Pensioen is meer dan je maandelijkse poen

Onderwerp:
Dossier:
Pensioen is meer dan je maandelijkse poen image
Afbeelding 'Belgium' door 'Willy Verhulst'
In het licht van de Pensioenwet en van de voorgenomen wijzigingen in het pensioenstelsel dienen pensioenfondsen zich actiever op te stellen richting hun deelnemers. Dit vraagt om het gezamenlijk op gang brengen van essentiële pensioen informering (EPI) in het licht van de toegenomen risico’s voor de deelnemers én om actief te luisteren naar wat deelnemers zeggen, aldus Harry Hummels.

Deelnemers worden kwetsbaarder

Volgens artikel 105.2 van de Nederlandse Pensioenwet richten bestuurders van pensioenfondsen zich op de belangen van hun actieve, gepensioneerde en voormalige deelnemers. Die deelnemers hebben belang bij een goed pensioen. Jarenlang hebben zij, net als hun werkgevers, maandelijks een bedrag ingelegd om in de toekomst als gepensioneerde van een financieel onbezorgde oude dag te genieten. De bijdragen moeten, mede als gevolg van een zorgvuldig beheer door de fondsen, leiden tot een mooi pensioen voor een onbezorgde oude dag. In het verleden maakten individuen aanspraak op vaste maandelijkse pensioenuitkeringen bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Het pensioenakkoord dat in juli 2020 is gesloten door vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en de overheid brengt hier verandering in. In de toekomst is nog louter sprake van een verwachting over de hoogte van de pensioenuitkering. Of die verwachtingen ook uitkomen is afhankelijk van de weersgesteldheid op de financiële markten. Vallen de rendementen mee dan profiteren deelnemers in de vorm van indexering van hun pensioen; vallen ze tegen dan leidt dit tot een directe afbouw van het persoonlijk pensioenvermogen in vergelijking met het verleden. Tot dusver was de norm dat deelnemers ongeveer uitkomen op zeventig procent van hun inkomen als werkende. Maar wat nu als de economie tegenzit en de norm niet wordt gehaald? Hebben deelnemers dan voldoende pensioen om hun huidige levenswijze voort te zetten? En als dat niet zo is, beschikken ze dan over mogelijkheden om het ontstane gat weer te dichten? Kunnen ze misschien extra sparen, extra aflossen op hun hypotheek als ze een eigen huis hebben, of extra bezuinigen op uitgaven die niet noodzakelijk zijn? Het zijn vragen waar deelnemers van veel pensioenfondsen in de komende jaren mogelijk mee te maken krijgen. Ze worden meer verantwoordelijk voor hun eigen ‘appeltjes voor de dorst’. Daarmee worden ze in toenemende mate kwetsbaar. De fondsen hebben daarbij een zware verantwoordelijkheid om deelnemers tijdig te wijzen op de risico’s die ze lopen en hen te informeren over hun mogelijkheden om tijdig adequate maatregelen te treffen. De vraag is dan: hoe maken ze deelnemers weerbaar? Die verantwoordelijkheid neemt nog toe omdat deelnemers nergens anders heen kunnen. Hun opgebouwde kapitaal zit vast bij hun pensioenfonds. Zij moeten toezien hoe het fonds omgaat met hun belangen en behoeften, met alle gevolgen voor hun welzijn.

De vergelijking kan hier wel worden gemaakt met Essentiële Beleggersinformatie (EBI). Wat zijn de risico’s, kunt u het geld missen, weet u dat u uw geld kwijt kunt raken, enzovoorts?

De vergelijking kan hier wel worden gemaakt met Essentiële Beleggersinformatie (EBI). Wat zijn de risico’s, kunt u het geld missen, weet u dat u uw geld kwijt kunt raken, enzovoorts? Wat voor beleggen geldt zou in wezen ook moeten gelden voor pensioenen. Het vervelende is alleen dat deelnemers niets te zeggen hebben over de beleggingen van hun pensioen en de risico’s die daarmee gemoeid zijn. Het is juist daarom dat ik pleit voor de introductie van Essentiële Pensioen Informering (EPI) dat betrekking heeft op het proces waarin pensioenfondsen deelnemers ondersteunen de risico’s van hun toekomstige inkomsten en uitgaven beter in kaart te krijgen en te beheersen. Daarmee scheppen pensioenfondsen ruimte voor deelnemers om een onbezorgd pensioen en het daarmee gepaard gaande welzijn te kunnen genieten.

