Subsidie voor fossiele brandstoffen ongekend groot

Onderwerp:
Subsidie voor fossiele brandstoffen ongekend groot image
Afbeelding 'Kolencentrale' door 'Robin Nicholson'
28 jan 2021
Het gebruik van fossiele brandstoffen wordt volgens de regering in Nederland met 4,5 miljard euro per jaar gestimuleerd. Het gaat hierbij niet om gewone subsidies, maar om zogenaamde belastingsubsidies: belastingkortingen of zelfs vrijstellingen voor zeer grote verbruikers. Het overzicht van de regering bevatte een aantal regelingen waarbij het corresponderende bedrag ontbrak, omdat dat niet beschikbaar zou zijn. Met behulp van openbare gegevens kunnen de lacunes echter behoorlijk aangevuld worden. De jaarlijkse subsidie voor fossiele brandstoffen, een industriepolitiek overblijfsel uit de vijftiger jaren, blijkt in 2019 viermaal zo hoog, 17,5 miljard euro.

Financiële prikkels

“Stapsgewijze afbouw van financiële prikkels die de Nederlandse klimaatdoelen tegenwerken.” Dat vroeg de Tweede Kamer in een motie uit 2018. In een kamerbrief van 14 september 2020 over “Financiële prikkels voor fossiele brandstoffen in Nederland” probeert de minister van Economische
Zaken en Klimaat aan te geven welke prikkels dat zijn en hoeveel ze omvatten. Volgens die kamerbrief gaat het om een subsidie op fossiele brandstoffen van 4,5 miljard euro in 2020. Tabel 1, waaraan dit bedrag ontleend is, toont echter vele witte plekken, waar categorieën van gemiste overheidsinkomsten wel worden benoemd, maar de bijbehorende bedragen ontbreken.

Tabel 1. Gemiste overheidsinkomsten door fiscale en niet-fiscale maatregelen energie

Bron: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

Het gaat daarbij om majeure posten, zoals “Degressief tarief energiebelasting”, waarbij de te betalen belasting extreem afneemt naarmate de hoeveelheid verbruik toeneemt, en de “Afwijkende belastingtarieven tussen diesel en benzine (…)”, waarbij diesel veel minder belast wordt dan benzine, enigszins gematigd door de hogere wegenbelasting voor dieselauto’s. Verder ontbreken de gemiste inkomsten door “Vrijstelling gebruik van aardgas en kolen voor elektriciteitsopwekking”, en de zogeheten “Raffinaderijvrijstelling”, voor de energie die gebruikt wordt bij raffinageprocessen.

Door deze witte plekken wordt de mate waarin de Nederlandse overheid met fiscale prikkels de klimaatdoelen tegenwerkt enorm onderschat. Met publiek beschikbare gegevens kunnen deze witte plekken echter wel degelijk betrouwbaar worden ingevuld.

1. Degressief tarief energiebelasting

Het OESO/IEA-rapport “The Netherlands’s Effort to Phase Out and Rationalise its Fossil-Fuel Subsidies”, dat bij de Kamerbrief is gevoegd, geeft in een tabel (no.5) de energiebelasting en de heffing voor de Opslag Duurzame Energie (ODE) voor 2019 en 2020 weer voor klein-, midden- en grootverbruikers. Onderstaande tabel 2 is gebaseerd op deze OESO/IEA-tabel, maar aangevuld met de daar ontbrekende btw over energiebelasting en ODE, en voor elektriciteit gecorrigeerd voor de heffingskorting per aansluiting[1]. Het resultaat wordt hieronder netto energiebelasting genoemd.

Tabel 2 – netto energiebelasting per gebruikerscategorie (euro per m3 resp. kWh)


Voor een m3 gas betaalden de kleinste gebruikers in 2019 dus 42 cent en de grootste gebruikers 2 cent belasting. Voor een kilowattuur (kWh) elektriciteit was de verhouding 11,1 cent tegenover 0,1 cent. Het OESO/IEA-rapport doet de suggestie de verleende subsidie te berekenen door alle belastingtarieven af te zetten tegen de ongesubsidieerde prijs die consumenten (en overigens ook het merendeel van het Midden- en Kleinbedrijf) betalen. Deze suggestie zal ik hier volgen. Tabel 3 geeft nu het totale belastingvoordeel (de korting per m3 of kilowattuur (kWh)) voor grotere gas- en elektragebruikers ten opzichte van de kleingebruikers (consumenten en MKB) die het meeste betalen[2]. De laatste kolom laat de subsidietoename of -afname van 2019 naar 2020 zien.

