Verkort: Financiering staatsschuld is helemaal geen probleem

Verkort: Financiering staatsschuld is helemaal geen probleem image
Door 'ministeriebz'

Economen en politici roepen de laatste weken op tot meer begrotingsdiscipline van het kabinet. Volgens het CPB loopt de staatsschuld door het kabinetsbeleid van Rutte IV op tot meer dan 90 procent van het bbp in 2060. Wim Boonstra, Hugo Erken, Frank van Es en Erik-Jan van Harn betogen dat een eenzijdige nadruk op begrotingsdiscipline geen recht doet aan de maatschappelijke opgaven waar ons land voor staat. Bovendien laten zij zien dat er op de berekeningen van het CPB het nodige aan te merken is. De conclusie: financiering van de staatsschuld is in de toekomst geen probleem.

De volledige versie van dit artikel is hier te lezen

Inleiding

Misschien wel de belangrijkste conclusie van de CPB-doorrekening was dat het kabinet de financiële lasten van toekomstige generaties fors laat stijgen. In 2060 zou de staatsschuld maar liefst zijn toegenomen tot meer dan 90 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Maar is de reactie van economen en politici die hierop volgde terecht? Om te beginnen delen wij een deel van de kritiek die de buitenwacht heeft op de ambitieuze en vooral kostbare plannen van het kabinet Rutte IV, bijvoorbeeld als het gaat om de doelmatigheid van die plannen. Die kritiek hebben we reeds geuit bij de presentatie van het coalitieakkoord in dit rapport.

Maatschappelijke problemen vragen om forse investeringsimpuls

Maar ondanks deze kritiek zijn wij van mening dat de oproep tot meer begrotingsdiscipline te eenzijdig is. Nederland heeft te maken met enorme maatschappelijke opgaven en daarvoor is simpelweg een hoop geld nodig. Ons land moet zich onder meer flink inspannen om de energietransitie in te zetten, de vernietiging van biodiversiteit tegen te gaan en zich te beschermen tegen de gevolgen van een forse stijging van de zeespiegel. De fysieke toekomst van ons laaggelegen land staat immers letterlijk op het spel.

Waar het CPB geen rekening mee houdt

Los van de noodzaak extra financiële middelen uit te trekken om maatschappelijke uitdagingen aan te pakken, betogen we in deze publicatie dat de financiële houdbaarheid niet in het geding hoeft te komen als de staatsschuld door het gevoerde beleid oploopt. Hierbij spelen verschillende overwegingen, waar het CPB in zijn analyse geen rekening mee heeft gehouden. Deze volgen hieronder.

De effecten van investeringen in onderwijs, kennis en innovatie

Het CPB gaat er bij de doorrekening van uit dat het effect van de overheidsinvesteringen die worden gedaan in onderwijs, innovatie/R&D, wetenschap en klimaat op het verdienvermogen van de Nederlandse economie nul is. Het gevolg hiervan is dat wanneer een kabinet investeert in productiviteitsverhogende factoren, zoals onderwijs en innovatie, deze baten niet meetellen in de economische groeicijfers. Concreet maakt het CPB hiermee een fundamentele keuze: het economische rendement op investeringen in onderwijs, kennis en innovatie is nul.

We laten in ons onderzoek zien dat deze aanname ook belangrijke implicaties heeft voor de discussie over de ontwikkeling van de staatsschuld. Want door wel de kosten van investeringen in onderwijs, wetenschap en innovatie, maar niet de baten mee te nemen in een doorrekening, ontstaat een vertekend beeld. Uit onze eigen berekeningen blijkt dat door het investeringspakket van Rutte IV de structurele groei van de Nederlandse economie tot 2040 gemiddeld 0,25 procent per jaar hoger uitvalt dan het CPB voorspelt. Concreet betekent dit per Nederlander een hoger welvaartsniveau in constante prijzen van gemiddeld 5 procent. De stijging van de staatsschuld door de investeringen kan, als dit nodig zou zijn, binnen de perken blijven door een deel van die inkomensstijging aan te wenden voor de reductie van het overheidstekort en dus de staatsschuld. Wanneer 40 procent van de extra welvaart wordt aangewend voor het verbeteren van de schuldhoudbaarheid stabiliseert de staatsschuldquote bijvoorbeeld op iets meer dan 60 procent van het bbp (lichtblauwe lijn in figuur 1). Er resteert dan in 2040 nog steeds een 2 procent hoger reëel beschikbaar inkomen voor huishoudens dan in het scenario zonder productiviteitseffecten.

