Goed functionerende en inclusieve instituties zijn dé motor achter Brede Welvaart. Maar hoe peilen we de motorolie?

Onderwerp:
Goed functionerende en inclusieve instituties zijn dé motor achter Brede Welvaart. Maar hoe peilen we de motorolie? image

Paard in rivierenlandschap. Door Cirkel der natuur.

21 feb 2025

In rap tempo en zonder veel tegenwind is de term ‘’Brede Welvaart’’ ingeburgerd in het Nederlandse (beleids)debat. De discussie spitst zich vaak op de meetbaarheid van brede welvaart door middel van een breed palet aan welvaartsindicatoren. Volgens Jan Luiten van Zanden moeten we echter vooral onder de motorkap kijken om doorslaggevende factoren van welvaart te identificeren. Goed functionerende en inclusieve instituties, iets wat hij maatschappelijk kapitaal noemt, zijn daarbij van groot belang voor brede welvaart.

Inleiding

Brede welvaart is ‘’hot’’. Het idee dat we de ontwikkeling van de welvaart breed moeten meten, lijkt in Nederland binnen enkele jaren algemeen geaccepteerd te zijn. De bekroning daarvan was het besluit van de Tweede Kamer om brede welvaart een grotere rol te laten spelen in de begrotings- en verantwoordingscyclus van de regering. De opkomst van brede welvaart is snel gegaan. Volgens Google Trends bestaat brede welvaart als zoekterm pas vanaf 2018, waarbij de opmars pas in augustus 2021 echt van start ging. De ‘’concurrent’’, BBP, wordt overigens nog steeds meer dan vier keer zoveel via Google gezocht, dus er is nog wel wat ruimte voor verdere groei.

Opvallend is dat over brede welvaart ogenschijnlijk weinig is gediscussieerd (het voornaamste tegengeluid in Nederland kwam van Bas Jacobs). Het concept is klaarblijkelijk zó overtuigend dat het populair werd zonder veel weerstand te ontmoeten. Hoewel er internationaal een vergelijkbare beweging gaande is die ‘’wellbeing’’ breed wil meten, lijkt het typisch Nederlandse en lastig te vertalen begrip ‘’brede welvaart’’ een deel van de aantrekkingskracht te verklaren. Meestal is de vertaling simpelweg ‘’wellbeing’’, maar daarin ontbreekt dan de aantrekkingskracht van het inclusieve ‘brede’.

Achtergrond themanummer Brede Welvaart
Dit artikel is onderdeel van het themanummer over Brede Welvaart (week 8, 2025). De serie kwam in samenwerking met Tilburg University tot stand. Centrale vraag: ‘’Hoe zorgen we ervoor dat Brede Welvaart écht het verschil gaat maken?’’. De andere artikelen van de reeks zijn hier te lezen.
 

Er verschijnen steeds meer studies die experimenteren met multidimensionale indices die een breed palet aan welvaartsindicatoren samenvatten, of pogen samen te vatten. Maar er bestaat geen consensus over de dimensies die opgenomen moeten worden, de transformaties die deze reeksen moeten ondergaan en de uiteindelijke weging ervan tot een index. De problemen die kunnen ontstaan worden besproken in de discussie over de studie van Leandro Prados de la Escosura naar trends in welzijn in de wereldeconomie.[1] Veel onderzoek naar lange termijn trends in brede welvaart laten zien dat de correlatie met trends in BBP per hoofd groot is; waardoor de meerwaarde van de multidimensionale index dan klein is. Dat komt door de methodologie van dit type onderzoek, dat uitgaat van lange tijdreeksen van BBP, levensverwachting, scholingsgraad, enz. – die gestandaardiseerd en gewogen worden. Op die manier wordt de nieuwe index een soort aanvulling op – of een voetnoot bij – de BBP reeks.

Welvaart als vrijheid

Zeker voor lange termijn trends lijkt een andere vraagstelling relevant, namelijk hoe is de brede welvaart veranderd en welke ontwikkelingen dragen daar aan bij? Idealiter zou een soort boekhouding van de brede welvaart bedacht moeten worden. Dan kom je mogelijk andere factoren op het spoor. Als je bijvoorbeeld de periode 1970 tot 2020 overziet, wat ik momenteel probeer te doen, dan lijkt de belangrijkste oorzaak van welvaartstoename de emancipatie van de vrouw te zijn[2]. De Nederlandse vrouw had rond 1960 zeer beperkte keuzeruimte; als ze huwde moest zij haar maatschappelijke carrière opgeven, want de norm was getrouwde vrouwen werkten niet. Het huishouden en de opvoeding van de kinderen waren haar voornaamste zorg. Dit is sindsdien fundamenteel veranderd, en dit proces van economische en sociaal-culturele emancipatie heeft nieuwe werelden geopend voor de helft van de Nederlands bevolking. De enorme toename van brede welvaart die daardoor mogelijk werd, was niet het resultaat van overheidsbeleid (al was dat ter ondersteuning af en toe wel nodig), noch van technologische ontwikkeling. Het werd gedreven door ‘bottom up’ veranderingen in waarden, normen en gedragspatronen. 