Welzijn

Over dat welzijn gaat de studie Pensioen is meer dan je maandelijkse poen. Financieel welzijn is geen nieuw fenomeen. Er wordt al tien jaar onderzoek naar gedaan. Het belang van het onderwerp neemt echter toe naar aanleiding van de recente wijziging van het pensioenstelsel. De onbezorgde oude dag wordt in de komende jaren minder onbezorgd; zeker is alleen dat de hoogte van het pensioen onzeker zal zijn. Dat is niet het beeld dat deelnemers hadden – en vaak nog hebben. Dat is vooral een probleem voor deelnemers met kleine pensioenen en beperkte financiële buffers. Zij hebben vaak maar weinig mogelijkheden om tijdig en adequaat bij te sturen. Nu hebben pensioenfondsen niet tot taak om te zorgen voor het subjectief ervaren welzijn van de deelnemers. Hoe de deelnemer wil leven bepaalt de persoon zelf. Of iemand sober of uitbundig wil leven, risicovol of juist risicomijdend, is aan het individu zelf om te beoordelen, zolang het geen schade toebrengt aan anderen. Subjectief welzijn ligt dus bij de deelnemer en is van meer aspecten afhankelijk dan waar het pensioenfonds invloed op heeft. Wel heeft een fonds tot taak om een omgeving te scheppen waarin deelnemers op tijd goede besluiten kunnen nemen over hun toekomstige financiële huishouding. Welzijn gaat dus niet over het subjectief welzijn van individuele deelnemers, maar om factoren die alle deelnemers raken, ongeacht hun individuele voorkeuren of behoeften. We spreken dan over het objectieve welzijn dat in het kader van pensioen verwijst naar:

het vermogen van actieve en gepensioneerde deelnemers om te voorzien in hun essentiële materiële en immateriële behoeften op grond van tijdig verstrekte, adequate en zo volledig mogelijke informatie over – de risico’s die verbonden zijn met – hun (toekomstig) inkomen en hun (toekomstige) behoeften. Dit vermogen wordt beïnvloed door de mogelijkheden tot voor de deelnemer passende interactie.

Kenmerkend voor het objectieve welzijn is dat het bevorderen ervan door de samenleving goed wordt geacht voor het individu onafhankelijk van de waarde die het individu eraan hecht. Neem de autogordel. De samenleving is van mening dat deze van belang is voor de veiligheid en gezondheid van de verkeersdeelnemer, ongeacht de wens of de waardering van de deelnemer zelf voor de gordel. Soms is het lastig dat er geen volledige consensus bestaat over wat goed is voor de mens en wat niet. Dit is vaak het geval als het gaat om zaken die gevoelig liggen en mogelijk inbreuk maken op de persoonlijke vrijheid of levenssfeer. Uiteindelijk bepalen de wetgevende en vertegenwoordigende organen van de samenleving wat in het objectieve belang is van het individu.

Onderzoek wijst uit dat fairness van uitkomsten mede wordt bepaald door de mate waarin deelnemers betrokken worden bij belangrijke besluiten en ontwikkelingen binnen hun pensioenfonds.

In het kader van de wijziging van het pensioenstelsel neemt het belang toe dat deelnemers tijdig in staat worden gesteld om passende maatregelen te nemen om toekomstig financieel onheil af te wenden. Daarin hebben pensioenfondsen een essentiële rol. De verantwoordelijkheid van de fondsen gaat daarbij verder, zo betoogt het rapport, dan het eenvoudig inzicht bieden in het bedrag dat de deelnemer in de toekomst mogelijk mag verwachten. Of de deelnemers daar vanuit een gevoel van subjectief welzijn op zitten te wachten of niet is daarbij niet relevant. De omgeving die invloed heeft op het welzijn dat deelnemers kunnen ervaren kenmerkt zich door vijf dimensies. Gezamenlijk creëren zij een omgeving van ‘essentiële pensioen informering’[1]. Vanzelfsprekend speelt het toekomstig inkomen een rol, maar ook de vraag wat je nu met dat inkomen kunt doen. Welke behoeften kunnen deelnemers daarmee bevredigen? Naast de fairness van de opbouw van het pensioen en de toekomstige uitkeringen gaat het dan ook over de onzekerheid die deelnemers ervaren omtrent hun inkomen en de behoeften die daarmee kunnen worden bevredigd. Onderzoek wijst uit dat fairness van uitkomsten mede wordt bepaald door de mate waarin deelnemers betrokken worden bij belangrijke besluiten en ontwikkelingen binnen hun pensioenfonds. Tot slot speelt ook de bestendigheid van het pensioen en het pensioenfonds over de generaties heen – inclusief de toekomstige generaties een rol. Deze dimensies gezamenlijk vormen het welzijnsweb:

