Onrendabele projecten
Het kabinet overweegt om een investeringsfonds van tientallen miljarden
euro’s op te richten. Dit moet worden gebruikt om het ‘verdienvermogen’ van
Nederland te versterken. Er worden diverse voorstellen gedaan voor de
besteding van het fonds, waarbij opvalt dat veelal grote transportprojecten
worden genoemd. Een luchthaven in zee en een snelle trein naar Groningen
zijn twee prominente voorbeelden. Uit maatschappelijke kosten-batenanalyses
(MKBA’s) blijkt echter dat dergelijke grote projecten vaak onrendabel zijn
(Koopmans, 2010). Dat roept de vraag op hoe groot het potentieel aan
rendabele transportprojecten is.
Veel rendabele projecten al gerealiseerd
Uit een analyse van MKBA’s van transportprojecten in de periode 2000-2012
blijkt dat over bijna drie kwart van de ex ante als rendabel ingeschatte
projecten al een aanlegbesluit is genomen (zie tabel 1). Ook de helft van
de onrendabele projecten wordt aangelegd. Hoewel dit een opvallend gegeven
is moet bedacht worden dat dit ook in het verleden het geval was. Uit
eerder onderzoek van Rienstra (2008) bleek namelijk dat projecten met een
positieve MKBA vrijwel altijd hebben geleid tot een aanlegbesluit. En dat
gold ook voor twee derde van de projecten met een negatieve MKBA.
Wel lijken binnen de onrendabele projecten vooral de ‘minst onrendabele’ te
zijn gekozen: van het totale geschatte potentiële welvaartsverlies van 12,1
miljard is euro ‘slechts’ 1,9 miljard euro (16%) gerealiseerd. Het lijkt
erop dat vooral dure, sterk onrendabele projecten door MKBA’s worden
‘tegengehouden’. Dit komt volgens Koopmans (2010) vooral voort uit
betrokkenheid van het Centraal Planbureau bij deze MKBA’s.
Tabel 1 Rendabele versus onrendabele projecten, 2000 tot en met 2012
|
Aantal projecten
|
Totale nettobaten
|
Aanlegbesluit
aantal (%)
|
Nettobaten projecten
met aanlegbesluit
|
Rendabele
projecten*
|
54
|
€ 41,5 miljard
|
39 (72%)
|
€ 25,3 miljard
|
Onrendabele
projecten*
|
34
|
-/- € 12,1 miljard
|
18 (53%)
|
-/- € 1,9 miljard
|
Totaal
|
88
|
€ 29,5 miljard
|
57 (65%)
|
€ 23,4 miljard
|
*Gebaseerd op de nettobaten (contante waarde) van de projectvariant met de
hoogste nettobaten
Bron data: Annema et al. (2017).
Projecten vallen vaak tegen
Ex post MKBA’s van transportprojecten worden in Nederland nauwelijks
uitgevoerd; een uitzondering is NEI en CE (2001). Wel zijn
kostenoverschrijdingen onderzocht. Cantarelli (2011) laat zien dat de
kosten bij 78 Nederlandse infrastructuurprojecten gemiddeld 19,7 procent hoger
uitkwamen dan verwacht. Flyvbjerg (2007) constateert op basis een
internationaal overzicht van transportinfrastructuurprojecten dat de
verwachte kosten gemiddeld 27,6 procent werden overschreden. Het aantal gebruikers
van deze projecten – een belangrijke indicator van de baten – viel voor
wegen 9,5 procent hoger uit dan verwacht, en bij spoorwegen juist 39,5% lager.
Niet gerealiseerde projecten
Er zijn nog 15 niet-aangelegde projecten die rendabel lijken volgens de
MKBA’s, met een totale investering van 11,8 miljard euro. Met de oprichting
van het investeringsfonds, zullen deze projecten vanzelf weer in beeld
komen. Het overgrote deel van deze MKBA’s is echter uitgevoerd door
consultants. Bij de meeste van deze projecten is de positieve MKBA-uitslag
niet – zoals bij grote projecten gebruikelijk – getoetst door het
Centraal Planbureau. Deze toetsen geven vaak een minder positief beeld. En
er zijn projecten die niet (volledig) door de Nederlandse overheid worden
gefinancierd. Als we dergelijke projecten niet meetellen, zijn er slechts
drie rendabele investeringsprojecten over, met totale investeringen van 1,0
miljard euro.
Wie veel geld heeft, geeft het al snel uit aan ‘verkeerde dingen’. Een investeringsfonds kan soortgelijk gedrag uitlokken.
De MKBA’s van deze projecten zijn uitgevoerd met discontovoeten die
variëren van 4 tot 7 procent. Rekening houden met de huidige lage rente leidt tot
een geschatte discontovoet van 3,5% nu (0% nominale rente min 1% inflatie
plus 4,5% risico-opslag). Een tentatieve aanpassing van de MKBA resultaten
aan deze discontovoet laat zien dat er drie rendabele projecten bijkomen,
met een totale investering van minder dan 0,1 miljard euro. Zelfs bij de
projecten die rendabel lijken, is er altijd het risico van een forse
kostenoverschrijding, zeker in deze tijden van schaarste aan personeel en
verscherpte milieueisen (stikstof, PFAS).