De enorme toename van brede welvaart die daardoor mogelijk werd, was niet het resultaat van overheidsbeleid, noch van technologische ontwikkeling. Het werd gedreven door ‘bottom up’ veranderingen in waarden, normen en gedragspatronen.

Daarbij vergeleken is het de vraag of inkomensgroei een belangrijke netto bijdrage leverde aan de toename van de welvaart. We zijn nu fors rijker dan in 1970 en kunnen minstens twee keer zoveel consumeren, maar is de welvaart daardoor gestegen? Studies naar de relatie tussen inkomensgroei en geluk laten bijvoorbeeld zien dat op korte termijn, cross-sectie, een hoger inkomen een hoger geluksniveau met zich meebrengt. Maar op de lange termijn is dit effect beperkt, en het wordt verzwakt door aanpassing aan een nieuw niveau (je zou dat ‘’shifting baselines’’ kunnen noemen, naar analogie van dit verschijnsel in de ecologie) en door ‘’social comparisons’’, waarmee jalousie dat iedereen er op vooruit gaat bedoeld wordt (Clark et al, 2019, kritisch hierover Stevenson en Wolfer 2008). Natuurlijk, als er geen BBP groei geweest was, had dit grote problemen veroorzaakt, en had dit vermoedelijk geleid tot een afname van welvaart. Groei is nodig om in de (rat)race te blijven, en om de grote uitgaven die nodig zijn in een groeiende context mogelijk te maken (denk aan de groei van de zorguitgaven), maar is als zodanig voorbij een bepaald punt geen belangrijke bron van toegenomen welvaart op de lange termijn. Emancipatie van de vrouw was dat wél – en kostte eigenlijk niets, sterker, leverde ons alleen maar economische baten op doordat de discriminatie voor 1980 een groot potentieel aan talent, arbeid en creativiteit onbenut liet.    

Crisis van de Nederlandse staat

We kunnen langs dezelfde lijnen ook kijken naar maatschappelijke veranderingen die in de afgelopen decennia tot een afname van brede welvaart geleid hebben. Mijn eerste kandidaat hiervoor is de overheid, die rond 1970 nog redelijk goed functioneerde, maar momenteel gekenmerkt wordt door een afnemende capaciteit om beleid te ontwikkelen - en vooral dit beleid effectief uit te voeren. De slachtoffers van de talrijke affaires (toeslagen, aardbevingsschade), van toegenomen zware criminaliteit, van het dalende niveau van de Nederlandse scholen, van milieuvervuiling, van mestoverschotten en stikstofemissies en van een uitgeklede defensie zijn in hun welvaart ernstig aangetast door dit falen. De overheid, niet zomaar een institutie, maar in zekere zin de spil in het web van instituties, het instrument om veranderingen in instituties aan te brengen – lijkt verworden tot de ‘’zwakste schakel’’ van het institutionele raamwerk. 

We kunnen nog dieper graven. Bij het meten van brede welvaart kijken we naar aspecten van een samenleving, zoals een auto beoordeeld kan worden op basis van snelheid, veiligheid, model, kleur en comfort. Maar net als bij een auto is het vooral van belang om te kijken onder de motorkap, en dat gebeurd (nog) niet. Om interne gebreken op te sporen en de prestaties op lange termijn te beoordelen, is een diepere analyse nodig dan een opsomming van aspecten.

Bij het meten van brede welvaart kijken we naar aspecten van een samenleving, zoals een auto beoordeeld kan worden op basis van snelheid, veiligheid, model, kleur en comfort [...] Om interne gebreken op te sporen en de prestaties op lange termijn te beoordelen, is een diepere analyse nodig dan een opsomming van aspecten.