Tabel 3 – netto belastingvoordeel ten opzichte van kleinverbruik in euro per m3 resp. kWh

Het belastingvoordeel is bij aardgas vanaf de 2e gebruikerscategorie met 32 tot 40 cent per m3 aanzienlijk, bij elektriciteit met 8 tot 11 cent per kWh vanaf de 3e gebruikerscategorie (2019). Van 2019 tot 2020 nemen bij aardgas de kortingen voor grotere gebruikers met 14-23% toe, terwijl ze bij elektriciteit afnemen. Dit laatste heeft te maken met de sterk gestegen heffingskorting per aansluiting, die vooral voor kleinverbruikers gunstig is[3].

Om nu de totale hoeveelheid belastingsubsidie te berekenen is het totale energiegebruik per categorie nodig, dat echter nergens gepubliceerd wordt. Met openbare gegevens kan echter wel een minimumschatting worden gemaakt, op basis van het verbruik van alleen de grootverbruikers (de 4e categorie, die goed is voor 51% van het gasverbruik en 14% van het elektriciteitsverbruik). Niet in de schatting betrokken worden de overige commerciële gebruikers, goed voor 30% van het gasgebruik en 60% van het elektriciteitsverbruik, die voor een deel ook in een categorie met aanzienlijke korting vallen. De werkelijke omvang van de verstrekte subsidies is dus zeker groter. Het energieverbruik is berekend met behulp van CBS cijfers, die echter alleen beschikbaar zijn in Petajoules, een energiemaat met 15 nullen. Met de door haar geleverde omrekenfactoren (1 PJ is 31,6mln m3 aardgas en 278mln kWh elektriciteit) is nu in tabel 4 het (groot-)verbruik en het verkregen voordeel van de raffinaderijen, de basischemie en de ijzer- en staalindustrie weergegeven[4].

Tabel 4 - Verbruik en belastingvoordeel raffinaderijen, basischemie- en ijzer- en staalindustrie (2019)

Het totale voordeel van de kortingen voor de grootverbruikers (de fiscale prikkel voor mega-gebruik) is dus €4.605mln.

Subsidie per arbeidsplaats - voorbeeld 1

Omdat sommige bedrijfstakken extreem profiteren van belastingsubsidies, bereiken de jaarlijkse (!) subsidies per arbeidsplaats opmerkelijke hoogten. Zo ontvingen datacentra, in 2019 goed voor 2,7 TWh energiegebruik en met 4.699 directe werknemers, een totale subsidie van €297 mln[6]. Dat staat gelijk aan een jaarlijkse subsidie per arbeidsplaats van €63.205.

2. Afwijkende belastingtarieven tussen diesel en benzine

Op een liter diesel rust ruim 35 cent minder belasting dan op benzine[7] (2019. In 2020 neemt dit voordeel nog met een halve cent per liter toe). In Nederland hebben dieselrijders zo €2.751 miljoen aan voordeel (subsidie) ontvangen op de 7,786 miljard liter diesel die ze hebben getankt.

Omdat op een liter diesel meer kilometers gereden kunnen worden dan op een liter benzine, betalen benzinerijders € 442 miljoen meer belasting dan dieselrijders over hetzelfde aantal gemiddelde jaarkilometers (hier niet meegerekend), hoewel diesels meer CO2, fijnstof en nitraten per kilometer uitstoten.[8] Wel betalen dieselrijders een dieseltoeslag in de wegenbelasting (motorrijtuigenbelasting) van in totaal €914 miljoen. De fiscale prikkel voor het gebruik van diesel na aftrek van de dieseltoeslag was daarmee in 2019  tenminste €1.837 miljoen.

3. Vrijstelling voor gebruik van aardgas, olie en kolen voor elektriciteitsopwekking

CBS geeft het energiegebruik van energiebedrijven weer in Peta joules (PJ). Met behulp van omrekenfactoren[9] kunnen de gebruikte hoeveelheden steenkool, aardgas, andere gassen[10] en gasolie worden berekend. De Wet op de accijns geeft vervolgens de tarieven hiervoor weer, nog zonder btw. De uitgespaarde belastingen inclusief btw bedragen nu €90 miljoen voor steenkool, €5.097mln voor aardgas, €450mln voor andere gassen en €8mln voor gasolie. De totale waarde van de belastingvrijstellingen voor het energieverbruik van elektriciteitscentrales in 2019 is daarmee €5,097 miljard

4. Raffinaderijvrijstelling

Hoewel Raffinaderijen grootverbruikers zijn van gas en elektriciteit, en al gebruik kunnen maken van de zeer lage tarieven daarvoor, krijgen zij volledige belastingvrijstelling voor het energiegebruik van olie en aardgas voor het raffinageproces. In tabel 4 hebben we al gezien dat de grootverbruikerskorting voor aardgas dat in het raffinageproces is gebruikt €758 miljoen bedraagt. Door de raffinaderijvrijstelling loopt het voordeel nog verder op.

