Individueel Pensioenstelsel: Onzekerheid over resultaat en geluk- en pechgeneraties

Onderwerp:
Dossier:
Individueel Pensioenstelsel: Onzekerheid over resultaat en geluk- en pechgeneraties image
Door 'Sandra Strait'

Dit jaar zal het wetsvoorstel ‘Toekomst Pensioenen' worden behandeld. De huidige uitkeringsregeling (DB) wordt veranderd in een premieregeling (DC). De keuze voor individuele vermogensrekeningen betekent een forse breuk met het verleden van het collectieve aanvullende pensioen met onderling delen van marktrisico’s. Jelle Mensonides bespreekt de gevolgen.

Inleiding

Inmiddels weten we uit het buitenland wat een stelselherziening kan betekenen. Het VK is Nederland een tiental jaren voorgegaan met de introductie van individuele pensioenproducten. De feitelijke pensioenresultaten vallen sterk tegen. De onvrede hierover heeft inmiddels geleid tot pleidooien om het stelsel weer aan te passen. Oorzaak voor deze tegenvallers ligt in de aanpassingen van het beleggingsbeleid: traditioneel werd in Engeland ongeveer 75% in zakelijke waarden belegd, maar dat aandeel is inmiddels teruggebracht naar een kwart. Korte termijn focus leidt tot een gedrag van derisking (minder beleggingsrisico’s nemen). De ideologie van individualisering lag achter het besluit in de UK voor een DC benadering, het gevolg is een risicoavers beleggingsbeleid en voor de deelnemers slechte uitkomsten.

Dit artikel wil inzicht geven in de toekomstvastheid van dit individuele pensioenstelsel. Er wordt niet ingegaan op de controversiële overgang van collectief naar individueel vermogen (invaren). De informatie over het Pensioenakkoord (PA) is gebaseerd op het concept wetsontwerp dat ter consultatie naar belangstellenden is toegestuurd. Andere informatie is afkomstig van CPB documenten. Het PA is gecompliceerd in zijn uitwerking. Dit artikel draagt ook elementen daarvan mee.

Een individueel pensioenstelsel

De individuele pensioenopbouw wordt vormgegeven via de lifecycle benadering waarbij het beleggingsbeleid wordt gestructureerd op basis van leeftijd: jongere deelnemers kunnen grotere beleggingsrisico’s dragen dan ouderen vanwege de langere beleggingshorizon en pensioenbijdrages (Winter, 2012).  In het PA wordt voorgesteld om binnen een pensioenfonds gezamenlijk (collectief) te beleggen, maar daarna de rendementen volgens vooraf vastgestelde verdeelsleutels te verdelen over de deelnemers. Het PA gaat verder dan het pure lifecycle vermogensbeheer door jongere deelnemers meer dan 100% te laten beleggen in aandelen. In economische termen komt dit erop neer dat deze generaties beleggen met geleend geld, ofwel hefboomwerking (leverage)[1].

Het uiteindelijke pensioenresultaat in een puur kapitaaldekking stelsel is onzeker. Het tweede onderdeel van het PA is daarom het beschermingsrendement. Deze bestaat uit een jaarlijkse rentevergoeding op het gespaarde individuele vermogen en rentebescherming naar de toekomst (concept Memorie van Toelichting Wetsontwerp). Met rentebescherming wordt de rente vastgeklikt over de toekomstige periode van werken en pensionering. Die looptijd kan voor jongeren oplopen tot meer dan 50 jaar. De omvang van rentebescherming is leeftijdsafhankelijk en uitwerking hiervan is te vergelijken met het huidige rentehedgebeleid[2].

Het PA gaat verder dan het pure lifecycle vermogensbeheer door jongere deelnemers meer dan 100% te laten beleggen in aandelen. In economische termen komt dit erop neer dat deze generaties beleggen met geleend geld.

Inflatie krijgt in het concept wetsontwerp nauwelijks aandacht; indexeringsruimte moet komen uit eventueel overrendement nadat alle individuele toedelingen en andere kosten zijn doorgevoerd. De opstellers van het concept wetsontwerp negeren het feit dat hogere inflatieverwachtingen uiteindelijk leiden tot hogere rentes en dat het op voorhand vastklikken van deze nominale rentes een uitholling betekent van het reële vermogen. Bij ongunstige uitkomsten kan de solidariteitsreserve die wordt gefinancierd uit premies en overrendement nog soelaas bieden. Welke uitkeringsregels worden toegepast is nog onduidelijk (Bilsen, 2021). In de berekeningen is deze reservepot buiten beschouwing gelaten.

