Realiseer flexibele pensioenleeftijd via cao of aanvullend pensioen

Onderwerp:
Realiseer flexibele pensioenleeftijd via cao of aanvullend pensioen image
Afbeelding: We zullen doorgaan, by Roel Wijnants (CC BY-NC-ND 2.0)
31 jan 2020
De afschaffing van prepensioen en de geleidelijke verhoging van de AOW-leeftijd hebben geleid tot een maatschappelijke discussie over differentiatie of flexibilisering van de pensioenleeftijd. Er zijn verschillende voorstellen gedaan om de laagopgeleiden of laagbetaalden meer mogelijkheden te geven om voor de AOW-leeftijd te stoppen met werken. Marcel Lever plaatst kanttekeningen bij de maatschappelijke discussie en inventariseert welke voorstellen effectief en uitvoerbaar lijken. Sectorale regelingen of ruimer gebruik van aanvullend pensioen lijken meer kansrijk dan flexibilisering van de AOW-leeftijd.

Maatschappelijke discussie is eenzijdig

Een centraal thema in deze maatschappelijke discussie is dat een uniforme pensioenleeftijd niet eerlijk is omdat laagopgeleiden een kortere (gezonde) levensverwachting hebben, een langere loopbaan hebben doordat zij op jonge leeftijd beginnen met werken en meer slijtage ondervinden door hun zware beroep.

De maatschappelijke discussie over de (on)rechtvaardigheid van de verhoging van de AOW-leeftijd is in meerdere opzichten eenzijdig. Ten eerste, de discussie wordt vooral gevoerd vanuit het perspectief van mannen. De lage levensverwachting en lange loopbaan gelden gemiddeld genomen immers meer voor laagopgeleide mannen dan voor laagopgeleide vrouwen. De arbeidsdeelname en de deeltijdfactor van laagopgeleide vrouwen is duidelijk minder dan gemiddeld.

Ten tweede, de discussie richt zich eenzijdig op de verkorting van de pensioenperiode door de stijging van de AOW-leeftijd en negeert de verlenging van de pensioenperiode door de stijging van de levensverwachting. De één-op-één koppeling van de AOW-leeftijd aan de levensverwachting stabiliseerde de lengte van de pensioenperiode, de tweederde koppeling stabiliseert de verhouding tussen de werkzame periode en de pensioenperiode.

Ten derde, de discussie richt zich op de verschillen in de duur van de uitkeringen, maar negeert de verschillen in betaalde premies. Het netto profijt van de AOW is voor hoogopgeleiden negatief en voor laagopgeleiden positief. De hogere ontvangsten aan AOW-uitkeringen door hoogopgeleiden worden ruimschoots gecompenseerd door hogere bijdragen aan de financiering van de regeling (Waaijers en Lever, 2013).

Verbetering gezondheid door aanpassing leefstijl en arbeidsomstandigheden

De levensverwachting is afgelopen decennia sterk gestegen, maar de verschillen tussen sociaaleconomische groepen blijken weerbarstig (Broeders et al, 2018). Verschillen in (gezonde) levensverwachting tussen laag- en hoogopgeleiden hangen deels samen met verschillen in leefstijl. Laagopgeleiden roken meer en hebben vaker ernstig overgewicht, ze bewegen minder en eten minder vaak voldoende fruit, groente en vis (CBS, André et al. 2018). Aanpassing van de leefstijl van laagopgeleiden zou de verschillen in (gezonde) levensverwachting kunnen verminderen, maar niet eenvoudig te realiseren. Het aandeel rokers in de bevolking is afgelopen decennia bijvoorbeeld gedaald, maar onder hoogopgeleiden meer dan onder laagopgeleiden.

