Column: Overheid, vertrouw de burger wat meer!

Om na de toeslagenaffaire het vertrouwen van de burger terug te winnen zal de overheid meer moeten doen dan betere en snellere compensatie voor de gedupeerden. Wat kan bijdragen is als de overheid bij het arbeidsmarktbeleid minder werkt vanuit het - op denken van economen gebaseerde - wantrouwen in de goede bedoelingen van uitkeringsgerechtigden.

Vanaf de jaren tachtig werd het ingezette neoliberale overheidsbeleid ook op de arbeidsmarkt gekenmerkt door marktwerking meer ruimte te geven, oftewel een beleid van prijsaanpassingen. Zowel loonmatiging als het verlagen van de kosten voor werkgevers om afscheid te kunnen nemen van arbeidskrachten, moest de prijs van arbeid verlagen en daarmee de vraag naar arbeid stimuleren.

Alhoewel politici het meestal niet hardop zeiden, gingen ze er bij dit beleid vanuit dat de uitkeringen te royaal en te makkelijk verkrijgbaar waren.

Aan de aanbodzijde van de arbeidsmarkt moesten lagere en korter durende uitkeringen de prijs van inactiviteit voor werklozen en gedeeltelijk arbeidsongeschikten verhogen, zodat zij sneller in zouden gaan op bestaande baankansen en op nieuwe vacatures die met de loonmatiging en flexibilisering van de arbeidscontracten zouden moeten ontstaan. Het effectieve arbeidsaanbod moest langs die weg opgekrikt worden.

Mensbeeld van economen

Alhoewel politici het meestal niet hardop zeiden, gingen ze er bij dit beleid vanuit dat de uitkeringen te royaal en te makkelijk verkrijgbaar waren. Mensen werd te veel de kans geboden om langdurig een uitkering te ontvangen. Het mensbeeld dat daaraan ten grondslag ligt, gestoeld op economische theorieën, is er een van wantrouwen. Werkloze mensen zouden uit zichzelf niet gericht zijn op het zo snel mogelijk verlaten van inactiviteit. Nee, werken is vervelend en heeft slechts tot doel geld te vergaren om materialistische wensen te kunnen realiseren, zo vertellen de economische leerboekjes. Als mensen op een andere wijze aan geld kunnen komen, zullen ze dat niet nalaten. Uitgaande van dit mensbeeld zullen mensen zo lang mogelijk proberen te profiteren van sociale zekerheidsregelingen, zeker als het verschil tussen loon en de hoogte van een uitkering niet erg groot is.

In de ogen van veel beleidsmakers stond de WAO, de toenmalige arbeidsongeschiktheidsuitkering, symbool voor te royale sociale zekerheidsregelingen in Nederland. In de jaren tachtig nam door de massawerkloosheid niet alleen het aantal werkloosheidsuitkeringen sterk toe, maar schoot ook het aantal WAO- uitkeringen door het dak. Een WAO-uitkering had, in tegenstelling tot de werkloosheidsuitkering, een onbeperkte duur. Een deel van de werknemers die hun baan verloren bij de massaontslagen, zeker diegenen met fysiek zware beroepen, wisten een WAO-uitkering te bemachtigen, daarbij geholpen door vakbonden en werkgeversorganisaties die in die tijd verantwoordelijk waren voor de keuringen.

In de jaren negentig zette achtereenvolgende kabinetten, met daarin ook de PvdA, stevig het mes in de uitkeringen, zowel wat hoogte als duur betreft. De duur van de werkloosheidsuitkering werd teruggebracht van maximaal zeven jaar naar maximaal twee jaar en het werd veel moeilijker gemaakt om (volledig) arbeidsongeschikt verklaard te worden. Ook stegen de bijstandsuitkeringen niet langer vanzelf meer mee met het minimumloon. De financiële prikkel die van deze versoberingen uitging moest werklozen actiever laten zoeken naar werk en zo een einde maken aan langdurige werkloosheid, wat vaak gepaard ging met armoede. Een baan voor een beter bestaan, was de gedachte.

