Inleiding
Rijkere landen exporteren over het algemeen producten van hogere kwaliteit dan ontwikkelingslanden. Het positieve verband tussen inkomensniveau en exportkwaliteit is uitvoerig gedocumenteerd in de literatuur (Schott, 2004; Hummels en Klenow, 2005; Feenstra en Romalis, 2014) en is duidelijk zichtbaar in Figuur 1. Om exportkwaliteit te meten wordt in de toonaangevende literatuur veelal de prijs van een product gebruikt, waarbij er wordt gecorrigeerd voor verschillende factoren die de vraag naar het betreffende product mede bepalen. Met andere woorden, als dezelfde consument bereid is om een hogere prijs te betalen voor auto A dan voor auto B, dan moet auto A van hogere kwaliteit zijn.
Figuur 1: Het verband tussen inkomensniveau en exportkwaliteit

Bron: Trenczek en Wacker (2021)
Het belang van een kwaliteitsinhaalslag voor ontwikkelingslanden
Hoe zit het met de lage-inkomenslanden? Hoe ontwikkelt de exportkwaliteit van deze landen zich en kunnen zij profiteren van een inhaalslag? Gegeven de huidige mogelijkheden om bestaande technologieën te imiteren en kennis te vergaren via handel en multinationale ondernemingen, ligt een kwaliteitsinhaalslag in de lijn der verwachting. Als er inderdaad sprake is van convergentie van exportkwaliteit, dan zou dat aanzienlijke beleidsgevolgen hebben. Dat zou namelijk betekenen dat het principe dat “wat je exporteert van belang is” (Hausman et al., 2007) van de hand kan worden gewezen. Landen zouden dan immers kunnen profiteren van een automatische kwaliteitsinhaalslag, ongeacht welke producten ze momenteel verhandelen.
Tot op heden was de literatuur eenduidig over het bestaan van onvoorwaardelijke en snelle convergentie op het gebied van exportkwaliteit. Dit zou betekenen dat landen die producten in het lage kwaliteitssegment exporteren snel stijgen op de kwaliteitsladder (e.g., Hwang, 2006; Hallak en Schott, 2011; Henn et al., 2020). Maar als dit inderdaad het geval zou zijn, zouden lage-inkomenslanden dan niet aanzienlijk moeten profiteren van deze inhaalslag? Zouden we op basis van het positieve verband tussen exportkwaliteit en ontwikkelingsniveau dan ook niet verwachten dat de inkomensverschillen tussen rijke en arme landen sneller kleiner worden dan nu het geval is? De wetenschappelijke literatuur heeft duidelijk iets over het hoofd gezien.
Convergentie is niet het enige aspect van kwaliteitsontwikkelingen
In een nieuw onderzoek tonen wij aan dat er geen sprake is van convergentie zodra exportkwaliteit vanuit macro-perspectief benaderd wordt (Trenczek en Wacker, 2021). De voorgaande literatuur heeft uitsluitend gekeken naar convergentie van exportkwaliteit voor specifieke producten. Er is echter buiten beschouwing gelaten dat landen niet precies dezelfde producten exporteren en dat de kwaliteit van verschillende exportproducten zich niet op hetzelfde tempo ontwikkelt. Convergentie is dan ook slechts verantwoordelijk voor ongeveer 40% van de variatie in kwaliteitsontwikkelingen. Wij analyseren daarom de ontwikkelingen in exportkwaliteit die niet kunnen worden verklaard door convergentie. Dit doen we door gebruik te maken van bilaterale handelsdata op 6-digit productniveau.
Vanuit macroperspectief bezien blijven de globale verschillen in exportkwaliteit opmerkelijk stabiel
We laten zien dat de ontwikkelingen in exportkwaliteit die overblijven nadat we gecorrigeerd hebben voor de werking van convergentie in het voordeel uitvallen van hoge-inkomenslanden. We verwijzen naar deze ontwikkelingen als het ‘innovatie residu’. De linker grafiek in Figuur 2 laat zien dat dit innovatie residu positief correleert met het inkomensniveau van exportlanden. Volgens onze schattingen hangt een verdubbeling van het inkomensniveau samen met een 1.7 procentpunt snellere jaarlijkse toename in algehele exportkwaliteit door het innovatie residu. Dit doet de voordelen die lage-inkomenslanden ervaren door convergentie in exportkwaliteit teniet: het verband in de rechter grafiek van Figuur 2 is minder sterk (absoluut gezien) dan dat in de linker grafiek. Dit verklaart waarom lage-inkomenslanden over het geheel gezien niet profiteren van ontwikkelingen in exportkwaliteit. Vanuit macroperspectief bezien blijven de globale verschillen in exportkwaliteit opmerkelijk stabiel.
Figuur 2: Het verband tussen ontwikkelingsniveau en de twee kwaliteitsaspecten

Bron: Eigen afbeelding gebaseerd op Trenczek en Wacker (2021)
Hoe kan dit verklaard worden? Een economische en statistische uitleg
Vanuit economisch perspectief lijkt het logisch dat ontwikkelingen in exportkwaliteit gekenmerkt worden door zowel convergentie als innovatie: lage-inkomenslanden imiteren, en hoge-inkomenslanden innoveren. Het feit dat er sprake is van imitatie zou de motivatie om te innoveren niet in de weg moeten staan, zoals Grossman en Helpman (1991) al aangaven. In een situatie van evenwicht met groei zouden we dus verwachten dat beide aspecten aanwezig zijn. Vanuit statistisch perspectief is het belangrijk om te begrijpen dat, alhoewel het residu na het corrigeren voor de aanwezigheid van convergentie een gemiddelde van 0 heeft, dit niet betekent dat het een gemiddelde van 0 heeft voor een bepaald exportland. Het positieve verband tussen het innovatie residu en het inkomensniveau van exportlanden is tot nu toe over het hoofd gezien in de bestaande literatuur.
