Box 3: De tweevoudige dubbele belasting van Van Rij

7 nov 2023

Staatssecretaris Van Rij wil liquide vermogensbestanddelen (zoals aandelen) treffen met een aanwasbelasting ongeacht of opbrengsten verzilverd worden. Illiquide vermogensbestanddelen zoals onroerend goed wil hij daarentegen onderwerpen aan een vermogenswinstbelasting waarover pas belasting wordt geheven over de vermogensvermeerdering zodra deze is gerealiseerd. Sijbren Cnossen wijst erop dat eigen vermogen in ter beurze genoteerde vennootschappen (dat wil zeggen, aandelen) in dit voorstel dubbel wordt belast.

Brief aan de kamer

In zijn brief van 8 september 2023 aan de Tweede Kamer inzake het toekomstige stelsel box 3 stelt staatssecretaris Van Rij voor het werkelijke in plaats van het forfaitaire rendement van vermogensbestanddelen te belasten. Op bladzijde 3 van de brief staat: “Dit totale werkelijke rendement bestaat uit het directe rendement zoals rente, huur en dividend met aftrek van kosten. Daarnaast bestaat het rendement uit waardeontwikkeling (“indirect rendement”), bijvoorbeeld waardestijging van aandelen”. Ten aanzien van de belastingheffing, stelt hij: “Als hoofdregel is sprake van een vermogensaanwasbelasting. Hierbij wordt naast het directe rendement zoals huur en dividend jaarlijks de waardeontwikkeling van het vermogen belast […] Een uitzondering op de vermogensaanwasbelasting geldt voor onroerende zaken en voor bepaalde niet-beursgenoteerde aandelen […] Hiervoor geldt een vermogenswinstbelasting.”

Door deze methode wordt de opbrengst van eigen in open vennootschappen belegd vermogen (aandelen) dubbel belast. Immers, naast de vennootschapsbelasting (vpb) op de winst, wordt de opbrengst van eigen vermogen bij uitdeling ook nog eens door de inkomstenbelasting (ib) getroffen. Bij een vpb-tarief van 25,8% en een ib-tarief van, zeg, 30% leidt dit tot een effectieve druk van meer dan 48%. Dat is niet alleen exorbitant vergeleken met de enkelvoudige belasting (zeg, ook 30%) van de opbrengst van andere vermogensbestanddelen, maar ook met wat in andere landen gebruikelijk is. Ook zal de hoge druk financiering met vreemd vermogen verder aanmoedigen en daarmee de kans op ongelukken vergroten. Een IMF-studie noemt hiervoor een percentage van 7%.

Andere onwenselijke effecten

Naast de dubbele belasting van uitgedeelde winst is er ook nog de dubbele belasting van door vennootschappen ingehouden winst die pari passu leidt tot een waardestijging van het onderliggende aandeel, een stijging die door de vermogensaanwasbelasting wordt getroffen. Ook in dit geval is sprake van een effectief tarief van meer dan 48%. Wederom wordt belastingarbitrage (het om fiscale redenen veranderen van de belastbare status van een inkomensbestanddeel) gestimuleerd. De dubbele belasting is enkelvoudig als winstuitdeling niet tot vermogensaanwas leidt. Maar dan worden andere vormen van vermogensaanwas, als gevolg van inflatie bijvoorbeeld, nog steeds belast - die we juist niet aan belasting willen onderwerpen.   

Soms bekruipt je het gevoel dat beleidsmakers de box 3 problematiek voor zich uitschuiven of de belastingwetgeving onnodig compliceren om zodoende de lage effectieve druk voor hun belangengroep te bestendigen.

De tweevoudige dubbele belasting van het rendement op aandelen zal ook beleggingen in onroerende zaken, waarbij de huuropbrengst en de vermogenswinst worden belast, bevoordelen. Het tarief van de vermogenswinstbelasting op in privé aangehouden onroerende zaken is enkelvoudig en belastingarbitrage (huur omzetten in niet gerealiseerde vermogenswinst) loont. Tevens leidt het tot om fiscale redenen uitstellen van winstneming, hetgeen een verstoring van het economisch handelen impliceert. Dit effect kan worden gemitigeerd, maar niet ongedaan gemaakt door realisatie te veronderstellen bij schenking, overlijden en migratie. Wel worden privé-vermogenswinsten op gelijke voet behandeld met vermogenswinsten van ondernemers die ook op realisatiebasis worden belast (we noemen dat zelfs goedkoopmansgebruik). 