Welke mechanismes bepalen het pensioenresultaat?

Bij een pensioenstelsel op kapitaaldekking zal vermogensvorming structureel groter moeten zijn dan de loongroei om een verwachte pensioenambitie mogelijk te maken (zie toelichting in bijlage, onder downloads). Kapitaaldekking bestaat uit een combinatie van zakelijke en vastrentende waarden (aandelen en obligaties) en de jaarlijkse premiebetalingen. De robuustheid van deze kapitaaldekking is afhankelijk van de reële rendementen, zijnde de rendementen verminderd met de loongroei (deze correctie is over het algemeen groter dan via de prijsinflatie). Grafiek 1 laat de ontwikkeling van het reële aandelenrendement en reële rente over de laatste honderd jaar zien. Bij aandelen gaat het om een internationale portefeuille en voor de rente is de 1-jaars looptijd genomen. Daarnaast is het rendement van een 30-jaars zerocoupon obligatie opgenomen als illustratie van de rentebescherming (rentehedge)[3]. Op de fluctuerende uitkomsten is een bekende statistische filter toegepast om de trendbeweging over deze ruim honderd jaar beter zichtbaar te krijgen.

Figuur 1. Aandelenrendement en zerocoupon rendementen minus loongroei.

Korte termijn fluctuaties zijn gedempt via Hodrick-Prescott filter (grijze vlak is WW2 periode; loongroei geïnterpoleerd tussen 1940 en 1945).

Opvallend zijn de langdurig negatieve reële cijfers voor de korte rente en 30-jarige rentehedge. Deze begon al voor WW2 en eindigde pas eind jaren zeventig; een periode van 40 jaar. Gevolgd door een lange periode van reële positieve rendementen. Uit deze cijfers kan worden geconcludeerd dat een beleid van rentebescherming kan leiden tot langdurige negatieve reële rendementen. Gedeeltelijke omslagfinanciering van het collectieve aanvullende pensioen zou dan een optie kunnen zijn, zie bijvoorbeeld (Frijns, 2020).

Reële aandelenrendementen volgen een cyclischer patroon. Ook het aantal jaren met negatieve reële rendementen is beperkter. Collectief sparen onder dit rendementspatroon voorkomt positieve en negatieve rendementsuitschieters omdat deze risico’s, in tegenstelling tot de individuele benadering, worden gedeeld tussen de jaargangen. Het PA belegt weliswaar op collectieve basis maar de rendementstoedeling is individueel per leeftijd en per jaar waardoor het cyclische rendementspatroon niet wordt geëgaliseerd over de jaargangen. Hooguit zou de solidariteitsreserve hier enige compensatie kunnen bieden, maar de vraag is of deze voldoende is en ook wordt toegepast voor de niet gepensioneerden.

De huidige en komende periode is enigszins vergelijkbaar met de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw die zich kenmerkten door financiële repressie op de financiële markten vanwege de hoge schulden na WW2. Een vergelijkbare situatie na de pandemie en het Ukraine-conflict staat ons nu waarschijnlijk weer te wachten. In zo’n periode is rentebescherming een slechte strategie. Het is een ernstige omissie dat het PA nauwelijks aandacht besteedt aan inflatie. De ontwerpers van het nieuwe pensioenmodel zijn micro gericht op de verdeling van rendementen, zonder oog te hebben voor de dynamiek van de reële rendementen.

Pensioenakkoord gezien vanuit enkele generaties

Hoe vertaalt de reële rendementsdynamiek van figuur 1 zich in een pensioenresultaat? Daartoe worden enkele beleggingsstrategieën gedefinieerd en wordt een eenvoudig rekenmodel toegepast om de individuele vermogensvorming voor een vijftal generaties te berekenen die in 1970 de leeftijd van 75, 60, 45 en 30 en 15 jaar hebben (zie bijlage). De oudste generatie (jaargang), L75, start zijn werkzame periode in 1917. De volgende, L60, begint 15 jaar later, enz.. Van elke jaargang wordt gedurende de actieve periode het vermogen en loon gevolgd en wordt de vermogensratio berekend (de verhouding tussen het opgebouwde vermogen en het loon). De vermogensratio aan het eind van het 66ste levensjaar is de basis voor het toekomstige pensioen. In de pensioenperiode wordt vervolgens de reële vervangingsratio berekend (het pensioeninkomen in verhouding tot het laatst verdiende loon waarbij dit loon na pensionering wordt gecorrigeerd aan de prijsinflatie).

