Inleiding
Sinds de eerste verkiezing van president Trump in 2016 staat de “Rust Belt” in de VS volop in de belangstelling. De steden waar de industrie is weggetrokken aan het einde van de vorige eeuw hebben te maken gehad met een sterke daling van de werkgelegenheid. En als er banen bijkwamen, waren dit veelal banen tegen een lager loon dan voorheen (Frey, 2019; Gagliardi, Moretti, en Serafinelli, 2023). Deze economische neergang ging gepaard met een grotere armoede, die de kwaliteit van leven in hele regio’s (tijdelijk) deed verslechteren (Case and Deaton, 2020).
Ook in Nederland is er een literatuur verschenen over regionale verschillen in werkgelegenheid en sociale mobiliteit. Zo schetst de Atlas van Achtergebleven Nederland een beeld van delen van Nederland die achterop raken (de Voogd en Cuperus, 2021). Ook laat de SEO kansenatlas zien dat jongeren in bepaalde delen van Groningen minder goede doorgroeimogelijkheden hebben naar een hoger inkomen dan kinderen die opgroeien in de regio rondom Eindhoven (SEO, 2021).
De naam “krimpregio” oogt vreemd, aangezien er in algemene zin geen sprake is van een krimpende bevolking of economische krimp. De krimpregio’s groeien enkel minder snel dan het Nederlandse gemiddelde.
Juist in deze regio’s is het aanleren van kennis en vaardigheden een belangrijke manier om op te klimmen op de maatschappelijke ladder. Daarin spelen onderwijsinstellingen als katalysator voor menselijk kapitaal een cruciale rol. Echter staan deze in sommige regio’s onder druk door teruglopende studentenaantallen. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap (OCW) onderscheidt op dit gebied elf krimpregio’s (Ministerie van OCW, 2024). Dit zijn soms hele provincies (Friesland, Drenthe, Groningen, Zeeland, Limburg) en soms delen van regio’s (Noord-Holland Noord, Twente, Achterhoek). Hierbij valt op dat deze zich met name aan de rand van Nederland bevinden, met uitzondering van de arbeidsmarkregio Rivierenland (zie Figuur 1).
in dit artikel laat ik zien dat de naam “krimpregio” vreemd oogt omdat er in vrijwel al deze regio’s geen sprake is van krimp. Ik kom tot deze conclusie door de demografische ontwikkelingen te analyseren. Daarnaast beschrijf ik hoe deze regio’s scoren op het gebied van welvaart in enge zin (groei van het BBP en arbeidsparticipatie). Ten slotte ga ik in op enkele brede welvaart uitkomstvariabelen (inkomensongelijkheid, armoede en levensverwachting). Aan de hand van deze cijfers laat ik zien dat er in de krimpregio’s doorgaans geen sprake is van krimp. De krimpregio’s groeien enkel minder snel dan het Nederlandse gemiddelde.
Figuur 1. De krimpregio's bevinden zich vooral aan de randen van Nederland.
Noot: De elf krimpregio’s voor onderwijsaantallen zijn gebaseerd op de arbeidsmarktregio’s. De arbeidsmarktregio’s die als krimpregio’s worden aangeduid zijn: Groningen, Friesland, Drenthe, Achterhoek, Twente, Noord-Holland Noord, Zeeland, Noord-Limburg, Midden-Limburg, Zuid-Limburg en Rivierenland. Bron: CBS Gebiedsindeling, bewerking SEO Economisch Onderzoek.
Demografische ontwikkeling: lagere bevolkingsgroei dan in de rest van Nederland
De bevolkingsgroei in de krimpregio’s blijft achter met vier procentpunt ten opzichte van de gemiddelde bevolkingsgroei in Nederland (zie Figuur 2). Hierbij zij wel opgemerkt alle krimpregio’s een positieve bevolkingsgroei kennen behalve Zuid-Limburg. Deze arbeidsmarktregio ziet over deze periode een daling van de bevolking met één procentpunt.