De studie van de oorzaken van economische ontwikkeling is in de afgelopen decennia verschoven van de ‘’proximate causes’’ (zoals de toename van arbeid en kapitaal) naar de veel meer omvattende analyses van de ‘’ultimate causes’’, die verantwoordelijk zijn de economische dynamiek op de lange termijn. Het kwam onder meer tot uitdrukking in de opkomst van de ‘’new institutional economics’’ (NIE) waar namen als Nobelprijswinnaars Douglass North en Daron Acemoglu, James Robinson en Simon Johnson aan verbonden zijn. Instituties zijn in hun ogen de spelregels van het maatschappelijk verkeer. Die bepalen bijvoorbeeld of productie voor de markt en daarmee specialisatie voor marktpartijen aantrekkelijk is. Daarvoor moeten eigendomsrechten beschermd zijn, zodat marktpartijen zelf kunnen profiteren van hun inspanningen.

Dergelijke regels van het spel treffen we in alle hoeken en gaten van de samenleving aan. Het aantal voorbeelden is eindeloos: instituties bepalen in hoge mate hoe een economie functioneert, en bepalen daarmee of - en in welke mate - brede welvaart zal kunnen toenemen. Zij zijn, met andere woorden, de echte ‘’Wealth of Nations’’, het belangrijkste vermogen waar een samenleving over beschikt. Zij bepalen waar de toename van de slimheid van de mensheid, waar de groei van nieuwe ideeën, in resulteert – in grotere vrijheid voor allen, enkelen, of juist grotere onderdrukking van allen door enkelen.

Maatschappelijk kapitaal

Ik zou voor het geheel aan spelregels de term ‘maatschappelijk kapitaal’ willen introduceren: elke samenleving beschikt over spelregels die idealiter gedrag stimuleren dat stabiele vormen van samenwerking mogelijk maakt. Het maatschappelijk kapitaal van Nederland was, en is, zeer hoog – tal van redelijk tot goed functionerende instituties bevorderen dergelijk gedrag. De ‘’open society’’, de rechtstaat, de parlementaire democratie, een bedrijfsleven dat aan de weg timmert, familieverhoudingen die recht doen aan de belangen van alle betrokkenen, en ga zo maar door.

Niet voor niets scoren landen als Nederland hoog op internationale ranglijsten van inkomens, geluk, innovatie en (weinig) corruptie. Dat komt niet door ons bezit van grondstoffen als aardgas, niet (alleen) door onze aantrekkelijk ligging in West-Europa (want die ligging is aantrekkelijk omdat we omgeven zijn door buren met ongeveer vergelijkbare instituties), niet door de ‘uitbuiting’ van de Global South (al speelt die wel een rol), maar vooral door de manier waarop de samenleving is ingericht, de spelregels die door deels toevallige historische ontwikkelingen zijn ontstaan en die (misschien door een soort Darwiniaanse selectie) dominant geworden zijn in een lang historisch proces waarvan de wortels teruggaan tot in de Middeleeuwen. Idealiter is het maatschappelijk kapitaal een maat voor het lange termijn vermogen om de Nederlanders een goed leven te laten leiden, hen de ruimte verschaft om dat leven zelf vorm te geven (mijn, in de voetsporen van Sen, ethisch-normatieve keuze van de doelstelling van ons maatschappelijk handelen).

Maatschappelijk kapitaal, de motor onder de motorkap, laat zich echter niet eenvoudig meten. We kunnen (nog) niet objectief vaststellen of het geheel aan spelregels in een samenleving ‘beter’ of ‘slechter’ is wordt. Maar uiteindelijk is dit wat we willen weten: wat is het effect van beleid (en dat is per definitie verandering of juist stabilisatie van bepaalde spelregels) op de instituties van een samenleving? Wat we, met andere woorden, nodig hebben is een conceptueel kader dat het mogelijk maakt om de kwaliteit van ‘de motor’ in kaart te brengen. Die bovendien die vormen van institutionele verandering identificeert die een groot effect op het welbevinden hebben – zoals de emancipatie van de vrouw in de afgelopen decennia. Of in negatieve zin, meten wat de groei van de zware misdaad betekent voor het maatschappelijk kapitaal.

Maatschappelijk kapitaal, de motor onder de motorkap, laat zich echter niet eenvoudig meten. We kunnen (nog) niet objectief vaststellen of het geheel aan spelregels in een samenleving ‘beter’ of ‘slechter’ is wordt. Maar uiteindelijk is dit wat we willen weten: wat is het effect van beleid op de instituties van een samenleving?

