Politiek neemt verkeerde beslissingen in de strijd tegen (vermogens)ongelijkheid

Politiek neemt verkeerde beslissingen in de strijd tegen (vermogens)ongelijkheid image
Door 'Wfabry'
10 okt 2022

Onlangs kwam de Commissie Vermogensverdeling met haar bevinden over de vermogensongelijkheid in Nederland. Edward Feitsma, die dit artikel op persoonlijke titel schrijft, brengt nuanceringen aan bij het rapport. De politiek grijpt zijns inziens in reactie op het verslag naar verkeerde beleidsinstrumenten.

Inleiding

Vorig jaar stelde voormalig minister van financiën Wopke Hoekstra de Commissie Vermogensverdeling samen. Onder leiding van AFM-voorzitter Laura van Geest kwam de commissie begin deze zomer met haar bevindingen. Van Geest weerspreekt het breed levende idee van steeds wijder wordende vermogenskloven in ons land. Volgens de commissie is deze verdeling namelijk vrij constant over de afgelopen 15 jaar. Het CBS rapporteerde onlangs zelfs een afnemende vermogensongelijkheid over de afgelopen jaren. Hoe het ook zij, van toenemende vermogensongelijkheid lijkt geen sprake. Dat is een nuttige bevinding, temeer gelet op de vrij hardnekkig ruis in de media en in de politiek.

Nuanceringen bij de top 1 procent

Ondanks deze onderkenning van een stabiele vermogensverdeling, staat het rapport sterk in het teken van de schade van scheefheid, waartoe het tal van oplossingen aandraagt. Daartoe benadrukt Van Geest dat de vermogensverdeling ‘schever is dan eerder werd aangenomen’. Die conclusie is bijna uitsluitend gebaseerd op de ontwikkeling van het relatieve aandeel van de top 1% meest vermogenden. De exclusieve keuze voor deze indicator is opvallend. Vermogens zijn immers over alle huishoudens verdeeld, niet alleen over een toplaag en de massa. Voor dit bredere beeld hanteren statistici en economen sinds jaar en dag de Gini-coëfficiënt[1],  die op zijn minst in combinatie met ‘ratio-maatstaven’ gebruikt had kunnen worden voor een zuiver beeld.

De Nederlandse inkomensverdeling is zo vlak als ons land zelf. Nergens ter wereld is het aandeel van de top 1% meest verdienenden zo laag als bij ons.

De onderzochte top 1% meest gefortuneerden bezit 26% van het totale vermogen in ons land, wat meer is dan de schrijvers van het rapport kennelijk hadden aangenomen. Bij deze conclusie vallen drie zaken op. Ten eerste neemt het rapport maar de helft van de ‘vermogens-foto’: het pensioenvermogen van mensen, zo’n 1.400 miljard euro, wordt volledig buiten beschouwing gelaten. Neem je pensioenvermogen mee, dan heeft de 1% van de huishoudens nog maar 15% van het totale vermogen. Een zelfde vervlakking treedt op bij de top 10%: zonder de pensioenvermogens hadden de 10 procent meest vermogende huishoudens in 2018 62 procent van het totale vermogen. Mét de pensioenvermogens hadden ze nog maar 48 procent.

Ten tweede vraagt een zuiver beeld van de totale welvaartsverdeling ook om een blik op inkomens. De Nederlandse inkomensverdeling is zo vlak als ons land zelf. Nergens ter wereld is het aandeel van de top 1% meest verdienenden (bijvoorbeeld) zo laag als bij ons. Nederland staat volgens deze maatstaf op plek 177 in de ranglijst van inkomensongelijkheid.

Relevanter dan een notering op een ranglijst, is de mate waarin beide verdelingen correleren met elkaar. Als de minst vermogenden ook het minst verdienen, kan een clustering van onwenselijke welvaartsproblemen ontstaan. Het weinige onderzoek dat hiernaar is gedaan suggereert dat van deze clustering slechts beperkt sprake is in ons land: de rijkste 1% (in termen van inkomen) huishoudens bezit 9% van het vermogen en de rijkste 10% bezit 31% van het vermogen. De verklaring is dat veel vermogen ook zit bij mensen met midden- en lagere inkomens, zoals bijvoorbeeld gepensioneerden. In ons spaarzame land komt vermogen met de jaren, onder meer doordat we onze hypotheken gedurende de looptijd aflossen en veel pensioen opbouwen voor later binnen een prachtig stelsel. Het zou voor de duidelijkheid en de beeldvorming goed zijn geweest als dit dwarsverband tussen vermogens- en inkomensverdeling was geactualiseerd in het rapport.

Ten derde is meer dan de helft van die 9% het eigen vermogen van ondernemingen. Het is doorgaans geen kapitaal dat vrij ter beschikking staat, maar ondernemingsvermogen dat bijvoorbeeld in familiebedrijven zit. Hiermee wordt geïnvesteerd in onze economie. Het is geen ‘opgepot’ geld dat geduldig ligt te wachten in een pakhuis totdat Dagobert Duck er in gaat zwemmen.

