Ons belastingstelsel wordt steeds onrechtvaardiger

Ons belastingstelsel wordt steeds onrechtvaardiger image
Afbeelding 'Belastingdienst' door 'Mystic_Mabel'
30 jun 2020
Onderzoek naar het effect van ons belastingstelsel op inkomensongelijkheid houdt standaard op bij directe belasting. Alsof indirecte belastingen niet tot ons belastingstelsel behoren. Indirecte belastingen zijn regressief en vergroten de ongelijkheid. Met recente informatie van het Ministerie van Financiën wordt aangetoond dat de verhoging van de btw de indirecte belastingen nóg regressiever maakt. Zodanig zelfs dat er van de herverdelende werking van ons belastingstelsel in zijn totaliteit niets meer overblijft, volgens economisch onderzoeker Alman Metten.

Druk van indirecte belastingen loopt op

In het rapport over de Nederlandse belastingmix, dat de staatssecretaris voor Financiën bij het pakket Bouwstenen voor een beter belastingstelsel aan de Tweede Kamer heeft aangeboden, is de kernboodschap over de btw, dat terwijl de consumptie is achtergebleven bij de groei van het BBP, het aandeel van de btw-ontvangsten door tariefsverhogingen juist is opgelopen. Meer opbrengst over minder consumptie betekent dus een hogere belastingdruk op de verminderde bestedingen. De belastingontvangsten uit consumptie lijken stabiel, maar dat is bereikt door hogere tarieven.

Wat directe belasting en premies nog aan herverdeling bewerkstelligen, wordt weer ongedaan gemaakt door indirecte belastingen en lokale heffingen, zodra mensen hun inkomen gaan besteden.

Indirecte belastingen werken, omdat ze proportioneel zijn (even hoog voor arm en rijk), zeer regressief uit (zoals ook tabellen 2 en 3 hieronder laten zien). Dat komt vooral doordat de onderste helft van de bevolking (meer dan) hun volledige inkomen besteedt[1], terwijl de bovenste helft een met hun inkomen oplopend deel spaart of belegt – en daar worden geen indirecte belastingen over geheven. Armere huishoudens betalen daardoor een veel groter deel van hun inkomen aan indirecte belastingen als rijke.

Hoeveel de lastendruk van de btw en van de energiebelasting en ODE sinds 2001 door tariefsverhogingen is opgelopen, kan nu worden afgeleid uit het rapport over de Nederlandse belastingmix[2]. Dit levert de volgende tabel op:

Tabel 1 - Toename belastingdruk op consumptie als percentage van het BBP

(Toename) indirecte belastingen zeer ongelijk verdeeld

Voor de tweede periode uit tabel 1, van 2006 tot en met 2013, waarin de belastingdruk van Btw en energie met 0,3% van het BBP opliep, is van het CBS informatie beschikbaar over hoe deze toename verdeeld werd over de tien inkomensdecielen (een deciel omvat 10% van alle huishoudens):

Tabel 2 – Druk van Indirecte belastingen op het bruto-inkomen per deciel in %, 2006-2013


Bron: CBS Statline

De conclusie is glashelder: niet alleen is de verdeling van de druk van de indirecte belastingen extreem ongelijk (bij het laagste deciel is het meer dan 5x zo hoog als bij het hoogste), ook de toename komt disproportioneel bij de laagste inkomens terecht.

Omdat CBS opgehouden is met het verzamelen van deze verontrustende informatie, moeten we het effect van latere btw- en energiebelasting-verhogingen op de decielverdeling zelf inschatten.

Dat doen we door de verdelingspercentages van 2006-2013 ook te hanteren voor 2014-2018 (N.B.: de btw-verhoging van 2019 is hierin dus nog niet meegenomen). Gezien het proportionele karakter van de indirecte belastingen lijkt dat verantwoord. In de periode 2014-2018 steeg de indirecte belastingdruk in plaats van met 0,3% BBP met 0,8% BBP, dus een factor 2,67 meer dan in 2006-2013. Als we dit gegeven gebruiken voor de verdeling van de toename van de druk van de indirecte belastingen op het bruto-inkomen in de periode 2014-2018, dan krijgen we het volgende resultaat.