De bevolkingsgroei in krimpregio’s blijft achter doordat zowel de natuurlijke bevolkingsgroei als de bevolkingsgroei door binnenlandse en buitenlandse migratie lager liggen dan in de rest van Nederland. De lagere natuurlijke bevolkingsgroei is verklaarbaar door de hogere mate van vergrijzing in deze regio’s (Rutten en Vervliet, 2025). De mindere economische dynamiek (zie volgende paragraaf) verklaart mogelijk waarom de bevolkingsgroei door migratie achterblijft.
Figuur 2. De gemiddelde bevolkingsgroei in de krimpregio’s ligt vier procentpunt lager dan die in Nederland.
Bron: CBS Statline Bevolkingsonderzoek, bewerking SEO Economisch Onderzoek.
Lagere economische groei en lagere arbeidsparticipatie
Over de periode 2013-2023 ligt de gemiddelde reële economische groei zes procentpunt lager in de krimpregio’s dan in heel Nederland (zie Figuur 3). Het stopzetten van de gaswinning in Groningen speelt hierin een belangrijke rol. Door deze stopzetting kent de provincie Groningen als enige krimpregio een negatieve economische groei. Desalniettemin ligt ook zonder Groningen de reële economische groei twee procentpunt lager.
Sectorale verschillen verklaren in belangrijke mate dit verschil. Zo zijn de sectoren landbouw en industrie relatief groter en belangrijker dan in de rest van in Nederland, terwijl juist deze sectoren de afgelopen tien jaar een beperkte productiviteitsgroei laten zien. Tegelijkertijd is de dienstensector - die in deze periode wel een sterke productiviteitsgroei doormaakte – in deze regio’s minder sterk vertegenwoordigd (De Vries en Van Leeuwen, 2024). De sectorale samenstelling van de economie speelt daarmee een belangrijke rol in het achterblijven van de groei in krimpregio’s.
Figuur 3. De reële economische groei ligt zes procentpunt lager in de krimpregio's dan in Nederland.
Noot: Reële economische groeicijfers voor de arbeidsmarktregio’s zijn afgeleid van de corop regio’s. Bron: CBS statline Nationale Rekeningen, bewerking SEO Economisch Onderzoek.
Een tweede verklarende factor is de lagere arbeidsparticipatie (zie Figuur 4). Een nadere uitsplitsing laat zien dat zij met name lager ligt bij personen boven de 45 jaar. Mogelijk hangt dit samen met een grotere aanwezigheid van de industrie waar fysiek zwaar werk een grotere rol heeft dan in de dienstensector. Dit werk heeft een grotere impact op de gezondheid van werknemers, waardoor de kans afneemt dat ze op latere leeftijd nog werkzaam zijn. Een belangrijke aanwijzing hiervoor is dat het percentage arbeidsongeschikten hoger ligt in de krimpregio’s dan in heel Nederland (zie Rutten en Vervliet, 2025).
Figuur 4. De gemiddelde netto arbeidsparticipatie ligt lager in de krimpregio's dan in Nederland.
Bron: CBS Statline Arbeidsdeelname, bewerking SEO Economisch Onderzoek.
Al met al ligt de gemiddelde reële economische groei en de gemiddelde arbeidsparticipatie lager in krimpregio’s dan het gemiddelde in Nederland. Desalniettemin is er zowel in de krimpregio’s sprake van een groei die – zelfs wanneer de gaswinning buiten beschouwing wordt gelaten – achterblijft bij de rest van Nederland. Hetzelfde geldt ook voor de arbeidsparticipatie. Er is dan ook geen sprake van een divergerende economische ontwikkeling tussen de krimpregio’s en de rest van Nederland.
Brede welvaart: Gelijkere inkomensverdeling, grote variatie in armoede
Op het gebied van brede welvaart zijn er tal van indicatoren die meegenomen kunnen worden(zie bijvoorbeeld CBS, 2022). Echter is niet voor alle indicatoren voldoende data beschikbaar op regionaal niveau. Mede daarom beperken ik me tot drie brede welvaartsindicatoren. Deze zijn de inkomensverdeling, de kans op (langdurige) armoede en de levensverwachting.