De slijtage als gevolg van werk is afgenomen door verbetering van de arbeidsomstandigheden, maar de helft van alle verzuimdagen in Nederland houdt verband met het werk zelf. Vooral in publieke sectoren als zorg, onderwijs en politie ervaren professionals weinig grip op het werk (WRR, 2020). De resulterende stress kan verminderd worden door meer autonomie, flexibele werktijden, meer waardering door leidinggevenden en meer hulp van collega’s. In beroepen waarin de arbeidsomstandigheden zwaar blijven zou tijdige overgang naar een ander beroep de kans op uitval kunnen verminderen.

Eerder stoppen via aanpassing AOW

Er zijn verschillende voorstellen gedaan voor aanpassing van de AOW, zodat ouderen eerder kunnen stoppen met werken.

Generieke verlaging van de AOW-leeftijd

Een generieke verlaging of minder sterke verhoging van de AOW-leeftijd om eerder te kunnen stoppen met werken is qua uitvoering het meest eenvoudig, maar ook behoorlijk kostbaar. Een verlaging van de AOW-leeftijd met één jaar verlaagt het houdbaarheidssaldo met 2 à 3 miljard euro. Bij de aangepaste (tweederde) koppeling van de AOW-leeftijd aan de levensverwachting heeft de overheid al een houdbaarheidstekort van 16 miljard euro (Adema en Van Tilburg, 2019).

Een verlaging van de AOW-leeftijd met één jaar verlaagt het houdbaarheidssaldo met 2 à 3 miljard euro. 

Bij een lagere AOW-leeftijd past ook een lagere pensioenrichtleeftijd, maar de premie voor het aanvullend pensioen is zelfs bij de huidige richtleeftijd van 68 jaar veelal niet kostendekkend. Een verdere verlaging (of minder snelle verhoging) van de AOW- en pensioenleeftijd is financieel gezien dus nogal uitdagend.

Lagere AOW-leeftijd voor laagopgeleiden

De Beer en Van der Gaag (2018) hebben voorgesteld om laagopgeleiden eerder recht te geven op AOW dan hoogopgeleiden, omdat laagopgeleiden gemiddeld korter leven. De afbakening van de doelgroep is echter niet evident. Als de AOW-leeftijd gedifferentieerd zou worden naar opleidingsniveau, waarom dan niet naar geslacht, want mannen leven gemiddeld korter dan vrouwen? Het is ook niet zo dat alle laagopgeleiden zwaar werk verrichten (Smulders, 2018). Door onvolledige informatie over gevolgde opleidingen in een ver verleden of in het buitenland kan bovendien discussie ontstaan over welke AOW-leeftijd van toepassing is. Tenslotte zou differentiatie van de AOW-leeftijd investeren in scholing kunnen ontmoedigen.

Lagere AOW-leeftijd voor zware beroepen of lange loopbanen

Een lagere AOW-leeftijd voor mensen met zware beroepen is tot nu toe niet van de grond gekomen, omdat het lastig blijkt om op landelijk niveau af te bakenen welke beroepen zwaar zijn. Het EIB (Koning en Meuwese, 2017) heeft voorgesteld de regeling te beperken tot sectoren waarin de uitval door arbeidsongeschiktheid dubbel zo hoog is als gemiddeld, namelijk de afbouw- en natuursteenbranche, dakdekkers, schilders, visserij, reiniging en het taxi- en ambulancevervoer. Niet alle beroepen in deze sectoren zijn echter zwaar. Anderen vinden dat bijvoorbeeld zorg, onderwijs en politie ook tot de zware beroepen behoren. Een lagere AOW-leeftijd na een loopbaan van 45 jaar is lastig uitvoerbaar, want informatie over het arbeidsverleden is bij UWV pas beschikbaar vanaf 1998. Bij onvolledige informatie over het arbeidsverleden kan discussie ontstaan over welke pensioenleeftijd van toepassing is.

Flexibele ingangsleeftijd AOW

Enkele politieke partijen hebben voorgesteld om de ingangsleeftijd voor de AOW binnen zekere grenzen flexibel te maken. De resulterende schuif in de AOW-uitgaven heeft geen effect op de netto contante waarde hiervan, als de uitkering bij vervroeging of uitstel actuarieel neutraal wordt aangepast. Door de invoering van een flexibele ingangsdatum van de AOW verwatert naar verwachting het normerende effect van de verhoging van de AOW-leeftijd op de uittreedleeftijd. De resulterende daling van de werkgelegenheid vermindert de houdbaarheid van de overheidsfinanciën enigszins.