Tabel 3a – Druk van de Indirecte belastingen op het bruto-inkomen per deciel in %, 2018


Bron: CBS Statline, eigen berekening

Voor beneden modaal is de indirecte belastingdruk in 2018 gemiddeld 20,3%, voor bovenmodaal gemiddeld 8,4%. Voor de bevolking als geheel is de druk 14,3%. De druk voor het armste deciel is 6,5 maal zo hoog als voor het rijkste deciel.

Het regressieve (ongelijkheid vergrotende) karakter van de indirecte belastingen dat hier opdoemt was al lang bekend[3]. Nu blijkt ook onomstotelijk dat de toename ervan de ongelijkheid nog versterkt. Dat het CBS het onderzoek naar indirecte belastingen en hoe de druk ervan over de decielen verdeeld wordt in 2014 gestaakt heeft[4], waardoor we de latere toename moeten schatten, is dan ook onbegrijpelijk. Naast indirecte belastingen blijken ook lokale heffingen (vooral milieuheffingen) regressief uit te werken. De druk daarvan op het bruto-inkomen is tussen 2006 en 2013 in het eerste deciel en in de decielen vier tot en met zeven opgelopen met tussen de 5 en 8%, in de overige decielen is de druk niet gewijzigd. Voor 2018 is de toename van de periode 2006-2013 niet doorgetrokken, maar zijn de (enigszins geflatteerde) cijfers van 2013 gehanteerd.

Tabel 3b – Belastingdruk van Lokale heffingen op het bruto-inkomen per deciel in %, 2018

Bron: CBS Statline

Herverdeelt ons belastingstelsel nog wel?

De vraag is nu, hoe deze toenemende regressiviteit van de indirecte belastingen de fiscale herverdeling beïnvloedt. In een overigens interessante, veel geciteerde, studie concludeert een groep gerenommeerde ongelijkheidsonderzoekers van de Universiteit Leiden dat sinds 2001 “De herverdelende werking van de verzorgingsstaat is .. toegenomen”. Dat zou komen doordat “De stijging in de ongelijkheid in de lonen .. vrijwel volledig afgevlakt [is] door sociale uitkeringen en directe belastingen”. Opmerkelijk is daarbij dat zij totaal niet reppen over de indirecte belastingen of lokale heffingen, en daarmee ook het ongelijkheids-bevorderende effect daarvan volledig negeren. Dat is overigens illustratief voor publicaties over inkomensongelijkheid en het belastingstelsel, alsof indirecte belastingen en lokale heffingen niet tot het belastingstelsel en de verzorgingsstaat behoren.

Dat de regering hiermee weg komt heeft ongetwijfeld te maken met het minder zichtbare karakter van indirecte belastingen. Zelfs gerenommeerde wetenschappers zien het kennelijk over het hoofd.

Met behulp van de tabellen 3a en 3b hierboven kan het fiscale deel van de herverdeling van onze verzorgingsstaat worden berekend.
In de CBS-gegevens over directe belastingen en premies[5] zijn de zorgtoeslag en de belastingkortingen verwerkt. Tabel 4 geeft daarom een redelijk compleet beeld in hoeverre ons belastingstelsel in 2018 nog herverdeelt. Het bruto-inkomen, dat bestaat uit alle inkomen uit arbeid, vermogen en eigen onderneming, en alle uitkeringen zoals AOW en pensioen, is steeds als referentie-inkomen gebruikt, omdat daarover de directe belastingen en premies geheven worden.

Tabel 4 -Totale druk van directe en indirecte belastingen, premies en lokale heffingen in %

Directe belasting en premie berekend uit CBS.

 

De gemiddelde belastingdruk voor benedenmodaal (de onderste helft van de huishoudens) is 51,2%, voor bovenmodaal is dat 50,0%. Tabel 4 laat dus duidelijk zien dat ons belastingstelsel niet herverdeelt. Wat directe belasting en premies nog aan herverdeling bewerkstelligen, wordt weer ongedaan gemaakt door indirecte belastingen en lokale heffingen, zodra mensen hun inkomen gaan besteden. Opmerkelijk is, dat over de herverdeling door directe belasting en premies volop wordt gepubliceerd, maar dat op het ongedaan maken van die herverdeling door de indirecte belasting en lokale heffingen wel een taboe lijkt te rusten. Maar dat maakt dat laatste nog niet minder reëel.