De inkomensverdeling in de krimpregio’s is gelijker dan de inkomensverdeling van Nederland (zie Figuur 5). Dit komt doordat er 2,5 procentpunt minder mensen het hoogste inkomensdeciel zitten en 0,8 procentpunt minder mensen in het laagste inkomensdeciel. Het lagere aandeel in het laagste inkomensdeciel hangt samen met het relatief geringe aantal bijstandsgerechtigden. In de steden is deze groep relatief groter (CBS, 2025). Het lagere aantal hogere inkomens is verklaarbaar aan de hand van het opleidingsniveau. Mensen in de krimpregio’s zijn vaker middelbaar opgeleid dan hoger opgeleid (Rutten en Vervliet, 2025). Aangezien hoger opgeleiden vaker vertegenwoordigd zijn in de hoogste regionen van de inkomensverdeling, verklaart dit de relatief kleine groep aan de bovenkant van de inkomensverdeling in de krimpregio’s.
Figuur 5. De inkomensverdeling in de krimpregio's is gelijker dan de inkomensverdeling in Nederland.
Noot: de horizontale as geeft de inkomensdecielen weer van de inkomensverdeling en de verticale as het verschil in procentpunten ten opzichte van het landelijke gemiddelde. De waarde van -0,8% in de categorie 0-10% geeft daarmee aan dat er gemiddeld 0,8 procentpunt minder mensen in het laagste inkomensdeciel in de krimpregio’s zitten ten opzichte van het landelijke gemiddelde. Bron: CBS Statline gestandaardiseerd inkomen 2022, bewerking SEO Economisch Onderzoek.
Op het gebied van huishoudens onder de armoedegrens wijken de krimpregio’s niet substantieel af van het Nederlandse gemiddelde (zie Figuur 6). De variatie tussen krimpregio’s is op dit gebied wel groot. Zo hebben de krimpregio’s in Groningen, Drenthe en Friesland meer huishoudens onder 150% van het sociaal minimum dan het Nederlandse gemiddelde op korte en middellange termijn. De krimpregio’s rivierenland en Noord-Holland Noord doen het op dit gebied beter dan het Nederlandse gemiddelde en scoren in beide categorieën ongeveer 3 procentpunt lager. Een verschil in opleidingsniveau kan dit verschil waarschijnlijk niet verklaren aangezien het percentage laagopgeleiden tussen deze regio’s niet substantieel van elkaar afwijkt.
De grote variatie hangt mogelijk wel samen met de kwaliteit van verbindingen binnen de regio’s (zie bijvoorbeeld ook Dorantes, and Murauskaite-Bull, 2023). Onvoldoende toegang tot vervoersmogelijkheden kan de deelname aan sociaaleconomische activiteiten belemmeren, wat de op armoede vergroot. Betaalbare en efficiënte vervoerssystemen vormen dan voor deze groep een noodzakelijke voorwaarde vormen om deze situatie te doorbreken. Gemiddeld genomen is de afstand tot cruciale voorzieningen in de krimpregio’s zoals een ziekenhuis of een treinstation verder dan in de rest van Nederland (zie Figuur 7). Hierbij zijn echter ook de verschillen binnen krimpregio’s groot. In de regio’s Groningen, Friesland en Drenthe liggen de afstanden fors hoger dan het gemiddelde in de krimpregio’s. Voor de regio Rivierenland zijn deze afstanden vrijwel in lijn met het landelijke gemiddelde en voor de regio Noord-Holland Noord liggen deze afstanden zelfs lager. Daarmee speelt bereikbaarheid mogelijk een grote rol in het verklaren waarom sommige regio’s beter of slechter scoren op het gebied van langdurige armoede.
Figuur 6. Het percentage huishoudens dat in armoede leeft in de krimpregio's is vergelijkbaar met het Nederlandse gemiddelde.
Bron: CBS Statline Inkomens van huishoudens en personen, bewerking SEO Economisch Onderzoek.
Figuur 7. De gemiddelde afstand tot een treinstation ligt in de krimpregio's meer dan een kilometer hoger dan de gemiddelde afstand in Nederland.

