De Bijstand kan Beter

De Bijstand kan Beter image
Afbeelding 'work' door 'Martina'
Doel van de Participatiewet is om mensen weer op eigen benen te laten staan en (snel) uit te laten stromen naar (betaald) werk of, als dat niet kan, op een andere manier te laten participeren. De afgelopen jaren hebben een aantal gemeenten experimenten uitgevoerd in de bijstand. Alle experimenten hebben met elkaar gemeen dat de interventies als “meer eigen regie, meer maatwerk en minder dwang” kunnen worden omschreven. Onderzoekers buigen zich over de vraag of deze experimentele aanpak effectiever is dan de huidige aanpak.

Inleiding

De Participatiewet laat expliciet ruimte voor gemeenten om te experimenteren in de uitvoering. Zes gemeenten hebben de afgelopen jaren (1 oktober 2017 – 31 december 2019) experimenten uitgevoerd in de bijstand onder het Tijdelijk Besluit Experimenten Participatiewet (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2017). Deze Randomized Controlled Trial (RCT) (zie Box 1 onderaan) experimenten leveren vooral in samenhang relevante informatie op die de discussie over de toekomst van de sociale zekerheid in Nederland kan voeden. In dit artikel geven we een korte samenvatting van de conclusies en gaan we in op de experimenten en enkele belangrijke uitkomsten.

Alle experimenten hebben met elkaar gemeen dat de interventies als “meer eigen regie, meer maatwerk en minder dwang” dan nu in de Participatiewet voorgeschreven benadering kunnen worden omschreven (zie ook Groot et al. 2019). Doordat de experimenten op gemeentelijk niveau zijn vormgegeven, verschillen ze op belangrijke punten van elkaar (zie Tabel 1 en Box 2). Overeenkomstig de AMvB (Ministerie van SZW, 2017) zijn er in het experiment naast de reguliere dienstverlening (de vergelijkingsgroep) drie interventies (treatments):

  1. Een ontheffing van de arbeids- en re-integratieplicht; Zelf in Actie.
  2. Een intensievere en meer op maat gesneden begeleiding en ondersteuning; Extra Hulp.
  3. Een ruimere bijverdienregeling voor inkomsten uit werk naast de uitkering; Werken Loont.

In alle onderzoeken is vervolgens over de looptijd gekeken naar een breed scala aan uitstroommaten. We bespreken hier kort de resultaten op uitstroom naar werk en sociaal vertrouwen.

Uitstroom naar werk

In volgorde van een oplopend aantal uren is gekeken naar het vinden van werk voor meer dan 8, 12, 27 en 32 uur werk per week, een vast of tijdelijk contract en het verdienen van meer dan 50%, 70% en 100% van het wettelijk minimumloon (WML). Figuur 1 presenteert de vergelijking van de resultaten voor 8 uur werk (kleine banen).

Figuur 1: Uitstroom >8 uur per week


Toelichting: Treatmenteffecten t.o.v. de vergelijkingsgroep in procentpunten en 90% betrouwbaarheidsinterval. Uitkomsten voor de vergelijkingsgroep in procent staan boven de figuur. Zelf in Actie + Werken Loont in Tilburg is Zelf in Actie + Werken Loont + Werkbonus. Voor Groningen is de vergelijkingsgroep niet de controlegroep, maar een willekeurig samengestelde referentiegroep.

De interventies heffen verplichtingen op en geven extra aandacht en hulp. Wij vinden vervolgens geen bewijs dat het in stand laten van dwang en verplichtingen in de vergelijkingsgroepen leidt tot een hogere uitstroom naar werk.

In Figuur 1 zien we voor Groningen en Wageningen negatieve, maar insignificante effecten voor de interventies waarbij deelnemers werden ontheven van verplichtingen (in blauw). In Utrecht zijn deze effecten positief maar niet significant. In combinatie met ruimere bijverdiensten zijn de gemeten effecten ook negatief in Nijmegen, Tilburg en Deventer, al zijn ze alleen in Nijmegen ook significant op 90% niveau. 

