Bedrijfscodes als panacee
Wat doen we als accountants (KPMG) uit de bocht vliegen of een bank (RABO) stiekem aan de rentepercentages morrelt? Tien tegen een dat iemand met een
`ethische code´ op de proppen komt. Ethische codes (of integriteitscodes) zijn een goede zaak. Er is echter wel een probleem met de dominante manier waarop
naar ethische codes wordt gekeken. Ethische codes richten zich vaak op het bestrijden van moreel (en vaak ook juridisch) wangedrag dat we in alle
redelijkheid kunnen toeschrijven aan organisaties als KPMG, Vestia en PWC. Om ervoor te zorgen de organisaties binnen de grenzen van de moraal
blijven, eist de code bepaald gedrag van elke specifieke medewerker van de organisatie. Zij mag niet dit of dat en moet juist zus of zo. Een
belangrijk principe dat daarbij geldt, is dat de medewerker zoveel mogelijk individueel afrekenbaar wordt gesteld voor haar daden en straf in het
vooruitzicht wordt gesteld, zodra zij regels overtreedt. Van deze straf wordt geacht een preventieve werking uit te gaan. "Vertrouwen is goed, maar ... ".
Het is belangrijk te constateren dat bedrijfscodes die op deze grondslag zijn opgesteld weinig effectief zijn - althans in het voorkomen van moreel
wangedrag van de organisatie. Dat heeft ermee te maken dat dit soort codes voorbijgaat aan de context waarbinnen in organisaties wangedrag ontstaat.
Hedendaagse ethische codes lijken geënt op de gedachte dat wangedrag van mensen binnen organisaties voortkomt uit een wil om kwaad te doen van een
individuele, separaat handelende medewerker of kleine groep medewerkers. Het voorkomen van wangedrag betekent dat men die specifieke medewerker moet
identificeren, controleren en beteugelen.
Wangedrag is complex
Reconstructies van casussen waarin een organisatie moreel uit de bocht vloog, geven aan dat deze assumpties onjuist zijn. Meestal is er een ingewikkelde
institutionele context waarin (vrijwel) niemand intentioneel kwaadwillend was. Meestal is er kleine groep die van kwaad tot erger gaat en die ooit begon
"om het bedrijf te helpen", "omdat je toch geen dief kan zijn van je eigen portemonnee" of vanwege een ander zwak excuus dat op dat moment heel redelijk
leek. Daarnaast is er een grote groep mensen die zijdelings betrokken is of die alleen maar toekijkt: die ergens wel weet heeft dat er dingen gaande zijn
maar die onverschillig is of bang maar in ieder geval niet ingrijpt.
Sluipenderwijs
Mede om het beeld te bestrijden dat integriteitschendingen alleen of vooral in het bedrijfsleven voorkomen beschrijf ik een schending zoals die kan
voorkomen in het hoger onderwijs. Het sluitstuk van een universitaire studie is de scriptie. De scriptie is een gewichtig onderdeel van de studie. Daarom
is er meestal een begeleider en een "tweede lezer" aan het eind. Het probleem van scripties is dat het een aparte vaardigheid is die studenten pas echt
goed leren als ze een scriptie schrijven. Als gevolg daarvan komt het wel eens voor dat een tweede lezer de scriptie "kantje boord" vindt- of net niet goed
genoeg. Is er verder niks speciaal aan de hand, dan is er meestal nog geen probleem. De student gaat nog een tijdje aan het werk en het lukt haar een mooie
voldoende te halen. Maar soms lukt het ook in de herkansing niet en zijn er ook speciale omstandigheden (ziekte, kosten, en ga zo maar door). En de student
begint ook wat boos te worden: "wat is dit voor opleiding als ik alles haal maar het eindwerkstuk niet kan halen?". En de eerste begeleider, die inmiddels
een goede band met de student heeft opgebouwd, begint ook te benadrukken dat de student een grote ontwikkeling heeft doorgemaakt, enzovoorts. En het is
zo'n aardige collega en de student is ook zo aardig. En je moet nog jaren met die college door een deur kunnen. Onder die omstandigheden moet je als tweede
begeleider steeds sterker in je schoenen staan. Sterk genoeg om bijvoorbeeld niet te vallen voor het argument: als jij er nu een 5 voor geeft en ik een 6
dan is het samen een 5,5 en dan is de student erdoor.
Waar het mij in dit voorbeeld om gaat is enerzijds te benadrukken hoe integriteitsschendingen vaak sluipenderwijs ontstaan. Niemand is erop uit slecht
onderwijs te leveren en het is heel moeilijk iemand aan te wijzen die aantoonbaar in de fout gaat. Maar voor je het weet, moet de buitenwereld je
hardhandig wakker schudden omdat er InHolland-achtige toestanden gaande zijn. Anderzijds wil ik benadrukken dat kennis van dit soort processen "publiek
geheim" is op instellingen van Hoger Onderwijs.