Bron: CBS Statline Nabijheid voorzieningen (2023), bewerking SEO Economisch Onderzoek.
Ten slotte ligt de gemiddelde levensverwachting in de krimpregio’s 0,2 jaar lager dan het gemiddelde in Nederland (zie Figuur 5). Met name inwoners van de noordelijke arbeidsmarktregio’s Groningen en Drenthe hebben een lagere levensverwachting (resp. 81 jaar en 80,7 jaar) en drukken daarmee het gemiddelde. Specifiek voor deze regio’s hangt de lage levensverwachting mogelijk sterk samen met een oververtegenwoordiging van mensen met een lagere sociaaleconomische status. In tegenstelling tot andere krimpregio’s ligt het aantal bijstandsgerechtigden in Groningen een half procentpunt boven het landelijke gemiddelde en is het percentage mensen in Drenthe met een laag opleidingsniveau vier procentpunt hoger dan het landelijke gemiddelde. Deze lagere sociaaleconomische status gaat vaak gepaard met een kortere levensverwachting. Groningen en Drenthe drukken daarmee de gemiddelde levensverwachting in alle krimpregio’s.
Figuur 8. De gemiddelde levensverwachting in de krimpregio's ligt 0,2 jaar lager dan de gemiddelde levensverwachting in Nederland.
Bron: RIVM (2022), bewerking SEO Economisch Onderzoek.
Al met al laten de brede welvaartsindicatoren zien de inkomensverdeling gelijker en op het gebied van armoede en levensverwachting de resultaten niet veel verschillen. Dat neemt echter niet weg dat er tussen krimpregio’s grote verschillen bestaan. Dat maakt het lastig om op het gebied van brede welvaart uitspraken doen die voor alle krimpregio’s geldig zijn.
Conclusie en discussie
Dit artikel analyseert de ontwikkelingen in de krimpregio’s. Ik vind dat over een periode van tien jaar de bevolkingsgroei achterblijft, maar er is in geen sprake van krimp (behalve in Zuid-Limburg). Op economisch gebied is eenzelfde patroon te zien: deze blijft ook achter in vergelijking met de gemiddelde groei in Nederland, maar ook hier is geen sprake van een afname in de economische activiteit, behalve in Groningen door het stopzetten van de gaswinning. De naam “krimpregio” oogt daarmee vreemd, aangezien er in algemene zin geen sprake is van een krimpende bevolking of economische krimp. De krimpregio’s groeien enkel minder snel dan het Nederlandse gemiddelde.
Het achterblijven van de economische groei komt deels door sectorale verschillen. De sectoren met de minste productiviteitsgroei (landbouw, industrie) komen hierbij vaker voor in de krimpregio’s, waardoor de economische groei achterblijft. Aangezien hoogproductieve sectoren niet simpelweg “verplaatst” kunnen worden als stukken op een schaakbord, ligt het niet in de lijn der verwachting dat hier op korte termijn iets aan te doen valt. Op langere termijn kunnen investeringen in onderwijs hier wel een bijdrage aanleveren, mits het opgeleide talent in de regio werkzaam blijft en niet bijvoorbeeld naar de Randstad vertrekt. Maar dit laatste is niet eenvoudig. Daarmee bestaat er dan ook geen eenvoudige oplossingen voor een lagere productiviteitsgroei.
Aangezien hoogproductieve sectoren niet simpelweg “verplaatst” kunnen worden als stukken op een schaakbord, ligt het niet in de lijn der verwachting dat hier op korte termijn iets aan te doen valt.
Een tweede component is de achterblijvende arbeidsparticipatie van de groep 45+’ers. Mogelijk is op dit terrein door om- en bijscholing een hogere arbeidsparticipatie tot op latere leeftijd te bereiken. Onderwijsinstellingen in de regio kunnen hier een belangrijke rol in spelen door aanbod op het gebied van leven lang ontwikkelen (LLO) te verzorgen. Wel zij hierbij opgemerkt het percentage arbeidsongeschikten hoger is in de krimpregio’s dan het gemiddelde in Nederland. Dit onderstreept daarmee niet alleen het belang van scholing, maar ook het inzetten op maatregelen die mensen in staat stelt om fysiek en / of mentaal langer arbeidsfit te blijven. Ook op dit terrein kan om- en bijscholing dus een verschil maken, hetgeen het mogelijk ook makkelijker maakt om bijvoorbeeld mbo-instellingen in deze gebieden open te houden.
