Maatschappelijke aanvaardbaarheid
Maatschappelijk of sociaal ondernemen lijkt op het eerste gezicht een
pleonasme. Per definitie creëert een onderneming producten en diensten die
voorzien in behoeften vanuit de samenleving, schept werkgelegenheid en
draagt bij aan economische ontwikkeling. Natuurlijk zijn er voorbeelden van
ondernemingen die daarnaast ernstige schade toebrengen aan het milieu,
kinderen uitbuiten, mensenrechten schenden, fraude plegen, corrupt zijn,
bijdragen aan maatschappelijke onveiligheid en ongezondheid of anderszins
maatschappelijk gekoesterde waarden in gevaar brengen. En toch voegen ook
zij maatschappelijke waarde toe, zeker als ze binnen de grenzen van
(lokale) wet en het recht opereren. Dat dit niet de waarde is die eenieder
op prijs stelt, maakt dat er vaak levendige debatten ontstaan over de
gewenste economische, sociale en milieuontwikkeling van onze samenleving.
Elders heb ik in dit kader al eens gesproken over de markt van maatschappelijke aanvaardbaarheid. Net als op andere
markten, wordt op deze markt onderhandelt, een ‘prijs’ bepaalt,
drukmiddelen ingezet en partijen komen al dan niet tot overeenstemming over
wat maatschappelijk (on)aanvaardbaar is. Net als op de goederen- en
dienstenmarkt ontstaan op de markt van maatschappelijke aanvaardbaarheid
telkens nieuwe ‘producten’ en worden nieuwe aanbiedingen gedaan. Een
dergelijke ontwikkeling is het bevorderen en realiseren van
maatschappelijke doelstellingen door de private sector. Ondernemingen en
investeerders streven in hun beleid en handelen expliciet het bereiken van
een of meerdere publieke doelstellingen na. Zo werd lunchcafé BliXem in
Nijmegen in 1997 opgericht om mensen met een arbeidsbeperking mee te laten
doen in onze, op betaalde arbeid gerichte, samenleving. Het is een van de
oudste ‘sociale’ ondernemingen in ons land. Het succes van ondernemingen
zoals BliXem heeft geleid tot een stroom aan initiatieven die de
ondernemingsvorm verbinden met het oplossen van maatschappelijke problemen
of het scheppen van maatschappelijke waarde. Tony’s Chocolonely probeert
kindslavernij de wereld uit te helpen, Plastic Whale maakt de Amsterdamse
grachten plasticvrij om van de vangst nieuwe boten te maken en Tesla draagt
bij aan de energietransitie met behulp van zijn elektrische auto’s en
accu’s voor energieopslag.
Sociaal ondernemerschap
Maar wacht even, zult u denken. Zo ken ik er nog wel een paar. NS creëert
maatschappelijke waarde door openbaar vervoer aan te bieden,
telecomproviders zorgen voor sociale communicatie en Heineken laat ons even
stoom afblazen na weer een drukke dag in de participatiemaatschappij. Een
afbakening van het begrip ‘sociaal ondernemerschap’ is derhalve gewenst. De
Europese Commissie heeft dit getracht en omschrijft een sociale onderneming als een entiteit in de sociale
economie, die gericht is op het creëren van sociale impact door
het op ondernemende en innovatieve wijze aanbieden van producten en
diensten die gericht zijn op sociale doeleinden. Een dergelijke
definitie helpt niet echt. Zo zorgt Heineken voor “echt menselijke
verbindingen”. Mensen “vormen het hart van de onderneming” en het delen van
ervaringen leiden tot “de beste momenten in het leven”; veel socialer gaat
het niet worden. Zelfs bij ondernemingen als Tesla komt de vraag op in
hoeverre hier nu sprake is van maatschappelijk ondernemen. De onderneming
van Elon Musk draagt bij aan de energietransitie, zowel door het
ontwikkelen en in de markt zetten van elektrische auto’s als door de
vervaardiging van (enorme) accu’s die duurzame energie uit wind, zon en
water kunnen opslaan. Echter, of dat voldoende is om te kunnen spreken over
‘sociaal ondernemen’ valt nog te bezien. Onderzoek door de Stichting
Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO) wees al in 2011 uit dat er
geen sprake van een duurzame transitie kan zijn, zolang er niet een
alternatief wordt gevonden voor lithium, een van de kernbestanddelen van de
accu’s. Een versnelling van het aanbod aan elektrische auto’s leidt tot
mogelijke tekorten in de levering van lithium. Tevens kan het leiden tot
politieke en sociale instabiliteit in Bolivia, het land waar zich de
grootste voorraden bevinden.[1]
Behoeften
Uitgaan van de activiteiten van de onderneming om te bepalen of deze
sociaal of maatschappelijk zijn, kan dus niet het vertrekpunt zijn om vast
te stellen of ondernemingen bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke
en milieuvraagstukken. Het lijkt raadzamer om aan de andere kant te
beginnen, namelijk bij de behoeften van ernstig gedepriveerden en
gemeenschappen en bij waarborgen van het leefmilieu op aarde. Die andere
kant komt onder meer tot uitdrukking in het uit 1987 daterende rapport Our Common Future van de Commissie Brundtland. Schrijvend over de
uitdagingen van onze samenleving en onze planeet, geeft de commissie een
definitie van een duurzame ontwikkeling als “een ontwikkeling die voorziet
in de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden in gevaar
te brengen van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien”. De
focus op behoeften is nog immer actueel en dan bedoel ik niet de behoefte
aan luxe goederen, maar de basisbehoeften van onze samenleving, onze
planeet en ons als individuen, zoals de behoefte aan een schoon milieu. Zo
hebben we behoefte aan transport en ook aan schoon transport. Dat is echter
niet gelijk aan de ‘behoefte’ aan een Tesla.[2]
Sustainable Development Goals
De in september 2015 aanvaarde Sustainable Development Goals (SDG’s) hebben
de basisbehoeften weer prominent op de agenda geplaatst. De 17
doelstellingen, onder meer gericht op het bestrijden van armoede, honger en
ongelijkheid, het verminderen van de klimaatdruk en het verbeteren van
toegang tot goede gezondheidszorg, scholing, werk, energie en water, vormen
de maatschappelijke to-do lijst voor het komende decennium. Inmiddels
hebben talloze bedrijven en financiële instellingen zich gecommitteerd aan
de implementatie van de doelstellingen. Om te laten zien dat het niet om
loze beloften gaat, rapporteren de bedrijven en instellingen over hun
aanpak en resultaten; dat is een goede ontwikkeling. Echter, daarbij wordt
vaak uit het oog verloren dat de doelstellingen geen collectieve vinklijst
zijn. Wie de considerans voorafgaand aan de doelen leest, ziet dat de VN
vooral nastreeft dat alle mensen op onze planeet kunnen leven in
‘menselijke waardigheid’ – te beginnen met degenen die daarvan het verst
verwijderd zijn. De lakmoesproef voor het bereiken van de doelstellingen
ligt daarmee in het succes van mensen, en de omgeving waarin zij leven, om
beter in de basisbehoeften te voorzien. Niet het aanbod van goed bedoelde
producten en diensten van bedrijven en instellingen – inclusief overheden
en maatschappelijke organisaties – is daarbij maatgevend, aldus de Indiase
filosoof en econoom Amartya Sen en de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum.