Pensioenfondsen kunnen hun eigen prestaties op deze dimensies scoren aan de hand van een lijst met tweeëntwintig onderwerpen[2] en vervolgens weergeven in het bovenstaande spinnenweb. Een pensioenfonds dat goed scoort op de onderscheiden elementen heeft daarmee een omgeving geschapen voor de deelnemers om subjectief welzijn te ervaren. Dat pensioenfonds luistert namelijk naar haar deelnemers, helpt hen om te gaan met hun onzekerheid, draagt zorg voor faire uitkomsten, denkt met deelnemers mee over hun inkomen, hun mogelijke toekomstige behoeften en de kosten daarvan en let scherp op dat toekomstige generaties nog willen participeren in het fonds. Het doel van het spinnenweb en de scoring is om het gesprek aan te gaan met deelnemers, medewerkers en andere stakeholders om het belang van de deelnemers beter te dienen conform artikel 105.2 Pensioenwet. Wat kun je van elkaar leren? Het beeld dat dan ontstaat duiden we aan als ‘de toewijding van het pensioenfonds aan het welzijn van de deelnemer’.

Versterken van de omgeving gericht op het bevorderen van welzijn

Naast een verkenning van de literatuur werden meer dan veertig interviews en rondetafelgesprekken gevoerd met deelnemers, bestuurders en medewerkers van pensioenfondsen, beleidsmakers, toezichthouders, sociale partners, wetenschappers en belangenorganisaties. De gesprekken boden een verkennend inzicht in de mate waarin en de wijze waarop pensioenfondsen momenteel al invulling geven aan het welzijn van de deelnemers. De conclusie luidt dat fondsen aan het werk moeten. Deelnemers moeten breder en dieper worden geïnformeerd en intensiever worden betrokken, terwijl ook de governance verbetering behoeft.

Pensioenfondsen nemen wel stappen om deelnemers te verleiden zich actiever bezig te houden met hun pensioen. Sector-brede instrumenten zoals Pensioenchecker en Mijnpensioenoverzicht.nl geven een beeld van wat de deelnemer in de toekomst mogelijk als pensioeninkomen (inclusief AOW-uitkering) ontvangt. Daarnaast bieden pensioenfondsen individueel inzicht in het bij het fonds opgebouwde pensioenvermogen. Sommige fondsen bieden via instrumenten met mooie namen als Mijn Pensioenschets, Toekomstverkenner of Pensioenschijf van Vijf ook een doorkijkje naar toekomstige uitgaven die passen bij het leven dat de deelnemer graag zou willen leiden. De toekomst nodigt pensioenfondsen evenwel uit om betere en meer informatieve instrumenten te ontwikkelen die deelnemers in staat stellen een vollediger inzicht te krijgen in hun inkomen én in behoeftescenario’s die zich in de toekomst mogelijk voordoen met de bijbehorende kostenpatronen. Essentieel is dat deelnemers een reëel handelingsperspectief wordt geboden. Het beschikbaar maken van informatie over toekomstige pensioeninkomsten volstaat niet.

Het is niet de taak van een pensioenfonds om mensen tegen hun wil gelukkig te maken

