Koopkrachtherstel dient rekening te houden met energietransitie

De regering is gevraagd om vanwege de hoge en wellicht nog even aanhoudende inflatie in ons land maatregelen te nemen voor koopkrachtherstel. Volgens de Amsterdamse hoogleraar Frank den Butter dienen in het verband met de energietransitie de statisch bepaalde gegevens over inflatie en koopkracht met enige voorzichtigheid te worden beoordeeld. Daarmee dient bij koopkrachtherstel rekening te worden gehouden.

Inleiding

De inflatie in ons land is in het afgelopen jaar sterk toegenomen. Terwijl de Europese Centrale Bank (ECB) via allerlei opkoopprogramma’s en de daarmee beoogde monetaire verruiming er in de voorgaande periode nauwelijks in geslaagd was om de geldontwaarding op de wenswaarde van 2% te krijgen, bedroeg de inflatie in ons land in december 2021 op jaarbasis 5,7%. In januari 2022 blijkt deze volgens gegevens van het CBS nog verder opgelopen tot 6,4%.

Knot in Buitenhof

Deze ontwikkeling baart De Nederlandsche Bank (DNB), als onze nationale hoedster van de euro, zorgen. Die zorg bleek ook uit het interview met Klaas Knot, President van DNB, in een uitzending van tv-programma Buitenhof van zondag 6 februari 2022. Waar eerst het idee was dat deze inflatie van zeer tijdelijke aard zou zijn, schatte Knot nu in dat de periode met verhoogde inflatie nog meer dan een jaar zal duren. Daartoe was nodig, volgens de door Knot gebezigde metafoor, dat de ECB nu eerst de voet van het gaspedaal zou moeten halen en de opkoopprogramma’s beëindigen. Vervolgens zou de rem in werking kunnen worden gezet waarbij Knot verwacht dat de ECB in het vierde kwartaal van dit jaar met een renteverhoging zal komen. Overigens zal het beëindigen van de opkoopprogramma’s en anticipatie van de financiële markten op verdere inflatie op zich al tot een renteverhoging leiden. 

Knot noemde de hoge inflatie met name ’buitengewoon zorgelijk’ voor de koopkracht van de Nederlander met de smalle beurs, die een groot deel van zijn budget besteedt aan energie en levensmiddelen.

De gestegen energieprijzen vormen een belangrijke reden van de inflatie. Dat is een exogene prijsverhoging die buiten de beïnvloedingssfeer van de centrale banken ligt. Daarnaast zijn problemen met internationale productieketens en levering van onderdelen in nasleep van coronacrisis een oorzaak van de toegenomen geldontwaarding. De vraag is dan inderdaad in hoeverre deze bronnen van inflatie van tijdelijke aard zijn. De bijdrage van de energieprijzen blijft alleen groot wanneer deze prijzen nog verder doorstijgen. Wat betreft de problemen in de aanbodketens valt te verwachten dat bij het wegebben van de coronacrisis vraag en aanbod in deze ketens weer beter op elkaar zullen worden afgestemd zodat zich dan geen verdere substantiële prijsverhogingen meer zullen voordoen.

Herstel van koopkracht

Knot noemde de hoge inflatie met name ’buitengewoon zorgelijk’ voor de koopkracht van de Nederlander met de smalle beurs, die een groot deel van zijn budget besteedt aan energie en levensmiddelen, die ook flink duurder zijn geworden. Vanuit dat perspectief hebben werkgevers en vakbonden op 8 februari 2022 het kabinet opgeroepen om verschillende belastingen te verlagen om het koopkrachtverlies vanwege de gestegen prijzen te herstellen. Het CNV denkt daarbij aan het verlagen van de btw, de accijnzen, de energiebelasting en het verhogen van het minimumloon. Waarschijnlijk onder de veronderstelling dat de Belastingdienst dat dan ook op stel en sprong in de gebrekkige ICT weet te implementeren. De werkgeversvereniging AWVN vindt het te makkelijk om de bedrijven via een algehele loonsverhoging met het koopkrachtherstel te belasten. Beter is een flinke loongroei alleen in bedrijfstakken of bedrijven waar het goed mee gaat. Deze wens van de werkgevers om via gerichte loondifferentiatie de koopkracht te bevorderen voorkomt het opstarten van een loon-prijsspiraal en sluit aan bij de situatie op de arbeidsmarkt in de post corona periode waar van veel baanwisselingen sprake zal zijn. 

