Maatschappelijke discussie is eenzijdig
Een centraal thema in deze maatschappelijke discussie is dat een uniforme
pensioenleeftijd niet eerlijk is omdat laagopgeleiden een kortere (gezonde)
levensverwachting hebben, een langere loopbaan hebben doordat zij op jonge
leeftijd beginnen met werken en meer slijtage ondervinden door hun zware
beroep.
De maatschappelijke discussie over de (on)rechtvaardigheid van de verhoging
van de AOW-leeftijd is in meerdere opzichten eenzijdig. Ten eerste, de
discussie wordt vooral gevoerd vanuit het perspectief van mannen. De lage
levensverwachting en lange loopbaan gelden gemiddeld genomen immers meer
voor laagopgeleide mannen dan voor laagopgeleide vrouwen. De
arbeidsdeelname en de deeltijdfactor van laagopgeleide vrouwen is duidelijk
minder dan gemiddeld.
Ten tweede, de discussie richt zich eenzijdig op de verkorting van de
pensioenperiode door de stijging van de AOW-leeftijd en negeert de
verlenging van de pensioenperiode door de stijging van de
levensverwachting. De één-op-één koppeling van de AOW-leeftijd aan de
levensverwachting stabiliseerde de lengte van de pensioenperiode, de
tweederde koppeling stabiliseert de verhouding tussen de werkzame periode
en de pensioenperiode.
Ten derde, de discussie richt zich op de verschillen in de duur van de
uitkeringen, maar negeert de verschillen in betaalde premies. Het netto
profijt van de AOW is voor hoogopgeleiden negatief en voor laagopgeleiden
positief. De hogere ontvangsten aan AOW-uitkeringen door hoogopgeleiden
worden ruimschoots gecompenseerd door hogere bijdragen aan de financiering
van de regeling (Waaijers en Lever, 2013).
Verbetering gezondheid door aanpassing leefstijl en
arbeidsomstandigheden
De levensverwachting is afgelopen decennia sterk gestegen, maar de
verschillen tussen sociaaleconomische groepen blijken weerbarstig (Broeders et al, 2018). Verschillen in (gezonde) levensverwachting tussen laag- en
hoogopgeleiden hangen deels samen met verschillen in leefstijl.
Laagopgeleiden roken meer en hebben vaker ernstig overgewicht, ze bewegen
minder en eten minder vaak voldoende fruit, groente en vis (CBS, André et al. 2018). Aanpassing van de leefstijl van laagopgeleiden zou de verschillen in
(gezonde) levensverwachting kunnen verminderen, maar niet eenvoudig te
realiseren. Het aandeel rokers in de bevolking is afgelopen decennia
bijvoorbeeld gedaald, maar onder hoogopgeleiden meer dan onder
laagopgeleiden.
De slijtage als gevolg van werk is afgenomen door verbetering van de
arbeidsomstandigheden, maar de helft van alle verzuimdagen in Nederland
houdt verband met het werk zelf. Vooral in publieke sectoren als zorg,
onderwijs en politie ervaren professionals weinig grip op het werk (WRR,
2020). De resulterende stress kan verminderd worden door meer autonomie,
flexibele werktijden, meer waardering door leidinggevenden en meer hulp van
collega’s. In beroepen waarin de arbeidsomstandigheden zwaar blijven zou
tijdige overgang naar een ander beroep de kans op uitval kunnen
verminderen.
Eerder stoppen via aanpassing AOW
Er zijn verschillende voorstellen gedaan voor aanpassing van de AOW, zodat ouderen eerder kunnen stoppen met werken.
Generieke verlaging van de AOW-leeftijd
Een generieke verlaging of minder sterke verhoging van de AOW-leeftijd om
eerder te kunnen stoppen met werken is qua uitvoering het meest eenvoudig,
maar ook behoorlijk kostbaar. Een verlaging van de AOW-leeftijd met één
jaar verlaagt het houdbaarheidssaldo met 2 à 3 miljard euro. Bij de
aangepaste (tweederde) koppeling van de AOW-leeftijd aan de
levensverwachting heeft de overheid al een houdbaarheidstekort van 16
miljard euro (Adema en Van Tilburg, 2019).
Een verlaging van de AOW-leeftijd met één jaar verlaagt het houdbaarheidssaldo met 2 à 3 miljard euro.
Bij een lagere AOW-leeftijd past
ook een lagere pensioenrichtleeftijd, maar de premie voor het aanvullend
pensioen is zelfs bij de huidige richtleeftijd van 68 jaar veelal niet
kostendekkend. Een verdere verlaging (of minder snelle verhoging) van de
AOW- en pensioenleeftijd is financieel gezien dus nogal uitdagend.