Activeer de omstanders
Wanneer het ons primaire doel is om integriteitsschendingen tegen te gaan, moet de vraag gesteld worden of ethiek stimulerend beleid niet veel meer gericht
moet zijn op het activeren van de "omstanders"; in mijn voorbeeld is dat iedereen die weet heeft van dit publiek geheim. Het moet erom gaan een zodanig
klimaat in organisaties te creëren dat mensen gevaren identificeren en (durven) benoemen. Dat publieke geheimen geadresseerd worden. Wat hiervoor nodig is
zijn karakter eigenschappen die mensen bezitten die goed weten te handelen ondanks dat ze omringd worden door onrechtvaardigheid. Wat deze mensen kenmerkt
is dat ze zichzelf in ieder geval niet beliegen over de redenen van hun eigen passiviteit. Ze verpakken hun onverschilligheid en angst niet in zogenaamd
goede redenen. Ze hebben zelfkennis, zelfrespect en de moed om in ieder geval iets te doen, hoe klein ook.
Moraliteit dwingt vooruit te kijken
Het is in dit verband interessant te constateren dat het grote onderscheid tussen "recht" en "moraal" erin bestaat dat recht gaat over het achteraf
toewijzen van verantwoordelijkheid, het bepalen van schuld en het afrekenen van mensen. Recht is gericht op het verleden. "Moraliteit" gaat in essentie
over de toekomst. Het is in essentie wars van schuld, boete, straf en afrekenen. De kern van de moraal is de vraag: "hoe zorg ik ervoor dat ik morgen een mens kan zijn die in staat is het beter te doen dan ik het vandaag deed?" Zo bezien zijn de hedendaagse
"ethische codes" veelal helemaal geen echte ethische codes. Het zijn pseudo-juridische codes die via "soft law" greep proberen te krijgen op het probleem
van integriteitsschendingen. Dergelijke codes werken niet omdat immoreel gedrag veel sluipender ontstaan. Ze werken ook niet omdat omstanders in een
dergelijke code maar beter hun mond kunnen houden. Het grootste risico is om verdacht te worden als medeplichtige.
Ethisch klimaat
Dit is uiteraard geen pleidooi om mensen die zich misdragen ongemoeid te laten. Het is een pleidooi om het onderscheid tussen recht en moraal goed te
blijven bewaken. Recht gaat over straffen en verantwoordelijk stellen. Een kernvraag van de moraal is: hoe creëer je een ethisch klimaat? Hoe kunnen we
ervoor zorgen dat in onze organisatie niet alle "omstanders" medeplichtigen worden? Vanuit de organisatie-ethiek en de organisatiepsychologie is hier
voldoende over bekend. Aangezien zelfrespect van elke medewerker cruciaal is, geldt dat alle zaken die funest zijn voor zelfrespect niet passen bij een
werkelijk morele organisatie. Hieronder vallen tenminste onveiligheid, onrechtvaardigheid (in beloning) en gebrek aan openheid en arbitraire
machtsuitoefening. Maar de allereerste stap moet altijd zijn om het gesprek over moraliteit te openen. Een cruciaal aspect van de sluipende context bestaat
eruit dat mensen hun immorele gedrag goedpraten. Immoreel gedrag ontstaat bij de gratie van de ontkenning ervan. Want niemand wil bekend staan als
immoreel; niet tegenover het grote publiek maar zeker niet tegenover bekenden of zichzelf. Tijdens hun verhoor voor de parlementaire enquête geven Marcel
de Vries en Erik Staal van VESTIA "prachtige" voorbeelden. IEDEREEN valt iets te verwijten, behalve zijzelf, zo bleven ze herhalen. In een dergelijke
excuserende persoonlijkheid ligt een belangrijke voedingsbodem voor het sluipend ontstaan van immoreel gedrag. Open spreken en reflecteren is de enige
manier om tot een doorbraak te komen. "Maar Marcel en Erik, dit kunnen jullie toch niet menen? Neem jezelf serieus!" Tijdens het verhoor
van Staal werd het daadwerkelijk van de tribune geroepen. Om effectief te kunnen zijn had het veel eerder gezegd moeten zijn, in een meer veilige,
niet-gejuridificeerde omgeving. Nu is het goed mogelijk dat Marcel en Erik al "veel te ver heen" zijn; dat ze zichzelf zo vaak hebben belogen dat ze altijd
moreel gemankeerd zullen blijven. Zulke mensen zijn er en in elke organisatie kom je er een paar zo tegen. Dat pleit niet tegen mijn betoog: juist in deze
omstandigheid zijn omstanders cruciaal. De ethiek van organisaties moet erop gericht zijn van deze omstanders mensen te maken die zoveel zelfrespect hebben
dat ze Erik en Marcel tijdig tot de orde roepen.
* Een ingekorte versie van dit artikel verscheen in Trouw, 21 Juni 2014, onder de titel: "Erik en Marcel, dit kunnen jullie toch niet menen?"
Te citeren als
Wim Dubbink, “Voorkom wangedrag organisaties door activering omstanders”,
Me Judice,
24 juni 2014.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
bron: Light Painting, Flickr