Vitale rol financiële sector voor een welvarend, inclusief en duurzaam Nederland
Nederland kent van oudsher een hoogontwikkelde financiële sector die in staat is gebleken het bedrijfsleven onder steeds veranderende omstandigheden te bedienen, zowel in Nederland als over de grens. Dat moeten we koesteren. De waarde van een goed functionerende financiële sector voor de samenleving en voor het bedrijfsleven is namelijk groot. Ook recent heeft de sector op verschillende manieren bijgedragen aan de zogenaamde brede welvaart.
Naar een beleid dat kansen van de sector benut in vijf stappen
Ondanks deze maatschappelijke bijdragen blijft het rijke potentieel van de sector momenteel onderbenut. Deels heeft dat te maken met overheidsbeleid, dat in de afgelopen jaren een defensief karakter heeft gekregen, vooral gericht op stabiliteit en consumentbescherming. De oogst van dat beleid is een sector die het klantbelang meer centraal stelt en die stabieler is geworden o.a. door hogere kapitaalbuffers[1], wat een niet te onderschatten verdienste is van beleidsmakers en toezichthouders in Nederland en in Europa. Deze pluim is mede namens het bedrijfsleven, ten slotte zijn ondernemers ook gebaat bij een stabiele sector, waarin het belang van de klant – denk hierbij ook aan mkb-ers – meer voorop staat. Financiële crises zijn ten slotte ontwrichtend gebleken. De beleidsfocus op het indammen van risico’s in de afgelopen jaren is wat dat betreft een begrijpelijke.
Maar het tegengaan van bedreigingen levert ook maatschappelijke kosten op [...] Het is tijd de pendule wat terug te duwen.
Maar het tegengaan van bedreigingen levert ook maatschappelijke kosten op. Alternatieve kosten vooral die ervoor zorgen dat kansen worden gemist om onze economie en het bedrijfsleven vooruit te helpen. Het is tijd de pendule wat terug te duwen met een beleid langs de volgende vijf lijnen.
I. Verminder regeldruk: meer mensen in de sector moeten bezig zijn met hun kerntaak
Volgens onze ruwe schatting is meer dan de helft van de medewerkers in de sector dagelijks bezig met het voldoen aan, verwerken van en rapporteren over regels[2]. De meeste regels komen uit Europa, vorig jaar alleen al is bijvoorbeeld het aantal verorderingen op ESG-gebied (Environmental, Social & Governance) verdubbeld.
Nederlandse beleidsmakers doen vaak nog een extra schep bovenop de Europese regels. Niet alleen de politiek doet dat, typerend voor de sector is dat zijn eigen toezichthouders ook ‘regels’ opstelt, zij het dat de toezichthouder dit vaak doet om complexe wetgeving te verhelderen.
Regels hebben hun functie, maar zijn niet kosteloos. Deze kosten zijn niet louter financieel. Zo stagneert de arbeidsproductiviteit, bijvoorbeeld omdat de vele ‘compliance-voorschriften’ financiële dienstverlening aan innovatieve ‘scale ups’ bemoeilijken. Productiviteit kan ook verbeteren binnen meer variatie in het aanbod. Het Nederlandse bedrijfleven leunt nu sterk op banken, maar er zijn aanwzijgingen dat meer private equity bevorderend werkt voor verhoging van productiviteit. Daarbij vermindert het ook de productiviteit van de financiële sector zelf. Dit te meer nu medewerkers in de sector niet alleen druk zijn met regels, maar velen van hen als ‘ambtenaar in private dienst’ zelfs volledig belast met de uitvoering van publieke taken. Bijvoorbeeld bij de vooringevulde aangifte of de vele duurzaamheidsrapportages. Of denk aan de meer dan 15.000 medewerkers (niet alleen banken, ook trust, verzekeraars) die belast zijn met een inefficiente strijd tegen witwassen. Deze medewerkers kunnen elders productiever werk doen, zeker in onze krappe arbeidsmarkt.
Regelgevende overdaad vergemakkelijkt ook de gang naar de rechter wat de vrees aanwakkert om juridisch gedaagd te worden bij financiële spelers. Gevolg is een sector die verkrampt raakt en kansen mist voor dienstverlening aan bedrijven die een sleutelrol kunnen spelen in bijvoorbeeld innovatieve klimaatoplossingen.