De gecreëerde werkgelegenheid, waarmee de industriepolitiek verdedigd werd, komt zo in een ander daglicht te staan. Weinig banen zijn fiscaal en maatschappelijk zo kostbaar als die in de vervuilende energie-intensieve industrie.

CBS geeft het energieverbruik voor het raffinageproces weer in PJ. Met behulp van omrekenfactoren kunnen weer de gebruikte hoeveelheden aardgas, restgassen uit olie, LPG en overige aardolieproducten worden berekend. Met de tarieven van de Wet op de accijns en de btw bedragen de uitgespaarde belastingen nog €13mln meer voor aardgas, €1,153 miljard voor restgassen uit olie, €15mln voor LPG en €264mln voor overige aardolieproducten[11]. De raffinaderijvrijstelling levert daarmee €1.445mln op.

Subsidie per arbeidsplaats – voorbeeld 2

Door belastingsubsidie en -vrijstelling bespaarden Nederlandse raffinaderijen in 2019 in totaal €879mln + €1.445mln = €2.324mln. In de raffinaderijen werkten 3.271 werknemers (laatste cijfers uit 2015), wat neerkomt op een jaarlijkse (!) fiscale subsidie van €710.486 per arbeidsplaats.

Het totaal aan in 2019 verleende fiscale subsidies voor fossiele brandstoffen omvatte dus tenminste €17,306 miljard [12] (4x de regeringsopgave).

Conclusie – achterhaalde industriepolitiek belemmert klimaatbeleid

De fiscale kortingen voor industrieel grootgebruik van energie zijn een vorm van (deels Europese) industriepolitiek, en stammen nog uit de tijd dat milieu en klimaat totaal niet op de politieke agenda stonden. Hoewel die situatie nu compleet veranderd is, heeft dat nog geen zichtbare gevolgen gehad voor de fiscale stimulering  van het grootverbruik van fossiele energie. Sterker nog, bij aardgas neemt die stimulans zelfs nog fors toe. Ook worden energie-intensieve datacentra met vrijwel onbelaste (0,1 cent per kWh) elektriciteit gelokt, en worden voor energie-intensieve waterstofproductie, die zelfs met de bestaande grootverbruikerskortingen niet rendabel te maken is, extra investeringssubsidies geboden.

Nederland blijft dus energie-intensieve bedrijven lokken, een onverklaarbare keuze voor een land dat al extreem veel moeite heeft haar eigen klimaatdoelstellingen te realiseren. Het is bijzonder ironisch dat dit alles gebeurt onder verantwoordelijkheid van een Ministerie dat niet alleen Economische Zaken, maar ook Klimaat in zijn naam draagt. De fossiele energiesubsidies zijn louter industriepolitiek en de kosten ervan horen dan ook thuis op de begroting van dit Ministerie. Haar begroting is daarom in werkelijkheid geen 6,5 miljard euro (2021), maar tenminste €24 miljard euro groot.

De gecreëerde werkgelegenheid, waarmee de industriepolitiek verdedigd werd, komt zo in een ander daglicht te staan. Weinig banen zijn fiscaal en maatschappelijk zo kostbaar als die in de vervuilende energie-intensieve industrie.

Opwarming en milieuvervuiling, niet alleen met consequenties voor de natuur maar ook voor de gezondheid van de omwonenden, de zogenaamde externe kosten, worden niet gedragen door de bedrijven die ze veroorzaken. De grootste gebruikers en vervuilers dragen zelfs de geringste lasten, terwijl enkelen tot dit jaar zelfs geen vennootschapsbelasting betaalden, dankzij het slim schuiven met schulden en rentebetalingen. Met goed recht kunnen ook deze aftrekmogelijkheden als industriepolitieke subsidies worden beschouwd. Een complete kosten-baten analyse voor de Nederlandse samenleving van met fiscale energiesubsidies ondersteunde bedrijven is zeker gewenst, en hoeft niet per se voor elk bedrijf positief uit te vallen.