Bij de Extra Hulp groep worden in Groningen de negatieve effecten kleiner en blijven ze zowel in Groningen als Wageningen insignificant. Voor Utrecht zijn de effecten positief en nu ook significant bij 90%, terwijl in Deventer deze interventie in combinatie met ruimere bijverdienste een positief, maar insignificant effect heeft. In Tilburg en Nijmegen zijn de effecten in deze groep significant negatief op 90% niveau.[1] In alle gemeenten lijken de ruimere bijverdiensten, soms gecombineerd met andere interventies, tot meer kleine baantjes te leiden dan de andere interventies. Voor Utrecht is dit effect het sterkste, maar voor geen van de andere gemeenten is het verschil significant.

Kort samengevat laten de experimenten op de uitkomstmaat “uitstroom naar werk” een gemengd beeld zien. Daar waar in Utrecht veelal positieve effecten van extra hulp en de vrijstelling te zien zijn, zijn de effecten in Nijmegen in vergelijking met de controlegroep eerder negatief. Resultaten in Groningen, Deventer, Tilburg en Wageningen liggen daar ergens tussen en in alle gemeenten is de statistische significantie van de resultaten, positief of negatief, doorgaans gering.[2] Maar ook als we concluderen dat op de meeste uitkomstmaten van uitstroom naar werk de effecten bescheiden zijn, is dit een belangrijke conclusie. Het betekent namelijk ook dat de huidige aanpak, met veel verplichtingen die met (dreiging van) strafkortingen worden afgedwongen, niet tot duidelijk betere resultaten leidt dan een aanpak die is gebaseerd op aandacht, vertrouwen, maatwerk en zelfredzaamheid van de deelnemer. Als dat het geval zou zijn, dan zouden in alle gemeenten de resultaten met andere aanpakken immers eenduidig negatief moeten uitpakken. En dat is niet het geval. We kunnen op basis van de experimenten niet één van de geteste interventies tot absolute “winnaar” uitroepen. Maar dat geldt dus evenzeer voor het huidige regime in de controlegroepen.

Welbevinden en vertrouwen in eigen kunnen

Voor het meten van subjectieve uitkomstmaten, zoals welbevinden, gezondheid en de ervaren kwaliteit van dienstverlening, is gebruik gemaakt van surveys. De eerste survey is afgenomen voor aanvang of kort na start van deelname in het experiment en diende als nulmeting.

Figuur 2: Sociaal vertrouwen (score 0-10) laatste maand

Toelichting: Treatmenteffecten t.o.v. de vergelijkingsgroep in procentpunten en 90% betrouwbaarheidsinterval. Uitkomsten voor de vergelijkingsgroep in procent staan boven de figuur. Zelf in Actie + Werken Loont in Tilburg is Zelf in Actie + Werken Loont + Werkbonus. Voor Groningen is de groep waarmee vergeleken wordt deze keer de controlegroep. Zie ook de rapportage voor Groningen.

Het betekent namelijk ook dat de huidige aanpak, met veel verplichtingen die met (dreiging van) strafkortingen worden afgedwongen, niet tot duidelijk betere resultaten leidt dan een aanpak die is gebaseerd op aandacht, vertrouwen, maatwerk en zelfredzaamheid van de deelnemer

In figuur 2 ziet u de verschillen met de controlegroep op “sociaal vertrouwen”, één van de ongeveer 10 uitkomstmaten die zijn samengesteld op basis van de antwoorden uit de surveys in de laatste meting in het onderzoek.[3] In de figuur zijn de effecten van de verschillende interventies doorgaans positief, maar klein en veelal insignificant. Alleen in Groningen registreren we een significant positief effect op deze variabele voor de Extra Hulp groep. Dit beeld, met veelal kleine en insignificante effecten op de subjectieve uitkomstmaten, is ook het algemene beeld over de 10 samengestelde indicatoren. Op bijvoorbeeld zelfredzaamheid, werkzoekgedrag, sociaal vertrouwen en sociale participatie, zien we in enkele gemeenten wel positieve effecten.