Bij een flexibele AOW-leeftijd kunnen mensen zonder aanvullend pensioen op korte termijn weinig eerder stoppen. Op lange termijn nemen de mogelijkheden toe door de beleidsmatige verlaging van de bijstand (Muns, 2019), maar resulteert een langdurig zeer laag inkomen. Voor werknemers met weinig aanspraken in de tweede pijler lijkt het aantrekkelijker om indien mogelijk tot de AOW-leeftijd een beroep te doen op andere regelingen en daarna de volledige AOW-uitkering te ontvangen.

Eerder stoppen via cao of aanvullend pensioen

Sectorale afspraken over vervroegd pensioen zijn meer kansrijk, omdat cao-partijen de zwaarte van beroepen kunnen inschatten. Bovendien kunnen deze partijen afwegen of verbeteren van werkomstandigheden of sparen voor vervroegde pensionering de voorkeur verdient. Werkgevers mogen bij vervroegd pensioen maximaal drie jaar voor de AOW-leeftijd een uitkering aanbieden. Voor uitkeringen tot ongeveer 19 duizend euro per jaar hoeft de komende vijf jaar geen extra belasting (RVU-heffing) te worden betaald. Een uitkering van bruto 19 duizend euro komt netto overeen met de AOW voor alleenstaanden. Werknemers met zware beroepen krijgen bovendien meer mogelijkheden om via verlofsparen eerder te stoppen met werken.

In de cao voor thuiszorg en verpleeghuizen is onlangs afgesproken dat mensen eerder kunnen stoppen met werken na een loopbaan van 45 jaar. Via de pensioenadministratie is soms wel informatie beschikbaar over het arbeidsverleden voor 1998. In cao’s voor de vleesindustrie en tankstations zijn ook afspraken gemaakt over eerder stoppen met werken vanwege de zwaarte van het beroep.

Het merendeel van de werknemers kan, indien gewenst, al voor de AOW-leeftijd stoppen met werken door eerdere opname van pensioen in de tweede pijler. Een groter deel van de bevolking zou deze mogelijkheid hebben als ook werknemers en zelfstandigen zonder pensioenregeling pensioen gaan opbouwen. Een aantrekkelijk aspect van het gebruik van de tweede pijler voor een flexibele pensioenleeftijd is dat individuele werknemers een financiële prikkel houden om langer door te werken.

Laagbetaalden met een volledige loopbaan kunnen door [een lagere franchise 100/80 van de bruto AOW] ongeveer een jaar eerder stoppen met werken.

Hoogbetaalden hebben meer mogelijkheden dan laagbetaalden om eerder te stoppen met werken via vervroegde opname van aanvullend pensioen. Vooral laagbetaalden zijn gebaat bij een lage franchise, omdat dit de grondslag voor pensioenopbouw vergroot. Sommige sectoren hanteren een hoge franchise of een lage jaarlijkse opbouw, waardoor de fiscale ruimte voor pensioenopbouw niet volledig wordt benut. Het Pensioenakkoord (SER, 2019) biedt bovendien een aanknopingspunt om de standaardfranchise in het fiscale kader te verlagen. De huidige standaardfranchise van 100/75 van de bruto AOW past bij een pensioenambitie van 75 procent middelloon in 40 jaar. Gezien de ambitie in het Pensioenakkoord van 80 procent middelloon over ruim 42 jaar zou de standaardfranchise verlaagd kunnen worden naar 100/80 van de bruto AOW. Laagbetaalden met een volledige loopbaan kunnen hierdoor ongeveer een jaar eerder stoppen met werken.

