Kijk eens naar de AOW als oplossing voor het pensioenvraagstuk

Kijk eens naar de AOW als oplossing voor het pensioenvraagstuk image
(c) 'grandpa' by 'yomo13'

Dat de coronacrisis de economie zou schaden was direct duidelijk. Zowel pensioenfondsen als de AOW staan onder druk. De gemiddelde dekkingsgraad van pensioenfondsen is zelfs gezakt naar onder de 90%. De AOW zal, na de komende verhoging op 1 juli, niet hard meer stijgen. Maar er zijn verschillende oplossingen volgens beleidseconoom Piet Rietman. Zo zou een structureel hogere AOW kunnen bijdragen aan een beter pensioen.

Gemiddelde dekkingsgraad in Nederland onder de 90%

In een normale markt is er geen reden om de gemiddelde dekkingsgraad op dagbasis te volgen en beweegt deze hooguit een paar procentpunt per maand. Hierbij is de rente op staatsschuld leidend, omdat pensioenfondsen niet alleen staatsschuld bezitten maar hun verplichtingen ook worden berekend aan de hand van deze rente.

De eerste twee weken van maart was echter even niet de rente leidend, maar de waarde van aandelen en andere assets, door hun ongebruikelijk grote daling. Dit sloeg in een paar dagen tijd een gat in de dekkingsgraden van pensioenfondsen dat vergelijkbaar is met de financiële crisis van 2009. De gemiddelde dekkingsgraad in Nederland ging van 97% begin maart naar 83% medio maart.

Vervolgens stegen de dekkingsgraden in twee dagen tot tegen de 90% omdat de rente positief werd. Dit kwam met name doordat de ECB initieel op haar handen bleef zitten en zo begrotingsbeleid afdwong. Dat kwam er ook in Nederland. Hoekstra sprak de verwachting uit, alleen al om de komende drie maanden door te komen, 45 tot 65 miljard bij te moeten lenen. Deze verwachting was direct terug te zien in de rente.

Nadat de ECB op 18 maart alsnog een enorm pakket aankondigde ging de rente weer omlaag. Ik verwacht dat dit doorzet in het tweede kwartaal. Al met al wordt duidelijk dat er een instabiele periode is aangebroken voor pensioenfondsen: door de afwisseling van monetaire impulsen en begrotingsimpulsen maken zij veel sneller veel grotere schokken door.

Voor de dekkingsgraden is er, tot slot, één onbekende factor aan het ontstaan: het ‘geen premie, wel recht-risico’. Dat is het risico waarbij bedrijven failliet gaan of uitstel van betaling aanvragen en daardoor geen of minder pensioenpremie afdragen. Omdat gepensioneerden hun aanspraken behouden gaat dit risico ten koste van de dekkingsgraad. Uit eerste berichten blijkt dat betalingsregelingen in vrijwel alle sectoren aan de orde zijn en dat sector en sociale partners hieraan meewerken. Uit deze meewerking mag afgeleid worden dat het ‘geen premie, wel recht-risico’ lager blijft door generieke betalingsregelingen dan door enkele specifieke bedrijven failliet te laten gaan. Ook zal de NOW-regeling dit risico laag houden.

1 juli is voorlopig de laatste grote AOW-stijging

De AOW wordt twee keer per jaar verhoogd en is via het minimumloon gekoppeld aan de contractlonen. Doordat de contractloonontwikkeling in 2020 volgens het CEP bijna 3% is, zal het minimumloon per 1 juli naar ongeveer € 1680,- in de maand gaan. De AOW zal vanaf dezelfde datum zo’n 1,2% hoger zijn, waardoor de bruto AOW van een alleenstaande van € 1255,87 in de maand naar circa € 1270,- gaat. Omdat de AOW in januari ook al 2,3% steeg compenseert de AOW-stijging ruimschoots voor inflatie.

Als beleidseconoom kan ik het niet nalaten dat soort trends om te zetten in een procesvoorstel. Dat luidt: maak ongeacht je politieke opvattingen een beleidskeuze die gebaseerd is op het gegeven dat het aanvullend pensioen steeds magerder wordt.

Dat de in het CEP gepubliceerde contractloonraming te positief zal blijken te zijn omdat we ten tijde van die raming nog niet in een recessie zaten, wordt gecompenseerd via het zogenoemde ‘naijleffect’ waarmee het minimumloon en dus de AOW-bedragen van 1 januari 2021 worden bepaald. Bovenop deze ingebouwde correctie voor het afgelopen jaar komt de contractloonverwachting voor het komende jaar. Het is dus waarschijnlijk zo dat de AOW-ontwikkeling na dit jaar weer terugkeert naar een wat voorzichtigere trend.

Is de AOW de sleutel naar een beter pensioen?

Het volgen van de dekkingsgraden op dagbasis, zoals aan het begin van dit artikel, is relevant omdat het de instabiliteit van het huidige pensioenstelsel laat zien. Toevallig maken pensioenfondsen deze achtbaanrit in maart mee. Maar als een pensioenfonds op het meetmoment 31 december slechts 85% dekkingsgraad kan hebben, maar misschien ook wel 95, is de dan te bepalen pensioenkorting niet te voorspellen. Dit betekent volgens de huidige regels dat een gepensioneerde die normaliter 1000 euro aanvullend pensioen per maand ontvangt, voortaan nog maar 850 óf 950 euro ontvangt. Een enorm verschil in koopkracht.