Conclusies

Op basis van het geheel aan resultaten in onze experimenten kunnen we in ieder geval vaststellen dat de reguliere aanpak niet overal significant beter, en soms zelfs significant slechter werkt dan de interventies. Maar dat geldt dus evenzeer voor de geteste interventies. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat elke bijstandsgerechtigde verschillend is en een op maat gesneden aanpak vraagt. De relatief bescheiden aantallen deelnemers maakt het niet goed mogelijk om voor al deze verschillen te controleren. Als zeer verschillende mensen met elkaar in een eenvormige interventiegroep (waar er extra is gelet op het aanbieden van dezelfde dienstverlening) komen, heeft wellicht een deel van de mensen baat bij die interventie, terwijl een ander deel juist minder positieve, of zelfs negatieve effecten laat zien. De effecten heffen elkaar dan op, met als resultaat kleine gemiddelde effecten met een hoge foutenmarge.

In verschillende gemeenten waren ook aanvullende analyses nodig. Zo bleek in Nijmegen de doorgaans negatieve effecten deels toe te schrijven aan het feit dat de willekeurig samengestelde controlegroep op verschillende indicatoren (bijvoorbeeld gezondheid) toch kansrijker bleek dan de interventiegroepen. In Tilburg is waarschijnlijk sprake geweest van experimenteffecten op de begeleiding in de controlegroep (mogelijke gedragseffecten bij deelnemers en werkcoaches); voor Tilburg en Wageningen zijn de verschillen tussen de gemeentelijke gegevens en uitstroomcijfers van het CBS opvallend groot en in Groningen is door de randomisatie voor werving van de deelnemers de uitval in alle groepen hoog en waarschijnlijk niet willekeurig. In elk van die gemeenten is voor deze problemen gecorrigeerd (zie de gemeentelijke rapportages). Dergelijke correcties maken doorgaans de negatieve effecten minder negatief en de positieve positiever.

Desalniettemin zijn de belangrijkste resultaten van deze experimenten bescheiden en vooral te vinden in wat ze niet laten zien. De interventies heffen verplichtingen op en geven extra aandacht en hulp. Wij vinden vervolgens geen bewijs dat het in stand laten van dwang en verplichtingen in de vergelijkingsgroepen leidt tot een hogere uitstroom naar werk. Het geven van méér ruimte aan gemeenten om te experimenteren met de aanpak en uitvoering van de bijstand zal dan ook niet leiden tot een significante verslechtering van die uitstroom, terwijl op langere termijn wel positieve effecten te verwachten zijn op het welbevinden van de mensen in de bijstand en dienstverleners. Als we onze resultaten leggen naast die van het SCP, dat in 2019 een uitgebreide evaluatie van de Participatiewet publiceerde, dan bevestigen deze het beeld dat een (terugkeer naar een) menselijkere maat met meer aandacht en meer vertrouwen niet tot slechtere resultaten zal leiden. Ook onderstrepen onze resultaten de diversiteit tussen gemeenten in Nederland. Dit ondersteunt een pleidooi voor meer ruimte en middelen voor lokale uitvoerders en politici om te experimenteren en leren in de uitvoering. Door goed, bij voorkeur centraal gecoördineerd, onderzoek op lokaal niveau te koppelen met ruimte in de wettelijke kaders om op basis van die onderzoeken het beleid op de lokale noden te kunnen aanpassen, kan een effectievere en efficiëntere uitvoering worden bereikt. Tenslotte lijkt het ons raadzaam om, nu door de COVID-19 pandemie een grote instroom van bijstandsgerechtigden met zeer diverse achtergrond en bemiddelbaarheid aanstaande is, de uitvoerende professionals het vertrouwen, de ruimte en de middelen te geven om die instroom efficiënt en effectief weer naar werk te begeleiden. Dat bijstandsgerechtigden en werkcoaches daarbij meer zelfvertrouwen krijgen en de grotere autonomie als prettig ervaren, is belangrijke bijvangst.