Naast het informeren is het ook van belang om deelnemers meer te betrekken en met hen in gesprek te gaan. Diverse pensioenfondsen geven daar al invulling aan, maar versterking op dit vlak is geboden. Dit vormt een uitdaging omdat deelnemers vaak niet bezig zijn met hun pensioen. Dat geldt in het bijzonder voor jongeren en deelnemers van middelbare leeftijd. Zij hebben andere prioriteiten. Je kunt deelnemers ook niet toe dwingen. Zoals een respondent aangaf: “het is niet de taak van een pensioenfonds om mensen tegen hun wil gelukkig te maken”. Ik onderschrijf dit uitgangspunt, maar merk op dat het fonds wel de plicht heeft te voorkomen dat zij ongelukkig worden door een tekort aan tijdige en adequate ondersteuning. Ook aan de governance kan nog het nodige worden verbeterd, zo constateren de respondenten. Besturen van pensioenfondsen kennen hun deelnemers niet of slechts zeer beperkt. Ze worden sterk in beslag genomen door vergaderingen over technische, juridische en uitvoeringszaken. Dat wordt in de hand gewerkt omdat pensioen steeds meer een veld is van actuarissen, juristen en beleggingsdeskundigen. Kennis van de sector en van de werknemers en hun uitdagingen daarin wordt schaarser. Van fondsen mag worden verwacht dat zij zich vaker laten zien op uiteenlopende bijeenkomsten, algemene evenementen zoals beurzen, werkgeversbijeenkomsten, workshops, fairs, rondetafelgesprekken, of chatsessies. Het rapport schetst diverse voorbeelden die navolging verdienen, al gaan de stappen vaak nog niet ver genoeg om de deelnemer het gevoel te geven dat haar of zijn belangen en behoeften in de volle breedte bij het bestuur op het netvlies staan

Verantwoord vermogensbeheer

Een volgend element dat bijdraagt aan het realiseren van goede en faire uitkomsten over generaties heen heeft betrekking op het verantwoord en duurzaam beleggen van het totale pensioenvermogen. Die verantwoordelijkheid hebben de fondsen omdat ze daarmee de financiële en niet-financiële risico’s van de beleggingen beter beheersen, maar ook omdat ze daarmee bijdragen aan een betere wereld voor de huidige en toekomstige deelnemers. Die willen namelijk van hun pensioen genieten in een wereld die dat nog toelaat.

Maatschappelijke interactie

Naast het versterken van de omgeving waarin deelnemers hun welzijn kunnen bevorderen hebben de fondsen een taak in het maatschappelijk gesprek over de toekomst van het pensioenstelsel over generaties heen. Als geen ander kunnen zij vaststellen wat de effecten zijn van het stelsel op hun actieve en gepensioneerde deelnemers – zeker indien zij de interactie met hun deelnemers in de toekomst hebben geïntensiveerd. In brede zin mag van pensioenfondsen worden verwacht dat zij maatschappelijke initiatieven nemen of ondersteunen in het belang van deelnemers en de houdbaarheid van het pensioenstelsel. Dat vraagt onder meer om discussies over de verhouding tussen levenstijd en werktijd en daarbij passende flexibele regelingen: langer doorwerken voor wie dat wil, korter werken voor wie daartoe is genoodzaakt. Het vraagt ook om meer helderheid voor de deelnemers over de vangnetten van de samenleving als de zorgkosten voor ouderen oplopen die dat niet langer kunnen betalen. Pensioenfondsen kunnen dit signaleren onder hun gepensioneerden en agenderen op de maatschappelijke en politieke agenda.

De agenda voor de nabije toekomst

De opmerkingen en suggesties die tijdens de gesprekken werden gemaakt hebben geen formele status. Onderstaand schetsen wij enkele suggesties waar de fondsen baat bij kunnen hebben:

  • Neem een proactieve houding aan tegenover de deelnemers.
  • Zie de verhoudingen met deelnemers als relaties en niet als transacties.
  • Informeer de deelnemers adequaat en volledig over de gevolgen van de stelselwijziging.
  • Versterk het besef dat deelnemers meer direct risico lopen.
  • Bied inzicht in de toekomstige kosten van levensonderhoud.
  • Houd zicht op en inventariseer deelnemers die in de problemen (dreigen te) komen.
  • Ontwikkel dynamische tools om (denkbeeldige) toekomstige levenssituaties te modelleren.
  • Geef aan over welke handelingsperspectieven deelnemers beschikken en versterk deze.
  • Denk na over samenwerking met mogelijk relevante partners, zoals NIBUD, vakcentrales, ouderenorganisaties, PensioenLab en universiteiten.
  • Organiseer meer bijeenkomsten voor deelnemers in steeds wisselende samenstellingen.
  • Stel inloopuren in voor deelnemers op plekken dichtbij de werkplek.
  • Versterk de samenwerking met werkgevers gericht op het informeren en ondersteunen van de werkgever en de werknemers van de organisatie.
  • Ontwikkel vormen van communicatie die aansluiten bij de leefwereld van deelnemers.
  • Denk buiten de bestaande kaders om de deelnemers te bereiken, zoals een pensioenbus.
  • Neem het voeren van gesprekken met deelnemers op als onderdeel van de governance.
  • Betrek bestuurders actief bij gesprekken met deelnemers.
  • Draag waar mogelijk bij aan versterking van de weerbaarheid van deelnemers als human capital.
  • Neem actief deel aan de discussie over een activerend arbeidsmarktbeleid voor gepensioneerden.
  • Versterk beleggingen in de sector en in thema’s die relevant zijn voor de deelnemers binnen het kader van de fiduciaire verantwoordelijkheid van het fondsbestuur.
  • Herijk het doel van het pensioenfonds conform artikel 102a van de Pensioenwet in het licht van de sociale functie van het fonds. Het verdient aanbeveling om ‘fairness beliefs’ op te stellen.
  • Versnel en versterk de diversiteit in de besturen van pensioenfondsen.
  • Verbeter de openheid over verantwoord en duurzaam beleggen.

