Theorema van Coase
In 1960 beschreef Coase in zijn The Problem of Social Cost[i] dat - negatieve - externe effecten, zoals milieuvervuiling, kunnen worden opgelost via een overeenkomst. De voorwaarden voor zo een overeenkomst zijn dat de onderhandelingsmacht van de partijen gelijk is, geen sprake is van onderhandelingskosten, de schade van de externe effecten meetbaar is en dat de eigendomsverhoudingen helder zijn.
Problemen als milieuvervuiling kunnen worden opgelost via regulering, opleggen van heffingen of verbetering van de mededinging - maar daarnaast dus ook via onderhandelingen, mits de beschreven voorwaarden gelden. Een belangrijk verschil tussen onderhandelingen enerzijds en regulering en verbeteren van de mededinging anderzijds is dat bij onderhandelingen de rekening niet per definitie bij de vervuiler komt te liggen. Want in een onderhandeling gaat het erom welke partij het meest wil betalen. Dit schuurt met ons rechtvaardigheidsgevoel. De andere reden waarom het theorema van Coase tot op heden geen succesverhaal is, is dat zelden wordt voldaan aan de voorwaarden. Op zijn beurt is de plaats in de schaduw van het theorema weer een reden waarom normen als 'de vervuiler betaalt' hardnekkig worden gezien als het summum van waardevrij economisch inzicht.
Afgestoft
Recentelijk zijn stappen gezet die het theorema van Coase meer bruikbaar maken. Steven Medema concludeert in zijn The Coase Theorem at Sixty[ii] dat het theorema geen hypothese is, geen beschrijving, geen beleidsrecept, maar een inzicht dat vereist dat we de betekenis analyseren van de vele afwijkingen van de strikte voorwaarden die het theorema oplegt. En de praktijk staat evenmin stil. De uitgifte door de overheid aan agrariërs van verhandelbare nitraat- en stikstofrechten kan gezien worden als de basis voor aanpak van milieuvervuiling via Coaseiaanse onderhandelingen. Zo kunnen agrariërs deze rechten niet alleen onderling verhandelen, maar ook met overheden en bedrijven met uitstoot. Een voorbeeld van dat laatste is de interesse van het Havenbedrijf Rotterdam in stikstofrechten van agrariërs. De reden waarom zowel de uitgifte van de rechten als de mogelijke overeenkomst van het Havenbedrijf Rotterdam met agrariërs een Coaseiaanse onderhandeling vormen is dat de milieuschade en - opbrengsten kunnen worden gemeten, de rechten helder maken hoe de eigendomsverhoudingen liggen, de rechten de onderhandelingskosten verlagen en de onderhandelingsmacht van de partijen min of meer gelijk is. En de voordelen in beide voorbeelden zijn beheersing van de milieuvervuiling door de overheid, het wegnemen van weerstand tegen milieumaatregelen bij de agrariërs en groei van de haven van Rotterdam.
Slot
Toch roept deze ontwikkeling vragen op. Namelijk waarom agrariërs de rechten gratis hebben gekregen en of dit niet een vorm van de vervuiler belonen is. In dit verband wordt overwogen dat veilen van dit soort rechten meer recht doet aan het principe van de vervuiler betaalt, dus meer rechtvaardig is. Want als agrariërs de rechten krijgen, is dat een geschenk, wat als oneerlijk gezien kan worden. Maar dit is geen relevante discussie. De gratis uitgifte van de stikstof- en fosfaatrechten is namelijk een formalisering van de gevestigde belangen, dus geen schenking. Het is een instrument voor verandering van de gevestigde orde als dat niet - doelmatig - gaat via politieke besluitvorming. De gratis rechten zijn daarmee niet oneerlijk en evenmin is sprake van belonen van de vervuiler, dus van omkeren van een vermeend principe dat de vervuiler behoort te betalen.
De agrariërs had wel een prijs gevraagd kunnen worden als de overheid aan iedereen rechten op uitstoot zou verkopen. Want alleen dan zou de status quo correct geformaliseerd worden; het zou oneerlijk zijn als de agrariërs wel voor hun rechten zouden moeten betalen en ieders andere claim op de publieke ruimte gratis zou blijven. Maar zo'n systeem zou zeer ingewikkeld worden en weinig effectief zijn. Want omdat vrijwel iedereen het milieu vervuilt, zou iedereen rechten moeten gaan kopen, wat neerkomt op rondpompen van geld. Verkoop van rechten, bijvoorbeeld via een veiling is wel denkbaar als het gaat om nieuwe zaken, dus waarop nog geen belangen zijn gevestigd. Een voorbeeld hiervan is de uitgifte van het recht op gebruik van bepaalde golflengtes.
Voetnoten
[i]The Journal of Law & Economics, october 1960
[ii]American Economic Review, december 2020
Te citeren als
Cees de Geest, “Verkoop gratis verworven rechten van agrariërs doelmatig”,
Me Judice,
15 januari 2021.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding '
The Cattle Grid' door '
Ginz'