De Hoge Raad op glad ijs met de vermogensrendementsheffing

De Hoge Raad op glad ijs met de vermogensrendementsheffing image
Via 'PxHere'
1 jul 2022

Het oordeel van de Hoge Raad van december 2021 over de vermogensrendementsheffing roept vragen op en kan onvermoede consequenties krijgen. Cees de Geest wijst op het feit dat veel belastingen ‘oneerlijk’ zijn, aangezien er vaak met forfaits wordt gewerkt.

De Hoge Raad over de vermogensrendementsheffing

In de loop der jaren heeft de Hoge Raad een aantal keer geoordeeld over de vermogensrendementsheffing. Tot en met juli 2021 koos de Hoge Raad de ‘kant van de overheid’ en hield de regeling stand. Wel stelde de Hoge Raad in 2019 dat ingrijpen aan de orde is als de vermogensrendementsheffing leidt tot een individuele buitensporige last. In juli 2021 stelde de Hoge Raad dat de vanaf 2017 geldende vorm van de vermogensrendementsheffing inderdaad kan leiden tot een individuele buitensporige last. In december 2021 koos de Hoge Raad de ‘kant van de belastingplichtigen’, want ze verwierp de vanaf 2017 geldende vorm van de vermogensrendementsheffing.

De Hoge Raad heeft niet de cruciale voorafgaande vraag gesteld, namelijk of het belastingstelsel zich leent voor toepassing van het leerstuk van de werkgroep van bestuursrechters.

Dit oordeel volgde na het in oktober 2021 gepubliceerde rapport van een werkgroep van bestuursrechters naar aanleiding van de toeslagenaffaire. Daarin wordt gesteld dat de rechtsbescherming van het individu voorrang moet krijgen boven rechtseenheid en rechtszekerheid, wanneer voor burgers grote belangen op het spel staan en onevenredig negatieve gevolgen dreigen. De Hoge Raad past dit leerstuk in december toe. De Hoge Raad overwoog dat de vanaf 2017 geldende vorm van de vermogensrendementsheffing verder af staat van een heffing over werkelijk inkomen dan de tot 2017 geldende vorm, in casu geen rekening houdt met de beleggingskeuzen van belastingplichtigen en het feitelijke rendement. Dit heeft twee negatieve consequenties. Ten eerste wordt het eigendomsrecht ingeperkt, want de vanaf 2017 geldende vorm kan een relatief zware financiële last impliceren als een belastingplichtige ervoor kiest risicomijdend te beleggen. Ten tweede kan de per 2017 geldende vorm van de vermogensrendementsheffing discriminerend werken, want die vorm houdt geen rekening met belastingplichtigen die ondanks hun keuze risicovol te beleggen een laag of negatief rendement realiseren.

Beoordeling van de redenering van de Hoge Raad

De Hoge Raad stelt feitelijk dat het eigendomsrecht in het geding kan komen en er sprake kan zijn van een discriminerende werking als gevolg van het maken van eigen vrijwillige keuzes, namelijk risicomijdend of risicovol beleggen. Dat lijkt paradoxaal.

Verder is kwetsbaar dat de Hoge Raad de in december 2012 gevolgde redenering niet toepast bij de vraag of compensatie moet worden gegeven aan de belastingplichtigen die ervoor hebben gekozen geen proces te voeren tegen de belastingaanslag. De Hoge Raad oordeelde in mei 2022 dat dat niet hoeft. Dit ondanks het feit dat deze mensen geen proces zijn begonnen niet hoeft te betekenen dat zij geen groot nadeel hebben ondervonden.

Elk forfait levert winnaars en verliezers op. Voor de een valt een forfait immers gunstiger dan voor de ander, onder meer omdat de een daarop beter kan inspelen dan de ander.

Ten slotte gaat de Hoge Raad eraan voorbij dat de in december 2021 gevolgde redenering ook opgaat voor de tot 2017 geldende vorm van de vermogensrendementsheffing. Toch greep de Hoge Raad in die regeling niet in.

Verdergaande implicaties?

De problemen met de redenering van de Hoge Raad kunnen ons in de toekomst gaan achtervolgen. Drie punten ter toelichting.

Ten eerste heeft de Hoge Raad niet de cruciale voorafgaande vraag gesteld, namelijk of het belastingstelsel zich leent voor toepassing van het leerstuk van de werkgroep van bestuursrechters. Weliswaar heeft die geen beleidsterreinen uitgesloten, maar in het belastingstelsel staat het rechtvaardigheidsbeginsel bepaald niet voorop. Zo drukken de zwaarste lasten op immobiele, inelastische factoren. Veel belastingen zijn dus 'oneerlijk'.

Ten tweede geldt de redenering van de Hoge Raad met betrekking tot de vanaf 2017 geldende versie van de vermogensrendementsheffing niet alleen voor belastingheffing over beleggingen, maar voor elke belastingregeling die werkt met forfaits. Want elk forfait levert winnaars en verliezers op. Voor de een valt een forfait immers gunstiger dan voor de ander, onder meer omdat de een daarop beter kan inspelen dan de ander.

Last but not least is op de keper beschouwd elke parameter in het belastingstelsel een forfait. Ter toelichting het schijventarief in box 1. Dat heeft een theoretische onderbouwing, namelijk dat naarmate het inkomen stijgt, elke stijging minder bijdraagt aan het genot. Hierdoor is een euro belastingheffing voor hoge inkomens een geringer offer dan voor lage inkomens. Omdat echter iedereen evenveel profiteert van collectieve voorzieningen, moet ook ieders offer daarvoor even zwaar zijn. Dus wordt over hogere inkomens een hoger belastingtarief geheven dan over lage inkomens. De cijfermatige invulling van het schijventarief is echter niet gebaseerd op een empirisch onderbouwing van deze theorie, maar is geprikt en is dus een forfait. Daardoor voelt het marginale tarief voor de een als een grotere last dan voor de ander en is de een dus een winnaars en de ander een verliezer.

Te citeren als

Cees de Geest, “De Hoge Raad op glad ijs met de vermogensrendementsheffing”, Me Judice, 1 juli 2022.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Via 'PxHere'

Ontvang updates via e-mail