Diverse pensioenfondsen geven al invulling aan sommige van de bovengenoemde aandachtspunt, zij het nog zeer bescheiden. In sectorverband zouden pensioenfondsen kunnen werken aan een herziening van de code pensioenfondsen. Deze behoeft aanscherping op het vlak van ‘de deelnemer centraal’ en van het welzijn van de deelnemers. Ook is het wenselijk te komen tot een aanscherping van het begrip ‘belangen’ in de Pensioenwet. Juist als het gaat om de verantwoordelijkheden van pensioenfondsen om het weerstandsvermogen van deelnemers te versterken, is het zaak het begrip ‘belang’ nader te operationaliseren. Bijzondere aandacht, zo blijkt uit diverse reacties van respondenten, is het nadenken over nieuwe samenhangen tussen arbeid(stijd) en pensioen(tijd). Juist het scheppen van mogelijkheden voor ouderen om vitaal bij te blijven dragen aan de economie en de samenleving, maakt dat de weerbaarheid van de ouderen wordt versterkt. Tot slot bevelen wij de pensioenfondsen aan om nader onderzoek te verrichten naar de huidige stand van het welzijn van de deelnemers en de mate waarin de fondsen zijn ingericht op, toegewijd aan en zich inzettend voor een gezonde toekomst van hun deelnemers. Meer specifiek zou dit onderzoek – bijvoorbeeld binnen Netspar-verband – zich kunnen richten op de volgende aandachtspunten:

  1. Beschikken pensioenfondsen op dit moment over enige vorm van beleid inzake welzijn en het centraal stellen van de deelnemer?
  2. Overwegen pensioenfondsen beleid te ontwikkelen gericht op de ontwikkeling van een omgeving waarin deelnemers welzijn kunnen ervaren?
  3. Hoe vinden pensioenfondsen aansluiting bij de belangen en behoeften van deelnemers?
  4. Hoe denken deelnemers over hun welzijn in relatie tot hun pensioen en hoe kan het eigen pensioenfonds daar in positieve zin aan bijdragen?
  5. Hoe scoren pensioenfondsen op de onderscheiden dimensies van het welzijnsweb in de visie van het bestuur van het fonds, de uitvoeringsorganisatie en in die van hun deelnemers of andere relevante stakeholders?
  6. Wat doen pensioenfondsen in de toekomst om hun prestaties op de dimensies van het web te verbeteren?

In het licht van artikel 105.2 van de Pensioenwet en van de voorgenomen wijzigingen in het pensioenstelsel dienen pensioenfondsen zich actiever op te stellen richting hun deelnemers. Dit vraagt om het gezamenlijk op gang brengen van essentiële pensioen informering (EPI) in het licht van de toegenomen risico’s voor de deelnemers. Dat vraagt om informeren, maar ook om actief luisteren en horen wat deelnemers zeggen.

Voetnoten


[1] Ik spreek hier bewust over informering en niet over informatie. Het gaat namelijk om een proces tussen de zender van de informatie en de ontvanger, waarbij de ontvanger een centrale rol speelt in het scheppen van een omgeving waarin deelnemers tijdig adequate beslissingen kunnen nemen over het voorzien in hun toekomstige behoeften en het dragen van de kosten daarvan.

[2] Zie hiervoor pagina 70 en 71 van het rapport Pensioen is meer dan je maandelijkse poen.

Te citeren als

Harry Hummels, “Pensioen is meer dan je maandelijkse poen”, Me Judice, 14 december 2020.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Afbeelding 'Belgium' door 'Willy Verhulst'

Ontvang updates via e-mail