De huidige en komende periode is enigszins vergelijkbaar met de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw die zich kenmerkten door financiële repressie op de financiële markten vanwege de hoge schulden na WW2. Een vergelijkbare situatie na de pandemie en het Ukraine-conflict staat ons nu waarschijnlijk weer te wachten.

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de vermogensopbouw tijdens de actieve periode en tijdens de uitkeringsperiode. Uiteindelijk telt het pensioenresultaat, maar in een individueel stelsel kan dit resultaat al sterk worden beïnvloed tijdens de actieve fase. In een collectief stelsel treedt risicoverevening op tussen generaties en worden de verschillen geëgaliseerd. De beleggingsportefeuille bestaat uit aandelen en risicovrije obligaties die internationaal zijn belegd, aangevuld met financiële instrumenten om het beoogde beschermingsrendement te verkrijgen (rentehedge). De risicovrije obligatierente is de 10-jaarsrente; de korte rente de 1-jaarsrente.

De vier beleggingsvarianten geven stapsgewijs de huidige situatie naar een beleggingsuitvoering (zoals ik die interpreteer) onder het PA aan.
De eerste variant is een collectieve belegging waarbij de jaarlijkse rendementen generiek toevallen aan de deelnemers. Het pensioenvermogen wordt echter individueel toegerekend om de vermogensratio’s te kunnen vergelijken met de andere varianten. De tweede variant is gebaseerd op het lifecycle principe waarbij voor jongeren meer dan 100% in aandelen belegd kan worden en waarvoor dan geleend moet worden. Variant 2 belegt in aandelen en vastrentend met een leeftijdsafhankelijke mix. Wij onderscheiden twee subvarianten: in variant 2a belegt de vastrentende component in 10-jaars rente en in variant 2b in de korte rente. Deze tussenstap laat het effect van beleggen in de korte rente zien (onderdeel van het beschermingsrendement). Variant 3 is gelijk aan variant 2b met daaraan toegevoegd een rentehedge component gericht op rentebescherming.

Vergelijking van variant 1 en 2a geeft de consequenties van leeftijdsallocatie van aandelen weer. De verschillen tussen variant 2a en 2b laten het effect van de lange en korte rentebelegging zien, terwijl het effect van de rentehedge in het beschermingsrendement zichtbaar wordt door variant 2b en 3 te vergelijken. Leverage speelt een belangrijke rol bij de hoogte van de rendementen: bij aandelen door meer dan 100% van het individuele vermogen te beleggen, en bij het beschermingsrendement via de rentehedge (zie bijlage, onder downloads, vergelijking 3). Vanwege de individualisering verandert de leverage per leeftijd.

Het rendement kan bij een structurele leverage van aandelen door het cyclische patroon tijdelijk tegenzitten, maar werkt op langere termijn altijd positief uit zolang bedrijfswinsten stijgen. Leverage bij vastrentende waarden is een rentepositie innemen op een toekomstige onzekere rentes. Achter een rente zit geen verdienmodel, het is een tijdgebonden nominale vergoeding. Inflatie en loonstijging kunnen de reële rentevergoeding lange tijd negatief maken zoals figuur 1 laat zien. Tabel 1 geeft een overzicht van de beleggingskarakteristieken van de varianten.

Tabel 1. Beleggingskarakteristieken van de varianten.

Allocatie aandelen en obligaties tussenliggende leeftijden geïnterpoleerd.

De vermogensratio is een reële grootheid omdat het bereikte nominale vermogen wordt gedeeld door het eindloon. De vermogensratio hangt af van premie, rendement, loongroei en leverage. Een indicatie voor de vermogensratio op het 66ste jaar is 17 (70% pensioenambitie over een pensioenperiode van 24 jaar). De bijdrage van de premie in de vermogensratio is voor elke jaargang anders en hangt samen met de loongroei tijdens de werkzame levensfase. Hoe hoger de loonstijging (vaak samengaand met inflatie), des te lager deze premiebijdrage, waardoor de rol van de reële rendementen des te prominenter moet zijn om de pensioenambitie te bereiken.

Ik concludeer uit dat de bijdrage van het beschermingsrendement tijdens de vermogensopbouw niet structureel positief is. Alleen voor de recente periode met dalende rentes heeft deze strategie gewerkt.