Overschatting van inflatie

Ook al is de inflatie onmiskenbaar in het afgelopen jaar toegenomen, toch zijn er wel een tweetal kanttekeningen bij de meting van inflatie te plaatsen. Daarbij wordt de inflatie overschat en de productiviteitsstijging onderschat. Ten eerste betreft dit de kwaliteitsverhoging van producten in de loop van hun ontwikkeling. Zo krijgen auto’s van het zelfde merk en model steeds nieuwe snufjes en verbeteringen en komt de hogere kwaliteit van nieuwe apparaten – denk aan iPhones- en allerhande gadgets - niet (volledig) in een hogere prijs tot uiting. Maar ook striktere regelgeving in de dienstverlening en voedselvoorziening brengt een onderschatting van de productiviteitsstijging en daarmee een overschatting van de prijsstijging met zich mee. Om de inflatie hiervoor te corrigeren zouden eigenlijk zogenoemde hedonische prijzen moeten worden berekend (zie bijvoorbeeld Ehrlich et al., 2021 voor een recente beschouwing hierover).

Een tweede reden voor overschatting van de inflatie is de ‘substitutie vertekening’ (‘substitution bias’). Wanneer de prijs van het ene product omhoog gaat zal men dat proberen te vervangen door een substituut waarvan de prijs minder is gestegen. Dit betekent een verschuiving in het mandje waaraan de prijsinflatie wordt gemeten. Zeker in het geval van energieprijzen is dit momenteel een relevant fenomeen. Het idee is immers dat de energietransitie gebaat is met hogere prijzen van vervuilende fossiele energie, zodat sneller een overgang naar niet-vervuilende energie uit hernieuwbare bronnen kan worden verwezenlijkt. Deze prijsverhoging wordt ons nu als het ware in de schoot geworpen, zij het met enige nadelen (zie hierna).   

Onderschatting van koopkracht

Overschatting van de inflatie betekent onderschatting van de koopkracht. Er is echter nog een eigenstandige reden waarom de koopkrachtontwikkeling in de huidige situatie van een enigermate overspannen arbeidsmarkt, met veel baanwisselingen, wordt onderschat. Baanwisselingen van minder of niet-productieve banen naar productievere banen (van ‘bad jobs’ naar ‘good jobs’) zullen over het algemeen gepaard gaan met flinke salarisverhogingen voor de baanwisselaars. Dit betekent dat de koopkracht van deze baanwisselaars zal toenemen. Dat komt niet in de traditionele koopkrachtberekeningen tot uitdrukking waarbij wordt uitgegaan van dezelfde baan en het zelfde salaris. In plaats van zulke statische koopkracht plaatjes zouden ‘dynamische koopkrachtplaatjes’ moeten worden berekend waarbij wel de hogere koopkracht van de baanwisselaars wordt meegerekend. Het laat zich aanzien dat uit deze berekeningen blijkt dat een deel van het koopkrachtherstel zich automatisch via de arbeidsmarkt zal voltrekken, zeker wanneer aan de wens van Stigter en Wilthagen (2022) wordt voldaan dat ook veel non-participanten op de overspannen arbeidsmarkt toetreden of dat deelparticipanten langer gaan werken. Daarbij is het ook nog eens de energietransitie zelf die veel goed betaalde nieuwe banen voor installateurs en technici zal opleveren.