Prijsbeleid als alternatief
Een alternatief voor investeren in transportinfrastructuur is prijsbeleid
waardoor beter gebruik gemaakt wordt van de bestaande infrastructuur.
Rekeningrijden, de spitsheffing en de kilometerprijs zijn al decennia in
discussie maar nooit ingevoerd. Een studie van het Centraal Planbureau en
het Planbureau voor de Leefomgeving laat zien dat het rendement van een
congestieheffing positief is als gekozen wordt voor camera’s langs de weg
of voor een sticker met chip achter de voorruit (CPB/PBL, 2015). De
leaseauto van de zaak is fiscaal nog steeds zo aantrekkelijk dat
alternatieven bij werkgevers en werknemers nauwelijks in beeld komen. Dat
leidt tot meer files (Van Ommeren, 2013). En studenten reizen gratis in het
OV wat tot onnodige piekbelasting leidt. Als studenten alleen buiten de
spits gratis reizen, vermindert dat het aantal OV-kilometers dat studenten
in de spits reizen met de helft (KiM, 2014). We kunnen veel publiek geld
investeren om het aanbod aan te passen, maar het is beter om de vraag in de
piek met prijsprikkels af te remmen.
Maatschappelijke uitdagingen
Naast transport zijn er uiteraard nog meer belangrijke zaken. Er zijn grote
maatschappelijke uitdagingen: het klimaatprobleem, luchtkwaliteit,
georganiseerde criminaliteit, burn-out, overgewicht en verkeersongelukken.
Uitgaven voor het aanpakken van deze problemen zijn mogelijk meer legitiem,
omdat staand beleid weinig effectief is gebleken. Toch zal ook dit beleid
kritisch moeten worden getoetst, net als transportprojecten. Zelfs als er een breed draagvlak is voor het aanpakken van een maatschappelijke uitdaging,
is nog steeds de vraag hoe dit kosteneffectief bereikt kan worden. De
kosten van verschillende opties om het gewenste resultaat te bereiken,
kunnen dan systematisch worden vergeleken.
Bij besluitvorming omtrent maatschappelijke uitdagingen zal ook de
positieve bijdrage aan het verdienvermogen van Nederland moeten worden
meegenomen (Janssen e.a. 2019). Investeringen in gezondheid en leefomgeving
hebben een positief effect op de arbeidsproductiviteit en de
betaalbaarheid van de zorg. En met een consistent milieubeleid en schone
technologie zullen onverwachte remmen op economische groei (stikstof, PFAS)
uit kunnen blijven. Een voortvarende aanpak van maatschappelijke
uitdagingen zal burgers, bedrijven en overheid veel kosten kunnen besparen
in de toekomst.
Slot
Wie veel geld heeft, geeft het al snel uit aan ‘verkeerde dingen’. Een
investeringsfonds kan soortgelijk gedrag uitlokken. We hopen dat de mensen
die het fonds nu uitwerken, ook aangeven hoe nuttige investeringen worden
gekozen. Dan wordt een investeringsfonds misschien toch nog een goed idee.
Referenties:
Annema, J.A., Frenken, K., Koopmans, C., & Kroesen, M. (2017). Relating cost-benefit analysis results with transport project decisions in the Netherlands. Letters in Spatial and Resource Sciences, 10(1),
109-127.
Cantarelli, C. C. (2011). Cost overruns in large-scale transport infrastructure projects: A theoretical and empirical exploration for the Netherlands and worldwide, dissertatie TU Delft.
CPB/PBL (2015). Maatschappelijke kosten en baten prijsbeleid personenauto’s, CPB/PBL Achtergronddocument, Den Haag.
Flyvbjerg, B. (2007). Cost overruns and demand shortfalls in urban rail and other infrastructure, Transportation Planning and Technology, 3(1), pp.
9-30.
KiM (2014).Effecten ander ov-studentenreisproduct. Den Haag:
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid.
Koopmans, C. (2010). Kosten en baten van het Centraal Planbureau: verleden,heden en toekomst. TPEdigitaal 4 (3). p. 19-30.
Janssen, M., Hekkert, M., Frenken, K. (2019) Missiegedreveninnovatiebeleid: Twee vliegen in één klap? Me Judice, 25 september
2019.
NEI en CE (2001). Lessen uit het verleden. Ex post evaluaties van verkeer-en vervoerbeleid, Rotterdam: NEI/Delft: CE.
Ommeren, J. van (2013). Mobiliteitsmanagement en fiscaliteit, Vrije
Universiteit Amsterdam.
Rienstra, S. (2008). De rol van kosten-batenanalyse in de besluitvorming.
Den Haag: Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid.
Te citeren als
Carl Koopmans, Jan Anne Annema, Koen Frenken, “Weinig rendabele transportprojecten voor nationaal investeringsfonds”,
Me Judice,
26 november 2019.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘De toekomst anno 1957’ van Wattman (CC BY-NC 2.0).