De uitkomsten op basis van historische rendementsreeksen laten een verrassend wijde spreiding zien (tabel 2). Generatie L60 heeft in alle varianten de slechtste uitkomst, de werkzame periode valt ongeveer samen met de negatieve reële renterendementen (zie grafiek 1). Dit is duidelijk een pechgeneratie. De verschillen tussen varianten 1 en 2a illustreren dat een hoge aandelenallocatie op jonge leeftijd grote positieve invloed heeft op het eindvermogen vlak voor pensioen. Wel verschilt het effect per generatie (zie ook Boot, 2021).

Tabel 2. Vermogensratio voor pensioendatum

Tussen haakjes de actieve periode van de generaties.

Over het algemeen is het verstandiger om in 10-jaars rente te beleggen dan in de korte rente in verband met de rentespread tussen deze looptijden. Bij dalende of stijgende rente speelt de koersbeweging van de obligatie mede een rol in rendementsvorming. Die koersbeweging is voor een langere looptijd groter dan voor de kortere. Dit effect zien we met name terug bij generaties L15 en L30 (varianten 2a en 2b). De voorkeur voor de korte rente in het PA geldt daardoor niet algemeen.

Tussen variant 3 en 2b wordt het rentehedge effect duidelijk. Voor jaargang L15 is deze zeer gunstig door de dalende rente. Maar voor jaargang L45 en L60 geldt het omgekeerde. De poging in het PA om via het beschermingsrendement meer stabiliteit te creëren, werkt structureel niet. Vergelijking tussen de lifecycle variant 2a en 3 laat zien dat toepassing van een gemiddelde10-jaars rentelooptijd in plaats van de meer gecompliceerde rentehedge gemiddeld genomen over de jaargangen leidt tot betere resultaten. De rentehedges leiden tot financial engineering, een activiteit die we veel zien bij hedge fondsen en private equity, maar de pensioenvermogens erg kwetsbaar kunnen maken.

De conclusie uit bovenstaande cijfers is dat de bijdrage van het beschermingsrendement tijdens de vermogensopbouw niet structureel positief is. Alleen voor de recente periode met dalende rentes heeft deze strategie gewerkt. Een hoge aandelenallocatie is altijd van groot belang.

Pensioenresultaat

Tijdens de pensioenperiode wordt doorbelegd in aandelen waardoor beleggingsrisico’s aanwezig blijven. Jaarlijks wordt het pensioen berekend op basis van het aanwezige vermogen, de verwachte resterende levensverwachting en de dan geldende rente (in PA jargon heet dit de geheugenloze methode). Deze systematiek is hier gevolgd. In de praktijk betekent dit dat elk jaar een ander pensioen, en vervangingsratio, volgt. Startvermogen voor het pensioen is de einduitkomst uit tabel 2. Er zijn ook andere methodes om het pensioen te berekenen, zoals projectierendement of uitsmeerrendement, maar daar ga ik hier niet op in. Algemeen geldt dat als de rente daalt gedurende de pensioenfase, een relatief groot uitkeringsdeel aan het begin van de periode zal worden uitgedeeld en het omgekeerde geldt bij rentestijging. Dit rente effect werkt in de actieve levensfase bij de vermogensopbouw precies andersom.

Voor elke generatie is in figuur 2 de gemiddelde vervangingsratio tussen het 67ste en 90ste jaar gepresenteerd voor variant 3 (L15 is niet opgenomen omdat deze jaargang na 2021 met pensioen gaat). De vervangingsratio bij de start van het pensioen ligt hoog, met uitzondering van jaargang L60. Ter relativering kan hier worden opgemerkt dat de rendementen bruto zijn opgenomen, kosten zijn niet meegenomen. Bovendien hebben de meeste pensioenfondsen bij de beleggingen een home bias. Europese beleggingen renderen gemiddeld genomen iets lager dan de Amerikaanse, die een groot gewicht hebben in de wereldaandelenindex. Tenslotte zijn er geen verzekeringsrisico’s meegenomen.

Figuur 2. Vervangingsratio's tijdens pensioenperiode (L30 tot en met 81ste jaar in 2021, variant 3).