Lagere AOW-leeftijd voor laagopgeleiden
De Beer en Van der Gaag (2018) hebben voorgesteld om laagopgeleiden eerder
recht te geven op AOW dan hoogopgeleiden, omdat laagopgeleiden gemiddeld
korter leven. De afbakening van de doelgroep is echter niet evident. Als de
AOW-leeftijd gedifferentieerd zou worden naar opleidingsniveau, waarom dan
niet naar geslacht, want mannen leven gemiddeld korter dan vrouwen? Het is
ook niet zo dat alle laagopgeleiden zwaar werk verrichten (Smulders, 2018).
Door onvolledige informatie over gevolgde opleidingen in een ver verleden
of in het buitenland kan bovendien discussie ontstaan over welke
AOW-leeftijd van toepassing is. Tenslotte zou differentiatie van de
AOW-leeftijd investeren in scholing kunnen ontmoedigen.
Lagere AOW-leeftijd voor zware beroepen of lange loopbanen
Een lagere AOW-leeftijd voor mensen met zware beroepen is tot nu toe niet
van de grond gekomen, omdat het lastig blijkt om op landelijk niveau af te
bakenen welke beroepen zwaar zijn. Het EIB (Koning en Meuwese, 2017) heeft
voorgesteld de regeling te beperken tot sectoren waarin de uitval door
arbeidsongeschiktheid dubbel zo hoog is als gemiddeld, namelijk de afbouw-
en natuursteenbranche, dakdekkers, schilders, visserij, reiniging en het
taxi- en ambulancevervoer. Niet alle beroepen in deze sectoren zijn echter
zwaar. Anderen vinden dat bijvoorbeeld zorg, onderwijs en politie ook tot
de zware beroepen behoren. Een lagere AOW-leeftijd na een loopbaan van 45
jaar is lastig uitvoerbaar, want informatie over het arbeidsverleden is bij
UWV pas beschikbaar vanaf 1998. Bij onvolledige informatie over het
arbeidsverleden kan discussie ontstaan over welke pensioenleeftijd van
toepassing is.
Flexibele ingangsleeftijd AOW
Enkele politieke partijen hebben voorgesteld om de ingangsleeftijd voor de
AOW binnen zekere grenzen flexibel te maken. De resulterende schuif in de
AOW-uitgaven heeft geen effect op de netto contante waarde hiervan, als de
uitkering bij vervroeging of uitstel actuarieel neutraal wordt aangepast.
Door de invoering van een flexibele ingangsdatum van de AOW verwatert naar
verwachting het normerende effect van de verhoging van de AOW-leeftijd op
de uittreedleeftijd. De resulterende daling van de werkgelegenheid
vermindert de houdbaarheid van de overheidsfinanciën enigszins.
Bij een flexibele AOW-leeftijd kunnen mensen zonder aanvullend pensioen op
korte termijn weinig eerder stoppen. Op lange termijn nemen de
mogelijkheden toe door de beleidsmatige verlaging van de bijstand (Muns,
2019), maar resulteert een langdurig zeer laag inkomen. Voor werknemers met
weinig aanspraken in de tweede pijler lijkt het aantrekkelijker om indien
mogelijk tot de AOW-leeftijd een beroep te doen op andere regelingen en
daarna de volledige AOW-uitkering te ontvangen.
Eerder stoppen via cao of aanvullend pensioen
Sectorale afspraken over vervroegd pensioen zijn meer kansrijk, omdat
cao-partijen de zwaarte van beroepen kunnen inschatten. Bovendien kunnen
deze partijen afwegen of verbeteren van werkomstandigheden of sparen voor
vervroegde pensionering de voorkeur verdient. Werkgevers mogen bij
vervroegd pensioen maximaal drie jaar voor de AOW-leeftijd een uitkering
aanbieden. Voor uitkeringen tot ongeveer 19 duizend euro per jaar hoeft de
komende vijf jaar geen extra belasting (RVU-heffing) te worden betaald. Een
uitkering van bruto 19 duizend euro komt netto overeen met de AOW voor
alleenstaanden. Werknemers met zware beroepen krijgen bovendien meer
mogelijkheden om via verlofsparen eerder te stoppen met werken.
In de cao voor thuiszorg en verpleeghuizen is onlangs afgesproken dat
mensen eerder kunnen stoppen met werken na een loopbaan van 45 jaar. Via de
pensioenadministratie is soms wel informatie beschikbaar over het
arbeidsverleden voor 1998. In cao’s voor de vleesindustrie en tankstations
zijn ook afspraken gemaakt over eerder stoppen met werken vanwege de
zwaarte van het beroep.
Het merendeel van de werknemers kan, indien gewenst, al voor de
AOW-leeftijd stoppen met werken door eerdere opname van pensioen in de
tweede pijler. Een groter deel van de bevolking zou deze mogelijkheid
hebben als ook werknemers en zelfstandigen zonder pensioenregeling pensioen
gaan opbouwen. Een aantrekkelijk aspect van het gebruik van de tweede
pijler voor een flexibele pensioenleeftijd is dat individuele werknemers
een financiële prikkel houden om langer door te werken.
Laagbetaalden met een volledige loopbaan kunnen door [een lagere franchise 100/80 van de bruto AOW] ongeveer een jaar eerder stoppen met werken.