Succes

En ja, het beleid is niet zonder succes geweest. Ik denk dat het heeft bijgedragen aan het verdwijnen van de massawerkloosheid die Nederland in de jaren tachtig teisterde. Toch is er de afgelopen jaren veel ontevredenheid ontstaan over dit beleid van prijsaanpassingen. Door de loonmatiging is de koopkrachtstijging afgelopen veertig jaar beperkt geweest en de banen die het heeft opgeleverd zijn in sommige gevallen flexbaantjes die slecht betalen en nauwelijks baanzekerheid bieden. Zodoende heeft ook in Nederland het begrip ‘werkende armen’ zijn intrede gedaan. CBS-cijfers laten zien dat de armoede in Nederland, ondanks de overstap van velen van een uitkering naar een baan, niet is afgenomen sinds het inzetten van het neoliberale arbeidsmarktbeleid in de jaren tachtig. En het SCP concludeert dat maar liefst 28% van de Nederlandse bevolking in een financieel kwetsbare situatie verkeert. 

Werken vanuit ander mensbeeld?

Uitkeringsbeleid vanuit het economenmensbeeld dat mensen liever niet werken en dus financieel geprikkeld moeten worden om op zoek te gaan naar een baan, heeft inmiddels zijn langste tijd gehad. Dat werd overduidelijk toen het CDA in de afgelopen verkiezingscampagne het voorstel lanceerde om de maximale duur van de werkloosheidsuitkering verder te verlagen naar een jaar. Naast burgers met ingezonden brieven reageerde ook de politiek van links tot rechts onmiddellijk scherp afwijzend. Daarbij werden termen als ‘asociaal’ en ‘onfatsoenlijk’ niet gemeden.

CBS-cijfers laten zien dat de armoede in Nederland, ondanks de overstap van velen van een uitkering naar een baan, niet is afgenomen sinds het inzetten van het neoliberale arbeidsmarktbeleid in de jaren tachtig.

Mensen vinden het wantrouwen bij de overheid in de goede bedoelingen van uitkeringsgerechtigden te meer misplaatst, nu met het schandaal rondom de kinderopvangtoeslag gebleken is dat de overheid zelf niet altijd te vertrouwen is. Als de overheid de burger minder zou wantrouwen, kan dat het vertrouwen van de burger in de overheid vergroten. De OECD schreef in 2013 al een stuk over de relatie tussen effectief overheidsbeleid en vertrouwen en merkt daarin op in dat het niet alleen het vertrouwen van burgers in de overheid is dat van belang is voor de effectiviteit van overheidsmaatregelen, maar dat ook het vertrouwen van de overheid in burgers een rol kan spelen bij de effectiviteit van overheidsbeleid.

Beleidsuitdagingen

Het nieuwe kabinet staat onder andere voor de uitdaging om werknemers met een vaste baan van meer koopkracht te voorzien en de flexwerkers en zzp-ers meer baanzekerheid en sociale zekerheidsrechten te geven. Dat flexarbeid daarmee duurder wordt en daarom wellicht tot een afname leidt van de totale werkgelegenheidsgroei, is een prijs die de kiezer op dit moment lijkt te willen betalen, aangezien bijna niemand hier nog op wijst.

Het kabinet heeft in het regeerakkoord aangekondigd het minimumloon met 7.5% te verhogen. In het akkoord poogt het kabinet verder koopkrachtstijging voor de onderste helft van het loongebouw  te realiseren via het verlagen van de inkomstenbelasting, zodat de prijs van arbeid niet oploopt. Activering van uitkeringsgerechtigden wil het kabinet nu vooral realiseren via meer begeleiding door instanties als het UWV. Dus gericht op het intensiveren van hulp bij verandering van je positie op de  arbeidsmarkt. Dit in plaats van nog meer financiële prikkels die uitkeringsgerechtigden in beweging moeten krijgen. Het is dit soort oplossingen dat wellicht kan bijdragen aan vertrouwensherstel.

Raoul Leering schrijft deze column op persoonlijke titel. De columns zijn op geen enkele wijze bedoeld als beleggingsadvies. Deze bijdrage verscheen reeds in De Financiële Telegraaf.

Te citeren als

Raoul Leering, “Column: Overheid, vertrouw de burger wat meer!”, Me Judice, 24 december 2021.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Door 'minister-president'

Ontvang updates via e-mail