Figuur 1: Overheidsschuld stabiliseert wanneer deel van welvaartswinst wordt afgeroomd

Bron: CPB, RaboResearch

Het Nederlandse spaaroverschot en onze pensioenvermogens

Ook houdt het CPB geen rekening met ons zeer grote, structurele spaaroverschot. Zo hielden huishoudens en bedrijven het afgelopen decennium jaarlijks gemiddeld maar liefst 75 miljard euro meer over dan zij uitgaven. Tegen deze achtergrond vormt een overheid die meer gaat investeren dus niet per definitie een groot probleem.

Een deel van het Nederlandse spaaroverschot slaat neer in onze pensioenfondsen. De inleg in de pensioenfondsen mag worden afgetrokken van de inkomstenbelasting, maar bij uitkering van het pensioen moet te zijner tijd belasting worden betaald. Conservatief geschat omvat ons totale pensioenvermogen op dit moment circa 2.000 miljard euro. Hierop rust dus een enorme belastingclaim, die vrijvalt als de pensioenen worden uitgekeerd. Deze latente belastingclaim bedraagt nu al, ook weer conservatief geschat, zo’n 60 procent van het bbp. Toekomstige generaties erven dus niet alleen een staatsschuld, maar ook de belastingclaim die rust op de enorme pot aan pensioenkapitaal, die deze schuld ruimschoots compenseert. Zo bezien schuift het kabinet per saldo helemaal geen schuld door naar toekomstige generaties.

Een groot deel van de staatsschuld is al opgekocht door DNB

Sinds 2015 heeft het zogeheten Eurosysteem (de Europese Centrale Bank en de centrale banken van de lidstaten van de eurozone) in totaal voor een bedrag van ruim 2.600 miljard euro aan staatsleningen opgekocht. Hierbij heeft iedere nationale centrale bank de schuld van haar eigen overheid op de balans genomen. Dit betekent dat DNB op dit moment meer dan 126 miljard euro (circa 15 procent van het bbp) aan Nederlandse staatsschuld op haar balans heeft staan. Dat is een bijzondere situatie, aangezien de Nederlandse staat de enige aandeelhouder van DNB is. Het komt er dus op neer dat de Nederlandse minister van Financiën rente en aflossing betaalt aan DNB en dit dan terugkrijgt als DNB haar winst afdraagt aan de staat. Het is daarom niet rationeel om de samenleving te belasten met bezuinigingen die tot doel hebben om een schuld van de Nederlandse staat aan zichzelf te laten aflossen.

Alert blijven op doelmatigheid van overheidsuitgaven

Het is al met al goed dat het CPB de gevolgen van het voorgenomen kabinetsbeleid voor de komende jaren doorrekent. Er is in Nederland wat ons betreft geen partij die dat beter kan. We onderschrijven dan ook het advies van het Planbureau om erop alert te blijven dat de overheidsuitgaven doelmatig worden aangewend. Wel denken we dat het CPB de nadruk niet zo sterk had moeten leggen op de langetermijndoorrekening van de openbare financiën. De beeldvorming op basis van de studie van het Planbureau dat het kabinet onverantwoord omgaat met de openbare financiën is wat ons betreft dan ook echt een brug te ver. En belangrijker: zij leidt af van de enorme maatschappelijke uitdagingen waar ons land voor staat.

Te citeren als

Wim Boonstra, Hugo Erken, Frank van Es, Erik-Jan van Harn, “Verkort: Financiering staatsschuld is helemaal geen probleem”, Me Judice, 9 september 9090.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Door 'ministeriebz'

Ontvang updates via e-mail