Zo zal de coronacrisis het point of no return geweest zijn in de nog steeds voortdurende gesprekken tussen overheid en sociale partners over een nieuw pensioenstelsel. Eerder signaleerde ik al dat de dalende rente van het pensioenakkoord een dode letter maakte. Nu de coronacrisis aantoont hoe instabiel het huidige stelsel is en hoe laag de dekkingsgraden kunnen worden, kan alleen nog maar gewerkt worden aan een stelsel zonder rekenrente en dekkingsgraden. Dat is in de praktijk een stelsel zonder vaste pensioenaanspraken. 

Op weg naar dat nieuwe stelsel dringt de vraag zich op of per 1 januari 2021 de pensioenen gekort worden onder de oude regels. De noodzaak daartoe is sinds de coronacrisis groter geworden door lagere dekkingsgraden. De beleidshistorie laat echter zien dat draagvlakoverwegingen bij zulke beslissingen zwaarder wegen dan de financiële noodzaak. Mijn prognose dat er niet gekort gaat worden blijft daarom overeind. Al met al blijft het aanvullend pensioen dan gelijk, in combinatie met een stagnerende AOW-ontwikkeling. In dit basisscenario blijft de koopkracht van ouderen dus ongeveer gelijk of stijgt of daalt licht afhankelijk van de omvang van het aanvullend pensioen.

Dat is een scenario dat we vaker zullen zien in de toekomst. Nu is er een coronacrisis, maar op de langere termijn zijn er moeilijk keerbare trends gaande die het aanvullend pensioen onder druk zetten. Dat in tegenstelling tot populaire verklaringen, die inderdaad tijdelijker van aard kunnen zijn. Zo daalt de rente niet door de ECB; hij daalt al zeven eeuwen (!), onder andere door het efficiënter worden van kapitaalmarkten. Acht jaar monetair beleid is slechts een voetnoot in die geschiedenis. En we vergrijzen niet doordat er veel babyboomers zijn, maar door het dalend kindertal. We krijgen al decennia minder dan 2,1 kind per vrouw. Babyboomers zijn slechts een voetnoot in díe geschiedenis.

Slot

Als beleidseconoom kan ik het niet nalaten dat soort trends om te zetten in een procesvoorstel. Dat luidt: maak ongeacht je politieke opvattingen een beleidskeuze die gebaseerd is op het gegeven dat het aanvullend pensioen steeds magerder wordt.

Voor een liberaal betekent dit dat, wie het zich kan veroorloven, spaart en belegt in de derde pijler. Een mogelijke beleidskeuze is het verlagen van de inkomstenbelasting zodat huishoudens meer financiële ruimte hebben om dat daadwerkelijk te doen. Kapitaalaccumulatie in de derde pijler zou dan meer ruimte kunnen krijgen door het afschaffen of verlagen van de vermogensrendementsheffing.

Voor een conservatief zou dat het verlagen van de erfbelasting kunnen zijn, of een grotere rol voor samenlevingsverbanden die armoede kunnen bestrijden.

Aangezien het crisis is wil ik wat extra aandacht besteden aan een mogelijke progressieve beleidskeuze. Collectieve oplossingen met een grote rol voor de staat zijn op dit moment immers populair. De meest voor de hand liggende collectieve oplossing is een generieke AOW-verhoging, bijvoorbeeld doordat het kabinet in tijden van crisis de lonen een impuls zou willen geven. Door koppeling aan het minimumloon – 10% hoger minimumloon is een 7,6% hogere AOW – zou de AOW dan meestijgen. Dat werkt de facto nivellerend, aangezien iedereen recht heeft op AOW maar niet iedereen hetzelfde aanvullend pensioen heeft. Ook vergroot het de gendergelijkheid omdat vrouwen gemiddeld minder jaren aanvullend pensioen hebben opgebouwd.

Weer een andere mogelijkheid tot verhoging is het toevoegen van een al dan niet tijdelijke component aan de AOW, zoals in het verleden KOB, AIO en inkomensondersteuning AOW werden ingevoerd om tegen koopkrachtverlies te beschermen. Tot slot zou gekeken kunnen worden naar specifieke groepen met een AOW-gat, zoals Surinaamse Nederlanders die vóór 1975 wel premie betaalden, maar daar geen rechten mee opbouwden.

Een groot nadeel van de collectieve weg is de verschuiving van macht van sociale partners naar de staat – hoe belangrijker het staatspensioen, hoe meer het poldermodel buitenspel staat bij de uitvoering van onze grootste collectieve voorziening. Juist de organisatievorm van het poldermodel heeft de afgelopen decennia fors bijgedragen aan welvaart, vooruitgang en pacificatie van maatschappelijke tegenstellingen.

Te citeren als

Piet Rietman, “Kijk eens naar de AOW als oplossing voor het pensioenvraagstuk”, Me Judice, 9 april 2020.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
(c) 'grandpa' by 'yomo13'

Ontvang updates via e-mail