Een oplossing

De effecten van de tweevoudige dubbele belasting kunnen worden vermeden door aandeelhouders toe te staan een normaal rendement (gelijk bijvoorbeeld aan de rente op middellange overheidsobligaties) in mindering te brengen op het aan hen uitgedeelde dividend en de vennootschapswinst-na-belasting bij te schrijven op de aanschaffingsprijs van aandelen, Zodoende wordt alleen het bovennormale rendement belast (hetgeen het investeringsgedrag niet verstoort) en wordt ingehouden winst niet dubbel belast.

Dit Noorse model dat gerealiseerde opbrengsten belast is echter ingewikkeld. In navolging van andere landen pleit ik daarom voor een algemene vermogensopbrengstbelasting tegen een gematigd uniform tarief waarbij dubbele belasting wordt vermeden. Om het laatste te bereiken zouden vermogenswinsten op aandelen kunnen worden vrijgesteld van ib en zou voor dividend een verrekeningsstelsel kunnen worden ingevoerd waarbij de aan het dividend toe te rekenen vpb in mindering kan worden gebracht op de ib over het gebruteerde dividend. Ook zou dividend vrijgesteld kunnen worden van belasting als uitgedeelde winst daadwerkelijk belast is geweest op vennootschapsniveau. Een ander alternatief is om een speciaal laag tarief van, zeg, 10%, te heffen op uitgedeelde winst en vermogenswinst op aandelen. Een nadeel hiervan is dat bovennormale winsten zodoende misschien niet adequaat worden belast.

Er is verder veel te zeggen voor een gematigd uniform ib-tarief op alle vermogensopbrengsten, gelijk aan het tarief van de vennootschapsbelasting. Dat voorkomt kapitaalvlucht en economisch nutteloze arbitrage. Een hardnekkig misverstand, vooral bij linkse partijen, is dat vermogensopbrengsten naar hetzelfde tarief zouden moeten worden belast als opbrengsten van arbeid waarvoor bij ons het marginale tarief van 52% geldt. Het normale rendement-na-belasting op vermogen dat ondernemers tenminste op marginale investeringen dienen te behalen wordt namelijk in belangrijke mate internationaal bepaald; het is gelijk te stellen aan de wereldmarktrente gecorrigeerd voor risico. Dit betekent dat ondernemers voor hun marginale investeringen streven naar een opbrengst-na-belasting die minimaal gelijk is aan deze rente. Een hogere belasting zal de netto-opbrengst verminderen. De bruto-opbrengst moet dan omhoog om te voorkomen dat ondernemers het voor gezien houden. Dit betekent dat de hogere belasting door de factor arbeid zal moeten worden gedragen in de vorm van een lager reëel loon of een daling van de werkgelegenheid. Bewezen kan zelfs worden dat hoge belastingen op ondernemingsvermogen de arbeidsproductiviteit zodanig kunnen schaden dat het nationaal inkomen daalt. Tenslotte zal een hoge belasting van het rendement op aandelen de waarde daarvan doen dalen waardoor zij aantrekkelijker worden voor buitenlandse beleggers die niet aan de nationale vermogensopbrengstbelasting zijn onderworpen. Het is de vraag of we dat moeten willen.

Slot

Het voorstel van Van Rij verdient geen schoonheidsprijs. Een deugdelijke oplossing voor het coherent belasten van vermogensopbrengsten raakt verder uit zicht. Ook de opbrengst zal lijden onder de toegenomen arbitragemogelijkheden. Verder komt de eenvoud onder zware druk te staan. Box 3 beleggers zullen massaal naar box 2 verhuizen om de aanwasbelasting te ontlopen. Soms bekruipt je het gevoel dat beleidsmakers de box 3 problematiek voor zich uitschuiven of de belastingwetgeving onnodig compliceren om zodoende de lage effectieve druk voor hun belangengroep te bestendigen. Dat is geen algemeen belang.

Te citeren als

Sijbren Cnossen, “Box 3: De tweevoudige dubbele belasting van Van Rij”, Me Judice, 7 november 2023.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
door 'René Gademann'

Ontvang updates via e-mail