Conclusies

De verschillen in levensverwachting tussen hoog- en laagopgeleiden leiden tot discussie over de eerlijkheid van een uniforme pensioenleeftijd. De verschillen in (gezonde) levensverwachting tussen hoog- en laagopgeleiden zijn deels te verklaren door verschillen in levensstijl, maar de verschillen tussen opleidingsniveaus blijken hardnekkig.

Aanpassing van de AOW om laagopgeleiden eerder te laten stoppen met werken lijkt weinig kansrijk. Een generieke verlaging van de AOW-leeftijd is nogal kostbaar, een verlaging voor zware beroepen leidt tot discussies over de afbakening en AOW na 45 dienstjaren wordt belemmerd door een gebrek aan gegevens. Bij een flexibele AOW-leeftijd kunnen mensen zonder aanvullend pensioen op korte termijn weinig eerder stoppen, op lange termijn resulteert een langdurig zeer laag inkomen.

Sectorale regelingen en of ruimer gebruik van aanvullend pensioen lijken meer geschikt voor differentiatie en flexibilisering van de pensioenleeftijd. Het merendeel van de werknemers kan, indien gewenst, al voor de AOW-leeftijd stoppen met werken door eerdere opname van aanvullend pensioen. Een groter deel van de bevolking zou deze mogelijkheid hebben als ook werknemers en zelfstandigen zonder pensioenregeling pensioen gaan opbouwen. Een verlaging van de franchise zou laagbetaalden meer mogelijkheden geven om eerder te stoppen met werken (Baars e.a., 2019).

De auteur was ten tijde van het onderzoek werkzaam bij het CPB. Hij dankt Instituut Gak voor de financiering van dit onderzoek.

Referenties

Adema, Y. en I. van Tilburg, 2019, Zorgen om morgen, CPB Vergrijzingsstudie, Den Haag.

André, S., G. Kraaykamp en R. Meuleman, 2018, Een (on)gezonde leefstijl: opleiding als scheidslijn, SCP, Den Haag.

Baars, J., R. Dillingh, Ch. Driessen, M. Knoef, S. Muns, M. Tielen, H. van der Meer, A. van Soest, D. van Vuuren, 2019, Flexibel met pensioen, Netspar, Tilburg.

Beer, J. de, en N. van der Gaag, 2018, Hoe kunnen verschillen in levensverwachting uitpakken voor een gedifferentieerde AOW-leeftijd?, Me Judice, 31 juli.

Broeders, D., D. Das, R. Jennissen, W. Tiemeijer en M. de Visser, 2018, Van verschil naar potentieel: een realistisch perspectief op de sociaaleconomische gezondheidsverschillen, WRR-Policy Brief 7, Den Haag.

Koning, M. en B. Meuwese, 2017, Eerder stoppen met werken voor zware beroepen: quick scan, EIB, Amsterdam.

Lever, M.H.C. en H.J.M. ter Rele, 2017, Effecten flexibele ingangsleeftijd AOW, CPB Notitie, Den Haag.

Muns, S., 2019, Drie jaar eerder met pensioen in 2035 door flexibele AOW-leeftijd, ESB .

SER, 2019, Naar een nieuw pensioenstelsel, Advies 19/05, Den Haag.

Smulders, P., 2018, Vroegpensioenregelingen voor iedereen, ESB .

SZW, 2019, Betere pensioenafspraken voor mensen met zware beroepen, Den Haag.

Waaijers, R.J. en M.H.C. Lever, 2013, Inkomen en netto profijt van sociale zekerheid gedurende de levensloop, CPB Achtergronddocument, Den Haag.

WRR, 2020, Het betere werk: de nieuwe maatschappelijke opdracht, WRR rapport 102, Den Haag.

Te citeren als

Marcel Lever, “Realiseer flexibele pensioenleeftijd via cao of aanvullend pensioen”, Me Judice, 31 januari 2020.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Afbeelding: We zullen doorgaan, by Roel Wijnants (CC BY-NC-ND 2.0)

Ontvang updates via e-mail