Wat zijn de drijfveren voor innovatie op het gebied van exportkwaliteit?
Nu het duidelijk is dat het innovatie residu een aanzienlijke invloed heeft op de algehele ontwikkelingen in exportkwaliteit is het belangrijk om mogelijke drijfveren te onderzoeken. Een eerste blik op de data wijst uit dat er een aantal relevante variabelen zijn die correleren met innovatie op het gebied van exportkwaliteit. Het gaat hier om het beschikbare fysieke kapitaal en de financiële ontwikkeling in exportlanden. Ook het beschikbare menselijk kapitaal in een exportland, in vergelijking met het menselijk kapitaal dat nodig is voor een bepaald exportproduct, is van belang. Als er te veel menselijk kapitaal nodig is in verhouding tot het menselijk kapitaal dat beschikbaar is in een land, dan zal het betreffende land minder innoveren op het gebied van exportkwaliteit.
Deze mogelijke drijfveren verklaren waarom de voordelen die lage-inkomenslanden ervaren vanwege convergentie in exportkwaliteit teniet worden gedaan: lage-inkomenslanden beschikken over minder fysiek kapitaal en zijn minder financieel ontwikkeld dan hoge-inkomenslanden, en ze exporteren vaak producten die niet passen bij de hoeveelheid menselijk kapitaal die aanwezig is. Onze berekeningen laten zien dat deze factoren zwaarder wegen dan het positieve convergentie effect dat lage-inkomenslanden ervaren.
Conclusie
Onze resultaten impliceren dat landen die over verschillende productiefactoren beschikken zich ook zouden moeten specialiseren in verschillende taken. Dit heeft gevolgen voor de exportkwaliteit. Landen die relatief veel fysiek en menselijk kapitaal ter beschikking hebben zullen eerder grensverleggende innovaties realiseren door te investeren in research and development en in branding. Wanneer een product steeds meer gestandaardiseerd is waardoor het makkelijker te imiteren is, kunnen landen met relatief laagopgeleide werknemers een kwaliteitsinhaalslag maken (zie Acemoglu et al., 2021). De kwaliteit van de handel die plaatsvindt tussen hoge- en lage-inkomenslanden zal op deze manier internationale productlevenscycli volgen (e.g., Krugman, 1979; Flam en Helpman, 1987). Het financiële systeem kan het risicovolle innovatieproces versterken en stimuleren (zie Crinò en Ogliari, 2017).
Vanuit beleidsperspectief bezien betekenen onze resultaten dat lage-inkomenslanden niet zomaar kunnen profiteren van een kwaliteitsinhaalslag op exportgebied. In bredere zin is ons onderzoek een waarschuwing dat convergentie van een welvaartsindicator op sectorniveau niet betekent dat de betreffende welvaartsindicator ook convergeert op macroniveau.
Referenties
Acemoglu, Daron, Gino Gancia, en Fabrizio Zilibotti (2012), “Competing engines of growth: Innovation and standardization.” Journal of Economic Theory, 147, 570–601.
Crinò, Rosario en Laura Ogliari (2017): “Financial Imperfections, Product Quality, and International Trade.” Journal of International Economics 104(1): 63-84 (zie ook the VoxEu column hier)
Feenstra, Robert C. en John Romalis (2014), “International Prices and Endogenous Quality.” Quarterly Journal of Economics, 129, 477–527.
Grossman, Gene M. en Elhanan Helpman (1991), “Quality Ladders and Product Cycles.” Quarterly Journal of Economics, 106, 557–586.
Hallak, Juan Carlos en Peter K. Schott (2011), “Estimating cross-country differences in product quality.” Quarterly Journal of Economics, 126, 417–474.
Hausman, Ricardo, Jason Hwang, en Dani Rodrik (2007): “What you export matters.” Journal of Economic Growth 12(1): 1-25.
Henn, Christian, Chris Papageorgiou, Jose Manuel Romero, en Nikola Spatafora (2020), “Export Quality in Advanced and Developing Economies: Evidence from a New Data Set.” IMF Economic Review, 68, 421–451.
Hummels, David en Peter J Klenow (2005), “The Variety and Quality of a Nation’s Exports.” American Economic Review, 95, 704–723.
Hwang, Jason (2006), “Introduction of new goods, convergence and growth.” Harvard University mimeo.
Khandelwal, Amit K., Peter K. Schott, en Shang-Jin Wei (2013), “Trade Liberalization and Embedded Institutional Reform: Evidence from Chinese Exporters.” American Economic Review, 103, 2169–2195.
Schott, Peter K (2004), “Across-product versus within-product Specialization in International Trade.” Quarterly Journal of Economics, 119, 647–678.
Trenczek, Jan en K.M. Wacker (2021): Convergence and innovation in export quality and the world income distribution. GGDC Research Memorandum 188; Groningen Growth and Development Centre.