Bezuinigingen in perspectief: Hoger onderwijs heeft weinig reden tot klagen

Bezuinigingen in perspectief: Hoger onderwijs heeft weinig reden tot klagen image
door ''Roel Wijnants"
Vandaag
Het hoger onderwijs heeft weinig reden tot klagen over de bezuiniging van 1 miljard euro. De afgelopen jaren is het hoger onderwijs veel sterker gegroeid dan op grond van demografie en nationaal inkomen was te verwachten. Nederland heeft dus fors geïnvesteerd in kennis en onderzoek. Het beslag op middelen en in het bijzonder personeel nam dan ook fors toe. In het licht van andere maatschappelijke prioriteiten zoals defensie, huisvesting, zorg en kinderopvang ligt een pas op de plaats dan ook voor de hand.

Inleiding

In de voorjaarsnota geeft het Kabinet aan 1 miljard euro structureel op de uitgaven voor het hoger onderwijs te bezuinigen. Zoals te verwachten barstte er een golf van kritiek los. De kwaliteit van onderwijs zal worden aangetast, evenals de omvang en diepgang van het onderzoek. Nederland zal zijn wetenschappelijke reputatie verliezen en op lange termijn ook zijn concurrentiepositie door een gebrek aan innovatiekracht. Deze kritieken blijven hier even onbesproken.

In de voorjaarsnota geeft het Kabinet aan 1 miljard euro structureel op de uitgaven voor het hoger onderwijs te bezuinigen. Zoals te verwachten barstte er een golf van kritiek los. 

Daarvoor in de plaats komt een bredere analyse van deze bezuiniging waarbij vanuit een breder welvaartsperspectief wordt gekeken naar de ontwikkeling van het hoger onderwijs sinds de eeuwwisseling. De focus ligt vooral op de cijfermatige ontwikkeling van de sector in termen van geleverde prestaties, de kosten, de daarmee samenhangende overheidsuitgaven en de druk op de arbeidsmarkt. Ook wordt een schets gegeven van de relatie met een aantal maatschappelijke ontwikkelingen, zoals die van de demografie, nationaal inkomen en internationalisering. 

Hoger onderwijs 2000-2023

Op basis van de TiPS-database van  IPSE Studies en Statline van het CBS is de volgende tabel met een aantal kerngegevens over de jaren 2000 en 2023 samengesteld.

Tabel 1. kerngegevens hoger onderwijs 2000-2023.

 

Het aantal studenten groeit tussen 2000 en 2023 met 69 procent. Het aantal publicaties groeit met een nog hoger percentage van 83 procent. Dit cijfer is ook nog eens een onderschatting, omdat gegevens over het hoger beroepsonderwijs op dit punt ontbreken. Gezien de ontwikkeling van het aantal lectoren is er vooral het laatste decennium ook daar sprake van een groei van onderzoek. Interessant is om dit cijfer in het perspectief te zien van de ontwikkeling van het BBP, dat in dezelfde periode groeit met bijna 40 procent. Dit betekent dat de Nederlandse samenleving als geheel per verdiende euro steeds meer is gaan investeren in onderzoek (+32 procent, aangeduid als de onderzoeksgraad).

Een andere belangrijke factor is zonder meer de verhoogde participatiegraad in het hoger onderwijs. Deze participatiegraad groeit van 40 naar 50 procent. Dit cijfer is inmiddels zo hoog dat de vraag gerechtvaardigd is of een verdere groei nog wenselijk is.

De groei van de aantallen studenten hangt voor een deel uiteraard samen met de demografische groei. De relevante demografische groep (19-24 jarigen) groeit in dezelfde periode met 22 procent. Dat cijfer haalt het niet bij de eerdergenoemde 69 procent. De demografische ontwikkeling is dus maar een deel van het verhaal. Daarnaast groeit ook het aantal buitenlandse studenten fors, met maar liefst 300 procent. Inmiddels is 1 op de 6 studenten in Nederland afkomstig uit het buitenland. Daar past wel een kanttekening bij, namelijk dat het vooral studenten betreft uit de EU en in het bijzonder uit onze directe buurlanden. Daar staat namelijk tegenover dat ook Nederlandse studenten in andere EU-landen studeren. Het aantal buitenlandse studenten uit niet-EU landen groeit in genoemde periode met bijna 160 procent. Het gaat hier echter om (nog altijd) een relatief kleine groep van ongeveer vier procent van het totaal.