Voetnoten


[1] Hierbij moet de kanttekening worden gemaakt dat voor beide gemeenten volgens het CPB (De Boer et al., 2020) de controlegroep reeds bij aanvang verschilt en het negatieve effect dus niet kan worden toegeschreven aan de treatment. In het eindverslag van Tilburg wordt verwezen naar  mogelijke experimenteffecten.

[2] In de gemeentelijke onderzoeksrapportages maar ook in het CPB rapport (De Boer et al., 2020) wordt opgemerkt dat de controlegroep in Nijmegen en in Tilburg al bij aanvang niet vergelijkbaar is met de overige interventiegroepen. Nijmegen rapporteert kleinere of insignificante effecten na controle voor additionele variabelen en Tilburg en Wageningen rapporteren na matching methoden en vergelijking met de referentiegroep ook bescheiden positieve effecten.

[3] In deze analyses is in alle gemeenten gecontroleerd voor het antwoord in de nulmeting. In Tilburg en Wageningen zijn de uitkomsten gebaseerd op het gemiddelde voor de twee vervolgmetingen.

Referenties

Betkó, J., N. Spierings, Gesthuizen, M., P. Scheepers (2020) Rapportage experiment Participatiewet gemeente Nijmegen, Nijmegen.

De Boer, H-W, Bolhaar, J., Jongen, E., & Zulkarnain (2020).  Evaluatie experimenten Participatiewet: Effecten op de uitstroom naar werk. CPB: Den Haag

Edzes, A., Rijnks, R., Kloosterman, K., & Venhorst, V. (2020). Bijstand op Maat: Beleidsrapport. (URSI-onderzoeksrapport; No. 366). Groningen: Rijksuniversiteit Groningen. Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen.

Gramberg, P. & J. de Swart (2020). Wat werkt op weg naar werk? Eindrapport Experiment Participatiewet gemeente Deventer. Enschede: Saxion Hogeschool.

Groot, L., Muffels, R. J., & Verlaat, T. (2019). Welfare states’ social investment strategies and the emergence of Dutch experiments on a minimum income guarantee, Social Policy & Society (2019)18:2, 277–287, Cambridge University Press

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (2017). Tijdelijke regeling experimenten Participatiewet. Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, 69, 1-18.

Muffels, R., K. Blom-Stam & S. van Wanrooij (2020). Vertrouwensexperiment Tilburg: Werkt het en waarom wel of niet?, Maart 2020, Tilburg University/Tranzo-ReflecT, p.1-117.

Muffels, R., K. Blom-Stam & S. van Wanrooij (2020), Vertrouwensexperiment Wageningen: Werkt het en waarom wel of niet?,  Voorlopig eindverslag, April 2020, Tilburg University/Tranzo-ReflecT, p.1-113.

SCP (2019). Eindevaluatie van de Participatiewet. SCP-publicatie 2019-17, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag.

Verlaat, T., de Kruijk, M., Rosenkranz, S., Groot, L., & Sanders, M. (2020). Onderzoek Weten wat werkt: samen werken aan een betere bijstand, Eindrapport. Utrecht: Universiteit Utrecht.

Bijlagen

Box 1. Toelichting op de methode van onderzoek

Tabel 1: Overeenkomsten en verschillen tussen de experimenten in de zes AMvB gemeenten

Box 2: Methodische kanttekeningen per gemeente

Te citeren als

Mark Sanders, János Betkó, Arjen Edzes, Peter Gramberg, Loek Groot, Ruud Muffels, Stephanie Rosenkranz, Richard Rijnks, Niels Spierings, Viktor Venhorst, Timo Verlaat, “De Bijstand kan Beter”, Me Judice, 28 mei 2020.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Afbeelding 'work' door 'Martina'

Ontvang updates via e-mail