Bovendien worden een aantal inkomenselementen, zoals inkomen uit vermogenswinst en inkomen dat aan rentebetalingen is besteed, door CBS niet meegeteld. Beiden zijn verbonden met het in Nederland extreem ongelijk verdeelde bezit[6]. Wanneer het inclusieve inkomen wordt gehanteerd, dat deze inkomenselementen wel bevat, dan versterkt ons belastingstelsel zelfs de ongelijkheid.

Heerst er een tunnelvisie over ons belastingstelsel?

Uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau blijkt al jaren, dat een grote meerderheid van de Nederlandse bevolking (meer dan 70%) vindt dat de inkomensverschillen in Nederland (veel) kleiner moeten worden[7]

Niet alleen blijken de inkomensverschillen uit arbeid en vermogen in de praktijk echter toe te nemen, maar ons belastingstelsel corrigeert dit dus niet, of vergroot die verschillen zelfs, door bij bezitters geconcentreerde inkomenselementen niet te belasten. Dat over deze discrepantie geen opstand uitbreekt, heeft alles te maken met het totale gebrek aan kennis en bewustzijn over deze feiten. Dat geldt niet alleen voor de bevolking in zijn algemeen, maar ook voor wetenschap, media en politiek. Er lijkt wel sprake van een tunnelvisie, waarin informatie die strijdig is met de heersende opvatting dat wij een progressief belastingstelsel hebben, gewoon niet toegelaten wordt. Anders is het toch niet te verklaren dat eerdere onderzoeken van Trimp en de Kam in 2011, van de Graaf-Zijl in 2013 en van CBS zelf in 2016 met vergelijkbare conclusies over het ontbreken van progressie in de belastingheffing geen enkel maatschappelijk debat hebben uitgelokt, laat staan dat ze tot beleidswijzigingen hebben geleid.
Nog minder voor de hand liggend is, dat ondanks de onrust over ongelijkheid, vorig jaar de btw verhoogd is, en de energiebelasting ODE blijft stijgen.
Dat de regering hiermee weg komt heeft ongetwijfeld te maken met het minder zichtbare karakter van indirecte belastingen. Zelfs gerenommeerde wetenschappers zien het kennelijk over het hoofd.

Het besluit om het lage btw-tarief te verhogen, werd gelegitimeerd door een CPB-onderzoek uit 2014 dat stelde dat als je keek naar het effect van de verhoging op de bestedingen van de verschillende inkomensdecielen in plaats van naar de inkomens, het verschil in effect wel meeviel. Maar de keuze voor vergelijken op bestedingen in plaats van op inkomen is niet te verdedigen. Want lage inkomens besteden meer dan hun inkomen, en hogere inkomens (veel) minder. Daardoor heeft het laagste deciel een derde van de bestedingen maar slechts een tiende van het inkomen van het hoogste deciel. De bestedingsongelijkheid is dus veel kleiner dan de inkomensongelijkheid. Door de inkomensongelijkheid is het vermogen om te besteden van arm en rijk fundamenteel verschillend. De 40-60% huishoudens die al meer besteden dan hun inkomen (zie noot 1) verkeren in een fundamenteel andere positie dan de overige huishoudens die nog reserve-bestedingsruimte hebben. De eersten moeten bezuinigen, goedkopere (ongezondere?) producten kopen, ontsparen als ze die keuze hebben of zich in de schulden steken. De laatsten houden alleen minder geld over.

Ons belastingstelsel legt dus niet de zwaarste lasten op de sterkste schouders, terwijl dat wel de bedoeling is.

Indirecte belastingen vergroten de ongelijkheid dus, en een toename van indirecte belastingen vergroot de ongelijkheid nog meer. Nederland is hierin trouwens niet uniek. Piketty toont dat ook in Frankrijk de indirecte belastingen de progressie uit het belastingstelsel halen[8]. Dat ons belastingstelsel herverdeelt is dus een mythe, die alleen gepropageerd kan worden door de indirecte belastingen en hun ongelijkheid bevorderende effect compleet te negeren. Dankzij deze blindheid kunnen vooraanstaande wetenschappers, maar ook instellingen als het CPB en de Europese Commissie, onbekommerd pleiten voor hogere btw. Zij lijken zich totaal niet bewust dat zij daarmee ook pleiten voor meer ongelijkheid.