Een andere belangrijke factor is zonder meer de verhoogde participatiegraad – aandeel studenten in relevante bevolkingsgroep - in het hoger onderwijs. Deze participatiegraad groeit van 40 naar 50 procent. Dit cijfer is inmiddels zo hoog dat de vraag gerechtvaardigd is of een verdere groei nog wenselijk is.

Beschouwing en conclusie

Het Kabinet zet in op een structurele bezuiniging van 1 miljard euro in het hoger onderwijs. De bezuiniging komt overeen met een percentage van zes procent op de totale kosten van het hoger onderwijs. Uit veel onderzoek naar publieke voorzieningen blijkt dat er veelal ondoelmatigheden bestaan van tientallen procenten. In dat licht bezien is de bezuiniging waarschijnlijk gewoon op te vangen door deze zogenoemde technische doelmatigheid te verbeteren. Hoewel recent onderzoek hiernaar ontbreekt, lijkt dit geen boude aanname. Wie snel de exploitatiegegevens van hoger instellingen doorbladert  wordt al snel geconfronteerd met bijvoorbeeld de hoge overhead en bestuurskosten. Overigens is er in de onderzoeksperiode wel sprake geweest van een bescheiden productiviteitsgroei van ongeveer 15 procent. Deze komt helemaal voor rekening van de universiteiten.

Nederland heeft de afgelopen kwart eeuw fors geïnvesteerd in het verhogen van het opleidingsniveau van zijn bevolking en het verhogen van zijn onderzoekscapaciteit [...] Het geld aan hoger onderwijs was wellicht goed besteed, maar het had wellicht nog beter besteed kunnen worden in andere sectoren.

Zelfs als de technische doelmatigheid niet te verbeteren zou zijn, dan lijkt terughoudendheid in kritiek op de bezuiniging op zijn plaats. Vanuit een welvaartsperspectief is het aannemelijk dat er  sprake is van allocatieve ondoelmatigheid: de mogelijkheid door verschuiving van middelen naar andere sectoren welvaartswinst te realiseren. In de afgelopen 23 jaar blijkt het hoger onderwijs een booming sector te zijn. De aantallen studenten nemen fors toe, de wetenschappelijke productie groeit sterk, evenals de inzet van middelen en in het bijzonder de inzet van personeel.

Voor een deel ligt de demografie en de internationalisering hieraan ten grondslag. De groei van het hoger onderwijs is echter vooral  toe te schrijven aan een forse intensivering: de onderwijsparticipatie en de onderzoeksgraad nemen in genoemde periode sterk toe. Anders geformuleerd: Nederland heeft de afgelopen kwart eeuw fors geïnvesteerd in het verhogen van het opleidingsniveau van zijn bevolking en het verhogen van zijn onderzoekscapaciteit. Daarnaast is de druk op de arbeidsmarkt door deze sector toegenomen, waardoor zij ook heeft bijgedragen aan de krappe arbeidsmarkt. Nu staan er een aantal andere belangrijke sectoren op de maatschappelijke agenda, zoals defensie, huisvesting, zorg en kinderopvang. Dit zijn sectoren die - met uitzondering van de ziekenhuiszorg - niet zulke cijfers kunnen overleggen. Het geld aan hoger onderwijs was wellicht goed besteed, maar het had wellicht nog beter besteed kunnen worden in andere sectoren. Partijen in het onderwijs met klachten over deze bezuiniging moeten daarom voorlopig even achter in de rij aansluiten. De afgelopen kwart eeuw zijn zij goed bediend.

Te citeren als

Jos Blank, “Bezuinigingen in perspectief: Hoger onderwijs heeft weinig reden tot klagen”, Me Judice, 13 mei 2025.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
door ''Roel Wijnants"

Ontvang updates via e-mail