Grootschalige fiscale stimulering van fossiel energiegebruik is anno 2021 dus niet meer te verdedigen. Maar hoe komen we ervan af?

Voor een deel zijn de subsidies gebaseerd op de volstrekt achterhaalde Europese energierichtlijn (2003/96). De Europese Green Deal voorziet een drastische herziening hiervan, en Nederland kan daar een voortrekkersrol in vervullen. Het gezamenlijk afbouwen van subsidies is de makkelijkste route, zeker nu er een grensheffing op gesubsidieerde import van buiten de EU mogelijk wordt. Maar omdat de Nederlandse belastingtarieven lager zijn dan die van omringende landen, kan Nederland het goede voorbeeld geven door zelf al de bevoordeling van energiegrootgebruikers af te bouwen. De fiscale opbrengsten kunnen eraan bijdragen de door hen veroorzaakte externe kosten te bestrijden.

Het aantrekken van nieuwe, energie-intensieve bedrijven, zoals datacentra en waterstofproducenten, past al niet bij de Nederlandse worsteling om aan onze klimaatverplichtingen te voldoen. Deze bedrijven ook nog zwaar fiscaal stimuleren is helemaal onbegrijpelijk. Het lijkt erop dat niet iedereen door heeft wat voor funeste industriepolitiek hier met belastingkortingen gevoerd wordt. Klimaatbeleid kan nooit geloofwaardig en effectief zijn, zolang grootschalig en vooral fossiel energiegebruik massaal wordt gesubsidieerd.

Voetnoten


[1] De verlaagde tarieven voor de glastuinbouw, waarvan het subsidie-element wel grotendeels is opgenomen in het subsidie-overzicht  van de kamerbrief, zijn weggelaten.

[2] Omdat bij elektra het effect van de heffingskorting per aansluiting afneemt naarmate het gebruik toeneemt, is het maximale gebruik binnen de categorie als vergelijkingsbasis genomen. Omdat het maximale gebruik bij de grootverbruikerscategorie van > 10 miljoen kWh niet bekend is, is voor deze categorie het minimale gebruik gehanteerd. Dit leidt tot een (geringe) onderschatting van het grootgebruikersvoordeel.

[3] Omdat bedrijven de betaalde btw kunnen aftrekken, is het prijsverschil tussen bedrijven (groot- èn kleinverbruikers) en consumenten groter dan hier weergegeven.

[4] Bij raffinaderijen en in de ijzer- en staalindustrie is het totale verbruik aan de grootverbruikerscategorie toegedeeld (het gaat hier om 5 resp. 1 bedrijven). Bij de basischemie is 80% aan de grootverbruikerscategorie toegedeeld en 20% aan de voorafgaande categorie.

[5] Gasvoordeel in 2019 €0,3989 per m3, elektriciteitsvoordeel €0,11 per kWh (zie tabel 3).

[6] Bij 81% van het verbruik in het grootverbruikerstarief en het overige in het voorafgaande tarief.

[7] De accijns+BTW-daarover op benzine is €0,9532 op diesel is 0,5998, het belastingvoordeel is €0,3534 per liter diesel

[8] Gehanteerde efficiëntie: bij diesel 1 l op 19 km, bij benzine 1 l op 15 km

[9] 1 PJ = 31,6mln m3 aardgas, 34.144 ton steenkool, 23.885 ton olie, 22.124 ton LPG. Bronnen: CBS voor m3 en kWh; voor steenkool (tse) en olie (toe): zie rekentool.  

[10] Op basis van energie-inhoud geconverteerd naar aardgas (aardgas-equivalent), en als zodanig belast.

[11] Met het tarief van lichte (gelode) olie, in overeenstemming met art.28.1 en 28.5 van de Wet op de accijns.

[12] €4.322mln (opgave 2019 door regering) + €4.605mln (degressief tarief energiebelasting) + €1.837mln (afwijkend tarief diesel) + €5.097mln (vrijstelling voor elektriciteitsopwekking) + €1.445mln (Raffinaderijvrijstelling) = €17.306mln.

Te citeren als

Alman Metten, “Subsidie voor fossiele brandstoffen ongekend groot”, Me Judice, 28 januari 2021.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Afbeelding 'Kolencentrale' door 'Robin Nicholson'

Ontvang updates via e-mail