Hoogbetaalden hebben meer mogelijkheden dan laagbetaalden om eerder te
stoppen met werken via vervroegde opname van aanvullend pensioen. Vooral
laagbetaalden zijn gebaat bij een lage franchise, omdat dit de grondslag
voor pensioenopbouw vergroot. Sommige sectoren hanteren een hoge franchise
of een lage jaarlijkse opbouw, waardoor de fiscale ruimte voor
pensioenopbouw niet volledig wordt benut. Het Pensioenakkoord (SER, 2019)
biedt bovendien een aanknopingspunt om de standaardfranchise in het fiscale
kader te verlagen. De huidige standaardfranchise van 100/75 van de bruto
AOW past bij een pensioenambitie van 75 procent middelloon in 40 jaar.
Gezien de ambitie in het Pensioenakkoord van 80 procent middelloon over
ruim 42 jaar zou de standaardfranchise verlaagd kunnen worden naar 100/80
van de bruto AOW. Laagbetaalden met een volledige loopbaan kunnen hierdoor
ongeveer een jaar eerder stoppen met werken.
Conclusies
De verschillen in levensverwachting tussen hoog- en laagopgeleiden leiden
tot discussie over de eerlijkheid van een uniforme pensioenleeftijd. De
verschillen in (gezonde) levensverwachting tussen hoog- en laagopgeleiden
zijn deels te verklaren door verschillen in levensstijl, maar de
verschillen tussen opleidingsniveaus blijken hardnekkig.
Aanpassing van de AOW om laagopgeleiden eerder te laten stoppen met werken
lijkt weinig kansrijk. Een generieke verlaging van de AOW-leeftijd is nogal
kostbaar, een verlaging voor zware beroepen leidt tot discussies over de
afbakening en AOW na 45 dienstjaren wordt belemmerd door een gebrek aan
gegevens. Bij een flexibele AOW-leeftijd kunnen mensen zonder aanvullend
pensioen op korte termijn weinig eerder stoppen, op lange termijn
resulteert een langdurig zeer laag inkomen.
Sectorale regelingen en of ruimer gebruik van aanvullend pensioen lijken
meer geschikt voor differentiatie en flexibilisering van de
pensioenleeftijd. Het merendeel van de werknemers kan, indien gewenst, al
voor de AOW-leeftijd stoppen met werken door eerdere opname van aanvullend
pensioen. Een groter deel van de bevolking zou deze mogelijkheid hebben als
ook werknemers en zelfstandigen zonder pensioenregeling pensioen gaan
opbouwen. Een verlaging van de franchise zou laagbetaalden meer
mogelijkheden geven om eerder te stoppen met werken (Baars e.a., 2019).
De auteur was ten tijde van het onderzoek werkzaam bij het CPB. Hij
dankt Instituut Gak voor de financiering van dit onderzoek.
Referenties
Adema, Y. en I. van Tilburg, 2019,
Zorgen om morgen, CPB Vergrijzingsstudie, Den Haag.
André, S., G. Kraaykamp en R. Meuleman, 2018,
Een (on)gezonde leefstijl: opleiding als scheidslijn, SCP, Den Haag.
Baars, J., R. Dillingh, Ch. Driessen, M. Knoef, S. Muns, M. Tielen, H. van
der Meer, A. van Soest, D. van Vuuren, 2019,
Flexibel met pensioen, Netspar, Tilburg.
Beer, J. de, en N. van der Gaag, 2018, Hoe kunnen verschillen in
levensverwachting uitpakken voor een gedifferentieerde AOW-leeftijd?, Me Judice, 31 juli.
Broeders, D., D. Das, R. Jennissen, W. Tiemeijer en M. de Visser, 2018,
Van verschil naar potentieel: een realistisch perspectief op de
sociaaleconomische gezondheidsverschillen, WRR-Policy Brief 7, Den Haag.
Koning, M. en B. Meuwese, 2017,
Eerder stoppen met werken voor zware beroepen: quick scan, EIB, Amsterdam.
Lever, M.H.C. en H.J.M. ter Rele, 2017,
Effecten flexibele ingangsleeftijd AOW, CPB Notitie, Den Haag.
Muns, S., 2019, Drie jaar eerder met pensioen in 2035 door flexibele
AOW-leeftijd,
ESB
.
SER, 2019,
Naar een nieuw pensioenstelsel, Advies 19/05, Den Haag.
Smulders, P., 2018, Vroegpensioenregelingen voor iedereen,
ESB
.
SZW, 2019,
Betere pensioenafspraken voor mensen met zware beroepen, Den Haag.
Waaijers, R.J. en M.H.C. Lever, 2013,
Inkomen en netto profijt van sociale zekerheid gedurende de levensloop, CPB Achtergronddocument, Den Haag.
WRR, 2020,
Het betere werk: de nieuwe maatschappelijke opdracht, WRR rapport 102, Den Haag.