Hoe kan het belastingstelsel rechtvaardiger worden?

Ons belastingstelsel legt dus niet de zwaarste lasten op de sterkste schouders, terwijl dat wel de bedoeling is. De vraag is hoe dat komt, en wat eraan gedaan kan worden om dat te herstellen. De belangrijkste oorzaken dat de sterkste schouders in Nederland niet de zwaarste lasten dragen, zijn:

  • Inkomen uit bezit, disproportioneel geconcentreerd bij de allerrijkste huishoudens, wordt laag en proportioneel, uitgesteld, of zelfs helemaal niet belast (zie Rijksoverheid of ESB).
  • Inkomstenbelasting is afgelopen twee decennia steeds minder progressief geworden (steeds meer richting proportioneel).
  • Indirecte belastingen en lokale heffingen, die arm en rijk even zwaar belasten, en zo een veel grotere hap nemen uit het inkomen van de armste huishoudens, zijn afgelopen decennia toegenomen als percentage van de consumptie.
  • Sociale uitkeringen, het laatste vangnet voor armere huishoudens, zijn in omvang en aanspraak beperkt (met uitzondering van de AOW).

Om ervoor te zorgen dat de toename van de welvaart, die afgelopen decennia vrijwel uitsluitend toegevallen is aan de bezitters van kapitaal en aan hogere inkomens uit arbeid, eerlijker verdeeld wordt (een belangrijke doelstelling van ons belastingstelsel), zijn een paar fundamentele wijzigingen nodig, die overigens niet allemaal tegelijkertijd ingevoerd hoeven te worden.

  • Ook voor inkomen uit bezit moet weer gaan gelden, zoals dat vóór 2001 het geval was, dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Dat betekent onder andere dat alle inkomen uit bezit belast moet worden (dus ook vermogenswinst), dat betaling ervan niet uit- of zelfs afgesteld kan worden, en dat hoge inkomens uit bezit (veel) zwaarder belast worden dan lage.
  • Voor uitzinnig hoge inkomens (boven €0,5 miljoen?) moet er weer een speciaal toptarief komen.
  • Aangezien lage inkomens zelfs meer aan indirecte belastingen en lokale heffingen betalen dan aan directe belastingen en premies, is verlaging van indirecte belastingen en lokale heffingen een effectief middel om lage inkomens te ontlasten.
  • Verhoging van het minimumloon, handhaving van de koppeling en versterken van de vangnetfunctie van sociale uitkeringen zijn nodig om snel toenemende verschijnselen als dakloosheid en voedselbanken overbodig te maken.

Voetnoten


[1]Zie deze tabel van het CBS; ook alternatieve berekeningen van CBS met de huishoudstatistieken uit de nationale rekeningen laten zien dat 40% van de huishoudens met de laagste inkomens meer geld besteden dan zij ontvingen - zie bijvoorbeeld ook CBS

[2] Zie Rijksoverheid, figuur 5.2 en 5.4.

[3] Zie bijvoorbeeld Trimp, R. en F. de Kam (2011) De drukverdeling van collectieve lasten. ESB, 96(4623), 698-701; Graaf-Zijl, M. de (2013) De tegenwerkende krachten in de inkomensverdeling. MeJudice, 28 maart; CBS (2016) Welvaart in Nederland 2016. Den Haag.

[4] Mededeling van CBS aan de auteur (2.4.20).

[5] Zie link, onder i ook onderwerpen/classificaties.

[6] Zie OECD

[7] SCP (2019) De sociale staat van Nederland 2019, p.217

[8] Piketty, T. (2019) Capital et idéologie. Parijs: Editions du Seuil, p.649.

Te citeren als

Alman Metten, “Ons belastingstelsel wordt steeds onrechtvaardiger”, Me Judice, 30 juni 2020.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Afbeelding 'Belastingdienst' door 'Mystic_Mabel'

Ontvang updates via e-mail