van
groot tot klein. Daar waar de markt – eventueel met een zetje in de rug van
de overheid, maatschappelijke instellingen, goede doelen of
vermogensfondsen – bij kan dragen aan maatschappelijke ontwikkeling, is de
overheid in toenemende mate een partner. Dat beperkt zich niet tot sociale
ondernemingen. Vanuit het perspectief van gemeentelijke overheden en de
rijksoverheid kunnen alle ondernemingen een bijdrage leveren aan
maatschappelijke waardecreatie of het oplossen van maatschappelijke
problemen. Een goed voorbeeld vormen schoonmaakbedrijven die mensen met een
achterstand tot de arbeidsmarkt een kans geven op werk – en daarmee op
integratie in de samenleving.
..die in toenemende mate hun bijdrage expliciet maken
Kenmerkend voor de huidige trend is dat ondernemingen steeds vaker
expliciet melding maken van de sociale of maatschappelijke bijdrage die zij
willen leveren. Daarmee gaat de trend verder dan het reeds in menig
bedrijfsbeleid ingevoerde ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’. Naast
het expliciet verhelderen van het streven naar maatschappelijke
probleemverlichting of bewust maatschappelijke waardecreatie, rapporteren
de voorlopers ook over de mate waarin en de wijze waarop zij hun
doelstellingen daadwerkelijk realiseren.
Talloze voorbeelden komen dan voorbij, uiteenlopend van het bijeenbrengen
van ouderen in een breiende onderneming (Granny’s Finest), tot het
ontwikkelen van informatie en datasystemen die de marktpositie van kleine
Afrikaanse boeren versterkt (SCOPEInsight). Bekender is het voorbeeld van
Tony’s Chocolonely dat 100% kindslaafvrije chocola produceert. Ook
multinationals laten zich niet onbetuigd. DSM opende recentelijk een
fabriek voor hoogwaardige voedingsnutriënten in Rwanda gericht op vrouwen
en jonge kinderen, terwijl dochteronderneming Niaga (de omkering van
‘again’) volledig circulair tapijt produceert. Ook voor Van Gansewinkel
bestaat afval niet langer. Alles is grondstof geworden. Verder draagt Ben
& Jerry’s, met een jaarlijkse omzet van een miljard+, bij
aan Unilever’s bewustwording over maatschappelijk ondernemen. En dan is er
natuurlijk ABN AMRO zelf dat investeert in maatschappelijke ondernemingen.
Fragiele financiële basis
De genoemde voorbeelden zijn allen maatschappelijk, economisch en
financieel succesvol. Het gros van de ondernemingen zit echter nog in de
startfase en heeft moeite de eindjes aan elkaar te knopen. Daarnaast vindt
deze groep ondernemingen het problematisch, aldus ABN AMRO, om voldoende
financiering voor hun onderneming te vinden. Een goed voorbeeld is GoOV,
dat mensen met een handicap in staat stelt zelfstandig gebruik te maken van
het openbaar vervoer. Dat draagt bij aan de emancipatie van mensen met een
beperking, maar bespaart tegelijkertijd tientallen miljoenen aan publieke
middelen. Het vinden van investeringskapitaal blijft echter een uitdaging.
Het gros van de maatschappelijke ondernemingen zit echter nog in de startfase en heeft moeite de eindjes aan elkaar te knopen.
Vanuit de financiers gedacht is dat niet zo vreemd. Veel van de
initiatieven hebben overwegend een maatschappelijk karakter. De
bedrijfseconomische onderbouwing gericht op een (financieel) duurzame
bedrijfsvoering is regelmatig aan de magere kant. De oproep van ABN-AMRO
aan (maatschappelijk gemotiveerde) investeerders om risicovoller te
investeren, zal vermoedelijk niet tot het gewenste resultaat leiden. Vanuit
het oplossen van vraagstukken rond de zorg, de vergroening van de economie,
of het onderwijs is mogelijk sprake van een gemiste kans. Ondernemingen en
het maatschappelijk middenveld kunnen namelijk een belangrijke rol
vervullen, maar hebben een zetje in de rug nodig.
Voorstel: nationaal investeringsfonds
Het is precies hier dat de politiek een zetje kan geven door de oprichting
van het Nationaal Investeringsfonds voor Maatschappelijke Ontwikkeling (NIMO). Doel
van NIMO zou moeten zijn om maatschappelijk relevante initiatieven te
financieren, dan wel garanties te bieden aan private investeerders om de
financiering voor hun rekening te kunnen nemen. Het fonds kan het best
worden opgezet als een revolverend fonds, overeenkomstig de structuur die
het Ministerie van Buitenlandse Zaken hanteert in het Dutch Good Growth Fund (DGGF). Het DGGF is in 2014 opgericht door het Ministerie van
Buitenlandse Zaken ter ondersteuning van het ‘van hulp naar handel’ beleid.
Het DGGF verstrekt dan ook investeringskapitaal; het gaat dus niet om
geefgeld of probeergeld. Een professionele vermogensbeheerder beheert het
fonds namens de Nederlandse overheid. Op enigszins [1] vergelijkbare wijze zou
NIMO kunnen worden opgericht. Het verstrekt kapitaal aan ondernemingen die
een significante maatschappelijke potentie koppelen aan een uitdagende
financiële bedrijfsvoering gedurende de eerste fasen van hun bestaan. Naast
geld zou het fonds ook technische assistentie kunnen bieden aan de
ondernemers. Daarmee heeft het fonds een duidelijke brugfunctie. Na een
jaar of drie zouden de maatschappelijke ondernemingen gereed moeten zijn
voor marktgerichte investeringen.
Bedenk dat privaat initiatief niet alles kan oplossen
Hoe belangrijk een dergelijk stimulerings- en ontwikkelingsfonds ook is,
het vormt geen panacee voor het oplossen van alle maatschappelijke
problemen. Veel uitdagingen waar we als samenleving voor staan, kunnen niet
via de weg van de onderneming worden opgelost. Sommige vraagstukken, zoals
die ten aanzien van de primaire gezondheidszorg, het onderwijs, veiligheid,
en sociale cohesie, kunnen niet worden opgelost door de markt. Soms kan de
markt een kleine bijdrage leveren, zoals in het geval van het integreren
van oorlogsvluchtelingen, maar dat is hooguit een deeloplossing. Dat laat
onverlet dat NIMO een belangrijke bijdrage kan leveren, naast andere
beleidsinstrumenten waar de overheid meer direct de regie zou moeten en
kunnen nemen. Soms kunnen belangrijke zaken niet via de markt worden
opgelost en is het aan de samenleving en de overheid om met adequate
antwoorden te komen.
Voetnoot:
[1]
Ik schrijf hier ‘enigszins’ omdat het DGGF investeert in fondsen en
niet rechtstreeks in ondernemingen. Dat zou natuurlijk ook kunnen
worden gedaan in het geval van NIMO. Echter, in Nederland is het
aantal investeringsfondsen dat zich richt op ondernemingen met een
maatschappelijke doelstelling nog relatief beperkt. Veelal zal NIMO
dus geld verstrekken aan (of een garantie geven aan investeerders
die rechtstreeks investeren in) ondernemingen.
Te citeren als
Harry Hummels, “Hoe kan een volgend kabinet het beste sociaal ondernemerschap steunen?”,
Me Judice,
14 augustus 2017.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘Bootcamp Financiering voor Lokale initiatieven’ van Sebastiaan ter Burg (CC BY 2.0).