North heeft gesuggereerd naar de kapitaalmarktrente te kijken, als graadmeter van vertrouwen in de instituties. Het is misschien, aangezien conjuncturele ontwikkelingen ook een rol spelen, een manier om naar het oliepeil onder de motorkap te kijken: rente als de graadmeter van de soepelheid van de draaiende motor. De andere Nobelprijswinnaars Acemoglu, Johnson en Robinson hebben in hun klassieker ‘’Why Nations Fail’’ vooral oog voor de inclusiviteit van instituties – inclusieve instituties zijn de belangrijkste voorwaarde voor succesvolle economische ontwikkeling (Robinson et al, 2012). Dat lijkt een criterium waar mee te werken valt. Maar het ontbreken van een analytische koppeling tussen de NIE en Sen’s welvaartstheorie maakt duidelijk dat hier nog veel werk aan de winkel is.  

De ‘’Wealth of Nations’’, waar de grondlegger van de economische wetenschap naar op zoek was, bestaat uit de spelregels van het economisch/maatschappelijk verkeer die leiden tot vertrouwen, samenwerking en uiteindelijk tot vrijheid om zelf het eigen leven in te richten. De vraag of Nederland er in 2020 beter voorstond dan in 1980 kan dus in principe beantwoord worden door te kijken naar wat er gebeurd is met het maatschappelijk kapitaal. Is dat inclusiever geworden, en biedt het daardoor meer mensen vrijheid in de zin van Sen?

Besluit

De snelle opkomst van het concept Brede Welvaart is een teken van de behoefte aan een nieuw paradigma in de economische wetenschap. Onderhuids ongenoegen met het oude groei-paradigma en het daarmee verbonden neoliberale programma, speelt daarbij een niet onbelangrijke rol. Maar we moeten onszelf niet wijs maken dat we er zijn met deze statistische ingreep, dat onze kijk op de wereld fundamenteel gaat veranderen als we succes-indices berekenen die breder zijn dan BBP. De NIE (new institutional economics) heeft de potentie om uit te groeien tot het nieuwe paradigma voor economisch beleid nu het neoliberalisme op zijn retour lijkt te zijn, en we op weg zijn naar een wereldeconomie die veel gefragmenteerder is dan de ‘’global village’’ van de afgelopen decennia. Daarin zou het in deze bijdrage gedefinieerde begrip ‘’maatschappelijk kapitaal’’ als centrale grootheid die het welbevinden op de langere termijn bepaalt een rol kunnen spelen.

Dit artikel is (deels) gebaseerd op het nog te verschijnen boek ‘Onder de Motorkap. Ons Maatschappelijk Kapitaal 1980-2020’ van Jan Luiten van Zanden. Mocht u mee willen denken over dit boek, dan bent u van harte uitgenodigd. Zie deze pagina voor meer details.

Voetnoten


[1] Zie het debat in: i) Leandro Prados de la Escosura, Human Development  and the Path to Freedom. 1870 to the Present. Cambridge UP, 2022., ii) Jan Luiten van Zanden, A silly debate? Review of Leandro Prados de la Escosura, Human Development and the Path to Freedom. 1870 to the Present, Cambridge University Press, Cambridge (UK), 2022, in "Rivista di storia economica, Italian Review of Economic History" 3/2022, pp. 369-376, doi: 10.1410/105343. & iii) Leandro Prados de la Escosura, A not-so-silly debate! Response to Jan Luiten van Zanden’s review, in "Rivista di storia economica, Italian Review of Economic History" 3/2022, pp. 377-381, doi: 10.1410/105344. Iv) Rijpma, Auke, Robin C. M. Philips, en Bas J. P. Van Bavel. 2024. ‘Multidimensional Composite Indicators of Well‐being: Applications in Economic History’. Journal of Economic Surveys, April, joes.12622.
 
[2] Zeker als dat gedefinieerd wordt in termen van Amartya Sen als toenemende vrijheid om het eigen leven vorm te geven.

Referenties

Clark, Andrew, et al.. The origins of happiness: the science of well-being over the life course. 2019.

Robinson, James A., and Daron Acemoglu. Why nations fail: The origins of power, prosperity and poverty. London: Profile, 2012.

Stevenson, Betsey, and Justin Wolfers. 2008. ‘Economic Growth and Subjective Well-Being: Reassessing the Easterlin Paradox’. Brookings Papers on Economic Activity 2008 (1): 1–87.

Te citeren als

Jan Luiten van Zanden, “Goed functionerende en inclusieve instituties zijn dé motor achter Brede Welvaart. Maar hoe peilen we de motorolie?”, Me Judice, 21 februari 2025.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding

Paard in rivierenlandschap. Door Cirkel der natuur.

Ontvang updates via e-mail