Deels vraagt dit een ombuiging van de sector zelf, die minder oog lijkt te hebben voor innovatieve financiering. Zo blijven Nederlandse banken flink achter bij hun Europese ‘peers’ als het gaat om uitgaven voor Research & Development. Politiek en toezichthouders zouden de sector wel kunnen stimuleren, bijvoorbeeld door een van de drie, overigens hoogwaardige jaarlijkse rapportages over financiële risico’s - van DNB, CPB en AFM te verruilen voor een rapportage over kansen voor de sector om productiviteit te verhogen in ons land.
II. Financiering: ambitieuze uitvoering van het Nationaal Convenant mkb-Financiering
De kredietverlening aan ondernemers loopt de laatste jaren terug. Vooral voor bedragen onder de 250.000 euro is financiering lastig. Ook het aanbod voor innovatieve ‘scale-ups’ (voor bedragen boven de € 50 mln) is beperkt. Mede daardoor stokt de doorgroei van bedrijven. Ook dat remt de productiviteit, en daarmee de economische groei in ons land, omdat productiviteit doorgaans oploopt naarmate bedrijven groter zijn.
Gelukkig worden op dit vlak stappen gezet. De belangrijkste spelers in het mkb-financieringslandschap, waaronder de banken, hebben recent een Nationaal Convenant mkb-Financiering gesloten om de hardnekkige (structurele) problemen aan te pakken. Het convenant is gericht op het realiseren van onder meer een gevarieerder en toegankelijk financieringsaanbod, transparantie en betere vindbaarheid (o.a. inrichten van financierings-hub) verdere professionalisering van o.a. financierings-adviseurs en verbeterde data over én voor mkb-financiering. Het is van groot belang voor het mkb dat dit convenant met ambitie en urgentie tot uitvoering wordt gebracht.
III. Werk toe naar een Europese markt, zonder nationale koppen
Niet alleen grote bedrijven, ook het Nederlandse mkb opereert sterk internationaal. Deze bedrijven hebben belang bij financiële spelers die hen ook over de grens kunnen bedienen. Helaas is dit steeds minder het geval: hoewel het vermogensbeheer internationaler wordt en de trustsector van nature een internationale blik heeft, zijn de verzekerings[3]- en bankensector steeds meer nationaal georiënteerd. Daarbij is de sectorstructuur verschraald geraakt. Zo is het zaken bankieren goeddeels verdwenen uit Europa.
Nederlandse beleidsmakers doen vaak nog een extra schep bovenop de Europese regels [...] Regels hebben hun functie, maar zijn niet kosteloos. Deze kosten zijn niet louter financieel.
Het opereren op Europese schaal wordt daarbij belemmerd door een onvoltooide Europese interne markt, inclusief een onvoltooide ‘financiële unie’ en versnipperd Europees toezicht. Het vervolmaken hiervan versterk de interne markt, wat het vestigingsklimaat in Europa kan versterken. Een Europees functionerende kapitaalmarkt ontbreekt zelfs nagenoeg volledig. Recente inspanningen van Nederlandse beleidsmakers en toezichthouders richting Euopees werkende[4] kapitaalmarkt juich ik dan ook van harte toe. Nationale eisen, in aanvulling op Europese regels, helpen daarbij echter juist niet. Die zetten ons land op achterstand en doorbreken de Europese interne markt. Ook belemmert dit concurrentie in de sector. Helaas zien we veel van deze zogenaamde ‘goldplating’ voor de sector. Extra nationale klimaat regels bovenop de toch al zeer complexe rapportage vereisten verstoren bijvoorbeeld de Europese klimaat aanpak. Ook ons strikte bonusplafond[5] - gezet op het voor zakenbanken prohibitief restrictieve percentage van 20% - heeft de structuur van de sector geen goed gedaan.