Generatie L60 had geen goede startpositie zoals uit tabel 2 blijkt, maar heeft geluk gehad door de dalende rente tijdens de pensioenfase (de pensioenambitie wordt overigens in geen enkel jaar gehaald). Voor generatie L75 ging de rentebeweging net de andere kant op. Generatie L30 ziet haar vervangingsratio tijdens de financiële crisis van 2008 met 40%-punt terugvallen.

Samenvattend kunnen we op basis van figuur 2 concluderen dat gepensioneerden worden geconfronteerd met grote onzekerheden. Hun reddingsboei moet dan de solidariteitsreserve zijn, maar hoe die wordt uitgevoerd is niet bekend, evenmin of de omvang voldoende is. Daarnaast zal bij de deelnemers het gevoel kunnen overheersen van een soort ad hoc pensioenbijstand. Het pensioenfonds fungeert niet meer als buffer zoals in het collectieve stelsel met risicodeling tussen generaties. Het PA zoekt per jaargang korte termijn bescherming via de financiële markten, maar zal dat in de praktijk niet waar kunnen maken.

Tot slot

De basisfilosofie van het PA is individualisering. Het concept wetsontwerp geeft hiervoor geen argumenten. De enige reden die ik zie is om hiermee de problemen van de FTK rekenrente te omzeilen. Maar die komen via het beschermingsrendement  terug[4]. Individualisering is een ideologie, een tijdgeest die weer voorbijgaat, maar wel grote schade aanricht aan het pensioenstelsel vanwege de onomkeerbaarheid. Zo’n fundamentele stelselherziening vraagt overtuigende bewijzen. De minister voor Pensioenen zou moeten nagaan in hoeverre er behoefte bestaat aan zo’n individueel stelsel als de deelnemers de gevolgen duidelijk wordt gemaakt.

De gevolgen van het PA zijn voor de onderhandelaars doorgerekend met een stochastisch model met financieel economische input die is gebaseerd op een periode van relatief lage inflatie en rente (vanaf eind jaren negentig). Zoals uit onze berekeningen blijkt is dit geen algemene referentieperiode. De nieuwe Commissie Parameters moet in opdracht van de minister voor Pensioenen met een voorstel komen voor een rekenset van scenario’s voor de toekomst waarmee de gevolgen van het nieuwe pensioenstelsel beter in kaart kunnen worden gebracht. Zo’n scenarioset moet ook dienen om de waardebepaling van collectieve naar individuele pensioenpotten per deelnemer te kunnen vaststellen (invaren). Scenariosets zijn gebaseerd op aannames, wat erin gestopt wordt komt eruit. Ik ben benieuwd wat de nieuwe scenariosets opleveren.

Het ontwerp van het PA leunt sterk op financiële bescherming via financiële markten. In de praktijk zullen pensioenbestuurders een strategisch beleggingsbeleid moeten voeren dat daarop is geënt. Uit het voorbeeld van de UK betekent dit een risicoavers beleid met strategisch lagere aandelenblootstelling en gemiddeld genomen hoge rentebescherming. Immers, de rentegevoeligheid in het nieuwe stelsel blijft hoog en rentevisie wordt over het algemeen niet beloond. In de praktijk zullen de uitkomsten van het PA daardoor waarschijnlijk lager uitvallen.

Inflatie is hèt grote risico voor pensioendeelnemers, maar wordt in het PA nagenoeg genegeerd.

Daarom pleit ik al langer voor een lange termijn budgetstelsel met een evenwichtige rekenrente en aanpassingsparameters volgens het Musgrave principe (Mensonides, 2021). Het zou gewenst zijn de aandacht op structurele oplossingen te richten in plaats van naar de volgende mislukking te gaan.

Het Nederlandse pensioenstelsel kan vergeleken worden met een national wealth fonds zoals het Oliefonds in Noorwegen. Zo’n wealth fond wordt gestructureerd vanuit lange termijn denken. Pensioenfondsen, met name de grotere bedrijfstakpensioenfondsen, zouden dit beleid kunnen volgen. Pensioenfondsen in Nederland zitten op grote vermogens en kunnen bij uitstek zo’n lange termijn beleid volgen. Door het pensioen te beheren vanuit het kader van een individuele belegger verkorten we de tijdshorizon en verkleinen we de mogelijkheden tot risicoverevening. Dat nog afgezien van de in het PA ingebouwde geldillusie die tot verkeerde beleggingsadviezen leidt.