Koopkracht en brede welvaart

Koopkracht en reële inkomensgroei vormen slechts een onderdeel van de maatschappelijke welvaartsbeleving zoals die via het dashboard van indicatoren volgens het brede welvaartsbegrip wordt gemeten. Daarbij speelt koopkracht in de individuele welvaartsbeleving tegenwoordig een minder prominente rol dan vroeger (Baarsma, 2020).

Bovendien zijn vanuit het perspectief van de klimaatdoelstellingen en de energietransitie hogere energieprijzen, zoals gezegd, juist gewenst. Bij herstel van koopkracht is er hier sprake van een afruil tussen meer koopkracht nu en een beter klimaat en minder milieuverlies voor toekomstige generaties. In termen van brede welvaart gaat het daarbij om de afruil tussen welvaart nu en welvaart ‘later’. Deze afruil tussen de verschillende componenten van het begrip brede maatschappelijke welvaart is in beginsel een kwestie van politieke voorkeuren. Toch speelt daarbij in het geval van een verkeerd beprijzen van het milieu, en in meer concrete zin van te lage energieprijzen, de kwestie van marktfalen. Hier leert de theorie van de economie van de collectieve sector dat in dit geval de overheid het publiek belang dient te borgen door de negatieve externe effecten van een te lage beprijzing te internaliseren. Ik noem dit een ‘economisch publiek belang’ (Den Butter, 2011). Dit internaliseren is een rechtsstatelijke voorwaarde en mag geen onderwerp van een politieke afweging zijn. Dat is overduidelijk in het geval van externe effecten waarbij een bepaalde groep burgers of individuen een voordeel heeft ten koste van ander burgers of individuen. Zo’n ongewenste herverdeling dient te worden vermeden.

Bovendien zijn vanuit het perspectief van de klimaatdoelstellingen en de energietransitie hogere energieprijzen, zoals gezegd, juist gewenst.

Maar eigenlijk behoort die rechtsstatelijke randvoorwaarde ook te gelden in het geval van te lage beprijzing van milieugebruik dat ten koste van toekomstige generaties en ten koste van andere burgers in de wereld gaat. Vanuit die gedachte merkt Ongering (2022) in haar nieuwjaarsartikel in ESB op dat: “Veel van de klimaatproblematiek lijkt terug te voeren op de onbeprijsde externaliteiten die onze ‘brede welvaart’ raken. Bijsturing vanuit de overheid is nodig om deze negatieve externaliteiten terug te dringen. Het generatie- en grensoverschrijdende karakter van beide transities maakt het perspectief van ‘brede welvaart’ hier onontbeerlijk om tot handelingsperspectief te komen.” Hoewel de verwijzing naar ‘brede welvaart’ doet vermoeden dat het hier om een politieke afweging gaat – wat waarschijnlijk ook zo is bedoeld – is de beleidsopgave voor een energietransitie vanwege het klimaat gebonden aan de rechtsstatelijke voorwaarde van internalisering van externe effecten. Vandaar dat de regering zich aan de in de klimaatwet gestelde doelstellingen dient te houden. 

CO2 belasting en ruilvoetverlies

De beprijzing van energie speelt in het transitiebeleid een belangrijke rol. Vrijwel alle economen zijn het er over eens dat de doelstellingen van vermindering van CO2 uitstoot het beste met een flinke verhoging van de belasting op die uitstoot kan worden bereikt. Hiertoe is het systeem van verhandelbare emissierechten (ETS) opgezet waar vanuit een afnemend aantal beschikbare rechten via veilingen de prijs voor CO2 uitstoot wordt bepaald. Dit systeem levert niet alleen de gewenste kostenverhoging voor CO2 uitstoot op, maar ook flink wat extra geld voor het klimaatbeleid (Kreulen et al., 2021). De nu oplopende energieprijs als onderdeel van de huidige hoge inflatie heeft in feite een soortgelijk effect als de beprijzing van CO2 uitstoot via ETS. Wel levert het ons in het geval van invoer van energie (bijvoorbeeld gas) uit het buitenland, een ruilvoetnadeel op. Daarbij missen we ook de inkomsten die anders via de ETS veilingen zouden zijn verkregen. Bovendien moet nog  voorzichtig worden omgegaan met de extra belasting die we op energie heffen omdat we anders in de zogeheten ‘groene paradox’ verzeild raken (zie bijvoorbeeld Van der Ploeg en Withagen, 2015).