Overige kanttekeningen

Ook andere nuances zijn verloren gegaan in de studie. Zo hangt de ‘pijn’ van eventuele scheefheid ook af van de institutionele context. Nederland is zeer welvarend met een hoog niveau aan collectieve voorzieningen. Enkele daarvan (denk aan bijstand) staan alleen open voor mensen met een laag vermogen.

Het zwaarder belasten van ondernemers – zoals bepleit - leidt er toe dat er minder kan worden geïnvesteerd in de toekomst van hun onderneming. Ze kunnen hierdoor niet de aanpassingen financieren die nodig zijn vanwege de energietransitie of investeren in de producten van de toekomst. Ook kan zo minder worden gedeeld met werknemers. Je kan een euro immers maar één keer uitgeven. Juist nu sommige bedrijven in zwaar weer komen en veel hun personeel willen bijstaan bij de torenhoge inflatie. Dat zijn gemiste kansen. Ondernemers dragen in belangrijke mate de risico’s die nodig zijn om als samenleving vooruit te komen, zoals groei, verduurzaming en digitalisering.

Vermogensverdeling staat terug op de agenda. De aandacht die het nu krijgt leidt echter af van echte problemen in het land - ook bij de ongelijkheid. Die liggen niet zo zeer bij vermogens-, laat staan inkomensverdeling, maar bij kansenverdeling.

Daarnaast bestaat er weinig aandacht voor de onderlinge samenhang van voorstellen. Bij pensioenen bijvoorbeeld bepleit het rapport zowel een verlaging van de aftoppingsgrens waarboven fiscaal gefaciliteerd pensioen kan worden opgebouwd naar € 68.000 - als het afschaffen van de netto- pensioenregeling.[2] Het cumulatieve effect op de pensioenopbouw is desastreus: waar nu zo’n 200.000 mensen een inkomen hebben boven de huidige aftoppingsgrens van rond 115.000 euro, zal dit bij een grens van 68.000 euro een vele malen grotere groep betreffen. Daarbij was het logischer geweest een verlaging van de aftoppingsgrens juist te compenseren met meer ruimte voor pensioenopbouw daarboven. Het voorbeeld maakt ook duidelijk dat de commissie haar eigen reikwijdte heeft opgerekt voorbij vermogensverdeling door in te grijpen in de inkomensverdeling.

Waar het rapport zich wel beperkt tot vermogens, maakt het de verdeling hiervan ironisch genoeg vaak eerder schever dan vlakker. De zelf verkozen focus op het op top 1%-aandeel heeft de rapportschrijvers er namelijk niet van weerhouden maatregelen te bepleiten die juist de overige 99% hard raken. Zo bepleit het stuk bijvoorbeeld een zwaarder fiscaal regime voor de eigen woning en een door het kabinet overgenomen verlaging van het lage Vpb-tarief. Deze voorstellen raken vooral ‘de groep van 99% , niet zozeer die in de top 1%.

Ondoordachte politieke vertaling van het rapport

Het is des te ernstiger dat de politiek een serieuze discussie over bovenstaande kanttekeningen niet heeft afgewacht en met het rapport wapperend in de hand overhaast heeft gegrepen naar (fiscale) maatregelen. Deze gaan vooral ten koste van mkb-ers. Zo gaat de lage tarief van de vennootschapsbelasting omhoog van 15 naar 19 procent, en wordt tevens de lengte van deze eerste schijf teruggebracht naar 200.000 euro. Daarnaast voert het kabinet andere maatregelen (voornamelijk versoberingen) door voor mkb-ers. Het zou goed zijn eerst om een politieke discussie te hebben over de economische- en verdelingseffecten van dit soort maatregelen.

Slot

Vermogensverdeling staat terug op de agenda. De aandacht die het nu krijgt leidt echter af van echte problemen in het land - ook bij de ongelijkheid. Die liggen niet zo zeer bij vermogens-, laat staan inkomensverdeling, maar bij kansenverdeling. De evident ongelijke toegang tot onderwijs en wonen getuigen daar dagelijks van. Het rapport Van Geest onderkent dit probleem gelukkig ook - al doet het in dit opzicht vrij eenzijdig fiscale voorstellen. Gelijkere kansen vragen vooral om investeringen in het funderend onderwijs of een serieuze hervorming van de woningmarkt. In plaats van het morrelen aan onze stabiele verdeling van vermogens ten koste van middengroepen, is meer focus op kansengelijkheid dringend gewenst. Laten we voorkomen dat op basis van een verkeerd beeld verkeerde maatregelen genomen worden.

Edward Feitsma is econoom bij VNO-NCW en MKB NL en schreef dit artikel op persoonlijke titel.

Voetnoten


[1] Voor een uitleg, zie onder meer deze link.

[2] De netto pensioenregeling is een regeling om pensioen op te bouwen boven de aftoppingsgrens.

Te citeren als

Edward Feitsma, “Politiek neemt verkeerde beslissingen in de strijd tegen (vermogens)ongelijkheid”, Me Judice, 10 oktober 2022.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Door 'Wfabry'

Ontvang updates via e-mail