Conclusie

Kapitaaldekking vereist intergenerationele risicodeling en solidariteit. Dat geldt voor collectieve DB-regelingen, maar zou ook moeten gelden voor DC-regelingen. Jongere en oudere generaties hebben hierbij allebei baat bij. Individualisering doorbreekt deze solidariteit fundamenteel. De discussie zou gericht moeten worden op een toekomstvast stelsel in plaats van op herverdeling van rendementen.

Inflatie is hèt grote risico voor pensioendeelnemers, maar wordt in het PA nagenoeg genegeerd. De uitwerking van het PA leidt tot meer financial engineering (beleggen met leverage), dan tot solide blootstelling aan reële rendementen. Uitvoering van het PA wordt zeer complex. De vraag is of pensioenfondsen daarvoor zijn ingericht en of verzekeraars die rol niet willen overnemen. De eerste indicaties zijn er.

Met dank aan Jean Frijns voor zijn inhoudelijke en opbouwende commentaar op vorige versies.

Voetnoten


[1] Wat betekent dit overigens voor het toegerekende pensioenvermogen als een jongere voortijdig een pensioenfonds verlaat? Wordt deze “schuld” in mindering gebracht op zijn gespaarde vermogen? Een belangrijk argument van de bewindslieden en de toezichthouder voor een ander stelsel is dat jongeren relatief veel betalen aan pensioenpremies in verhouding tot hun opgebouwde rechten en daar weinig van terugzien als ze bijvoorbeeld zelfstandig worden. Hier is het omgekeerde aan de hand.

[2] De risicovrije rente van het Financiële toetsingskader (FTK) komt hier terug in een andere gedaante. Het grote probleem van het huidige FTK, de korte termijn rentegevoeligheid, blijft daardoor structureel aanwezig in het PA. 

[3] Bij gebrek aan 30-jarige rentes over de gehele periode sinds 1917 is de waarde van deze obligatie benaderd door uit te gaan van de 10-jarige rente, maar dan met een duration van 30. Het renteverschil tussen de 10- en 30-jarige zerorente (gemiddelde spread sinds 2002 0,45%) is niet meegenomen, evenmin rentecurve veranderingen.
De zerocoupon obligatie betaalt geen jaarlijkse couponrente, maar de hoofdsom met rente wordt aan het einde van de looptijd in één keer afgerekend. Deze 30-jarige obligatie is een onderdeel van het rentehedge beleid met een zeer specifieke looptijd. In onze berekeningen wordt voor de matchende obligatie de zero obligatierente gebruikt. Hoe langer de looptijd van deze obligatie hoe groter de rente impact als de marktrente iets wijzigt (vergelijk onder het FTK de rente invloed op de dekkingsgraad).

[4] Recent heeft Ortec een studie gepubliceerd, Hogere en stabielere pensioenen dankzij solidariteitsreserve (maart 2022). Daarin wordt verwezen naar het gebruik van 2000 simulaties zonder aan te geven welke financieel economisch input daarvoor is gebruikt. Los van het feit dat hun uitkomst voor een deel een sigaar uit eigen doos is, is deze vorm van presenteren onvolledig. De vraag is dan ook of de conclusies algemeen geldend zijn.

Referenties

A. Boot, C. Teulings, P. de Beer, Een beter Pensioenakkoord met risicodeling via premies, ESB, 2021.

A. Joseph, Drie life hacks voor het solidaire contract, in Pensioenbestuur en Management, 1, 2022.

Bilsen van, S, R. Mehlkopf, A. Pelsser, De voordelen van de solidariteitsreserve ontrafeld, Netspar Design Paper 186, 2021.

CPB notitie, Nieuwe Pensioenregels: effecten en opties van het doorontwikkelde contract en een overgang naar een vlak premiepercentage, juni 2020.

CPB Achtergronddocument, De “uniforme” scenarioset voor pensioenberekeningen, oktober 2021.

J. Winter, K. Schlafmann, R. Rodepeter, Rules of thumb in life cycle saving decisions, The Economic Journal, 2012.

J. Frijns, J. Mensonides, T van Nunen, Toevoeging van omslag maakt kapitaalgedekt pensioen stabieler, ESB (2020).

J. Mensonides, J. Frijns, De toekomstvastheid van ons pensioenstelsel, Mejudice, 2021.

Te citeren als

Jelle Mensonides, “Individueel Pensioenstelsel: Onzekerheid over resultaat en geluk- en pechgeneraties”, Me Judice, 15 maart 2022.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Door 'Sandra Strait'

Downloads

Ontvang updates via e-mail