Ten slotte bestaan er aanzienlijke verschillen in brede welvaart tussen de diverse krimpregio’s. Hoewel het gemiddelde niveau van brede welvaart in deze regio’s slechts beperkt afwijkt van het landelijk gemiddelde, zijn de onderlinge verschillen binnen de groep krimpregio’s groot. Deze verschillen zijn goed zichtbaar op het gebied van bereikbaarheid. Hieraan is mogelijk wat te doen door te investeren in de publieke infrastructuur. Dergelijke investeringen dragen niet alleen bij aan het versterken van brede welvaart, maar stimuleren ook de economische groei.
Referenties
Case, A., & Deaton, A. (2021). Deaths of Despair and the Future of Capitalism.
CBS (2022). Monitor Brede Welvaart. Monitor brede welvaart | CBS. Laatst geraadpleegd: 05-04-2025
CBS (2025). Bijstandsuitkering. Bijstandsuitkeringenstatistiek (BUS) | CBS. Laatst geraadpleegd: 14-04-2025.
CBS Statline. Arbeidsdeelname. StatLine - Arbeidsdeelname; regionale indeling 2024. Laatst geraadpleegd op: 05-04-2025.
CBS Bevolkingsontwikkeling. StatLine - Bevolkingsontwikkeling; regio per maand. Laatst geraadpleegd op: 05-04-2025
CBS Gebiedsindeling. service.pdok.nl/cbs/gebiedsindelingen/2023/wfs/v1_0?request=GetCapabilities&service=WFS. Laatst geraadpleeggd: 05-04-2023.
CBS Statline – BBP, productie, bestedingen; kwartalen, waarden en nationale rekeningen. StatLine - Bbp, productie en bestedingen; kwartalen, waarden, nationale rekeningen. Laatst geraadpleegd: 05-04-2025
CBS statline Nationale Rekeningen. StatLine - Economische groei; bedrijfstak en regio, nationale rekeningen, 1996-2023. Laatst geraadpleegd: 05-04-2025
CBS statline: Inkomen van huishoudens en personen. Viewer - Inkomensverdeling decielen - 2023
CBS Statline. StatLine - Laag en langdurig laag inkomen; huishoudenskenmerken, regio (indeling 2024). Laatst geraadpleegd: 05-04-2025.
CBS Statline. StatLine - Nabijheid voorzieningen; afstand locatie, wijk- en buurtcijfers 2020. Laatst geraadpleegd: 05-04-2025.
De Voogd en Cuperus (2021). Atlas van Afgehaakt Nederland. Beleidsrapport: Ministerie van Binnenlandse Zaken.
De Vries, van Leeuwen (2024). Groei Nederlandse productiviteit relatief laag door afbouw gaswinning. ESB 110(4843), 104-106.
Dorantes, L. M., & Murauskaite-Bull, I. (2023). Revisiting transport poverty in Europe through a systematic review. Transportation Research Procedia, 72, 3861-3868.
Frey, C.B. (2019). he technology trap: Capital, labor, and power in the age of automation. In The technology trap. Princeton University Press.
Hooper, E., Peters, S., & Pintus, P. A. (2021). The impact of infrastructure investments on income inequality: Evidence from US states. Economics of Transition and Institutional Change, 29(2), 227-256.
Ministerie van OCW (2024). 31524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie. Brief aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
RIVM (2024). Bronbestanden RIVM levensverwachting.
Rutten, A., Vervliet, T. (2025). Toekomstbestendig beroepsonderwijs in krimpregio’s. Analyses van de regionale context. SEO-rapport: 2025-03. SEO: Amsterdam.
Ter Weel, B., de Jong, G. (2021). SEO Kansenatlas. SEO: Amsterdam.