IV. Trek lasten en kosten gelijk met die van andere sectoren
Er zijn ten principale geen goede reden om de financiële sector fiscaal zwaarder te belasten dan andere sectoren. Toch is dat momenteel wel het geval. Zo kennen we nog specifieke belastingen voor banken[6]. De motivering hiervoor rammelt. Zo is de verhoging van de bankenbelasting vorig jaar gemotiveerd vanuit veronderstelde ‘overwinsten’ bij banken, terwijl Nederlandse banken (en verzekeraars) op langere termijn juist minder winstgevend zijn dan andere bedrijven, minder dan aandeelhouders van hen vragen en ook de ECB graag ziet. Zo ligt het rendement op het eigen vermogen (ROI) van de in de AEX opgenomen banken beneden het gemiddelde van de AEX-bedrijven. Daarbij is niet belastingheffing maar concurrentie de beste manier om winsten te beteugelen; die concurrentie wordt vergroot op een Europees speelveld (zie III, hierboven).
Ook als ‘verzekeringspremie’ voor het kunnen omvallen van banken volstaat de bankenbelasting niet: de ECB wijst er juist op dat de bankenbelasting destabiliseert, nu banken door deze heffing minder ruimte hebben voor het opbouwen van kapitaalbuffers, het geëigende middel om de stabiliteitsimpact van banken te beteugelen. De ECB wijst deze belasting onder meer om deze reden dan ook af. Zelfs al zou men dit anders zien dan zou deze ‘premie’ juist omlaag moeten in plaats van omhoog, de soliditeit van Nederlandse banken is immer fors verbeterd (zie voetnoot 1).
Dergelijke extra belastingen zijn temeer onredelijk nu de sector ook nog andere kosten heeft. Zo draagt de financiële sector als enige volledig de kosten van zijn eigen toezicht. De kosten hiervan zijn de afgelopen jaren flink opgelopen: voor DNB van 185 miljoen euro (2019) naar 242 miljoen euro (2023) per jaar, voor de AFM van 106 miljoen euro (2020) naar 129 miljoen euro per jaar. Hoewel er gegronde redenen kunnen zijn voor deze kostenoploop, moet bezien worden hoe deze te beteugelen (enkele suggesties lees je hier).
Deze sectorspecifieke lasten en kosten raken indirect de bedrijven en de bedrijvigheid. Ofwel in de vorm van hogere kosten van financiële dienstverlening, ofwel door een verschraling van het aanbod.
V. Stabiel en consistent beleid, waarbinnen samenwerking mogelijk is
Ten slotte geldt voor de financiële sector hetzelfde als voor de rest van het bedrijfsleven: om in ons land actief te zijn en blijven, moet het weten waar het aan toe is. Daarbij passen geen maatregelen met terugwerkende kracht, geen continu wisselende (belasting-)voorstellen, steeds veranderende regels of terugkomen op besluiten die genomen zijn. Als duidelijke kaders worden gezet wordt het ook mogelijk om samen te werken. Bijvoorbeeld bij klimaattransitie die het meest gediend is bij langere termijn duidelijkheid binnen de driehoek van financiële sector, bedrijven en overheid. Op die manier wordt, kortom, de bijdrage van de sector aan brede welvaart het snelst vergroot.
Voetnoten
[1] Zo sloeg de financiële stress bij banken in de V.S. in 2023 niet over naar de Europa mede door strengere regels en – toezicht in de Europese Unie. Ook het IMF was onlangs nog te spreken over de weerbaarheid en stabiliteit van banken, zie DNB.
[2] Naast de 15 tot 20.000 ‘anti-witwassers, zijn duizenden medewerkers bezig met ESB (voetnoot 4), stabiliteitsregels, gedagstoezicht (voetnoot 6), et cetera. Dit terwijl de totale werkgelegenheid in de sector trendmatig afneemt.
[3] Zo ‘verloor’ ons land vorig jaar strikt juridisch al Aegon, onze laatst overgebleven wereldwijde financiële speler
[5] Voor de meeste medewerkers in de sector maximaal 20% van hun vaste salaris, zie Rijksoverheid.
[6] Niet alleen de bankenbelasting, ook de zogeheten minimum kapitaalregels in de Vennootschapsbelasting.
Te citeren als
Edward Feitsma, “Geef de financiele sector meer ruimte om bedrijvigheid te stimuleren”,
Me Judice,
27 augustus 2024.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Door '
Dennis'