Op dit punt verdient een ander heikel punt in het huidige regeringsbeleid aandacht, namelijk de afhankelijkheid van Rusland voor onze gasvoorziening en de belofte om de aardgaswinning in Groningen te beëindigen. Het laat zich aanzien dat Rusland ons tegen een redelijke prijs aardgas zal willen blijven leveren. Bij het huidige prijsniveau zullen zij als aanbieders van gas ook rekenen met de ‘groene paradox’. Maar om strategische overwegingen op de korte termijn (Oekraïne) en op de lange termijn (minder afhankelijk van Rusland zijn) ligt zo’n levering door Rusland moeilijk. Wellicht is dan toch nog wat extra winning uit Groningen nodig, ook om te voldoen aan leveringsverplichtingen aan Duitsland. Dan is wel essentieel de negatieve externe effecten (aardbevingsschade) voor de Groningse burgers volledig te internaliseren. Dit zou kunnen door alle extra gasopbrengsten (zoals de coalitiepartijen CDA en ChristenUnie op 9 februari 2022 hebben voorgesteld) te bestemmen voor het aardbevingsbestendig maken van de Groningse woningen. Overigens is het sowieso nodig de schade van de aardbevingen vanwege de gaswinning tot in lengte van dagen te herstellen: volgens geologen kunnen die bevingen ook zonder extra winning nog decennia lang voortduren. 

Besluit

Hogere energieprijzen, zoals deze nu een deel van de inflatie veroorzaken, zijn nodig om de energietransitie te bespoedigen. Mede gezien de loonstijgingen die baanwisselingen op de gespannen arbeidsmarkt met zich meebrengen, moet beleid van koopkrachtherstel met zorg worden vormgegeven. Maar inderdaad dient een grote achteruitgang in koopkracht van degenen met een krappe beurs die niet van baan kunnen wisselen of van een pensioen leven, te worden gerepareerd.

Literatuur

Baarsma, B. (2020), Liever grip op het leven dan iets meer koopkracht, Column Rabobank, 11 januari 2020.

Butter, F.A.G. den (2011),  Marktwerking en het “wat” en “hoe” van het publiek belang, Tijdschrift voor Openbare Financiën , 43 (2), blz. 78-92.

Ehrlich, G., J. Haltiwanger, R. Jarmin, D. Johnson, E. Olivares, L. Pardue, M. D. Shapiro en L.Yi Zhao (2021). Quality Adjustment at Scale: Hedonic vs. Exact Demand-Based Price Indices, Paper prepared for the 36th IARIW Virtual General Conference, August 23-27, 2021.

Kreulen, K.,  H. van Til, D. Phylipsen, M. Voogt en W. Bolhuis (2021) Door de stijgende CO₂-emissieprijs zijn er miljarden extra voor klimaatbeleid, Economisch Statistische Berichten, 106 (4804), blz. 560-563.

Ongering, L. (2022), Overheidsregie in een wereld die verandert, Economisch Statistische Berichten, 107 (4805), blz. 6-9. 

Ploeg, F. van der, en C. Withagen (2015), Global warming and the green paradox: a review of adverse effects of climate policy, Review of Environmental Economics and Policy, 9 (2), blz. 285-303.

Stigter, A. en T. Wilthagen (2022), Arbeidsdeelname kan en moet fors omhoog, Economisch Statistische Berichten, 107, blz. nog te bepalen.

Te citeren als

Frank den Butter, “Koopkrachtherstel dient rekening te houden met energietransitie”, Me Judice, 11 februari 2022.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Door 'Jos van Zetten'

Ontvang updates via e-mail