Doorslaggevend is de vraag of mensen beter hun vermogens en vaardigheden
kunnen ontwikkelen om in hun basisbehoeften te voorzien. Centraal staat dus
niet de activiteiten en het gedrag van de aanbieders, maar het succes aan
de kant van de ontvanger.
Het achttiende doel
Dit uitgangspunt heeft gevolgen voor de stroom aan publicaties over de
bijdragen die bedrijven en instellingen zeggen te leveren aan de realisatie
van de doelstellingen. De rapporten dienen echter niet louter te gaan over
bespaarde tonnen CO2-uitstoot, aantallen huishoudens in
verafgelegen gebieden die toegang krijgen tot zonne-energie of aantallen
achtergestelde mensen die nu deelnemen aan onze ‘participatiesamenleving’.
De gegevens zijn relevant, maar geven slechts een indicatie over de echte
vraag: hebben de beoogde begunstigden van de producten, diensten of
maatregelen hun capaciteiten om in hun basisbehoeften te voorzien nu beter
ontwikkeld?
Versterk de vaardigheden van mensen en hun gemeenschappen om effectief
bij te dragen aan (de besluitvorming over) het beleid en de
activiteiten gericht op de bevorderen van een duurzame samenleving en
een leven in menselijke waardigheid
In de meet- en rapportagemethoden ontbreekt echter nog een tweede element.
Hoe stellen we nu vast of de activiteiten, producten en diensten van
ondernemingen, respectievelijk overheids- of maatschappelijke instellingen,
bijdragen aan de capaciteitsontwikkeling van de beoogde begunstigden?
Normaliter vraag je het aan hen. Waar dat niet mogelijk is, zoals bij het
verminderen van de druk op het klimaat, is het zaak om deskundigen te
raadplegen. In beide gevallen geldt echter dat de begunstigden zich
uiteindelijk moeten kunnen uitspreken over het succes van de activiteiten
en maatregelen. Toegang tot onderwijs, gezondheidszorg, werk en een schoon
milieu hebben geen betekenis omdat een overheid of een onderneming dat
zeggen, maar omdat de begunstigden het werkelijk ervaren. Een onderneming
is dan ook pas ‘sociaal’ als voldaan is aan wat ik formuleer als de 18e VN-duurzaamheidsdoelstelling, die ik aanduid als de stem van de begunstigden:
''Versterk de vaardigheden van mensen en hun gemeenschappen om effectief
bij te dragen aan (de besluitvorming over) het beleid en de
activiteiten gericht op de bevorderen van een duurzame samenleving en
een leven in menselijke waardigheid''
M-Kopa
Pas als aan deze voorwaarde is voldaan kunnen we daadwerkelijk vaststellen
of er voortgang wordt geboekt op de overige zeventien
VN-duurzaamheidsdoelstellingen – al is daarvoor natuurlijk meer nodig dan
louter de sociale of maatschappelijke dimensie. Vanzelfsprekend vraagt het
realiseren van de maatschappelijke to-do list die de VN-doelen zijn, ook
dimensies als innovatie, schaal(baarheid) en financiële duurzaamheid.
Daardoor ontstaat een zeshoek gericht op het in kaart brengen en analyseren
van de aard en het succes van maatschappelijk ondernemen. De Keniaanse
onderneming M-Kopa vormt een goed voorbeeld van een onderneming die op alle
dimensies positief scoort.
M-Kopa levert zonne-energie aan huishoudens in Oost-Afrika, met name in de
rurale gebieden waar de bevolking niet is aangesloten op het nationale
energienet. De onderneming levert daarnaast een basispakket dat bestaat uit
een zonnecollector, een set lampen, een oplaadbare radio en een dito
zaklamp. Als uitbreiding kan de gebruiker ook kiezen voor een pakket met
TV.
M-Kopa voorziet inmiddels meer dan 600.000 huishoudens van betaalbare
zonne-energie en bespaart deze huishoudens daarmee uitgaven voor fossiele
brandstoffen ten bedrage van $300 miljoen. Dat levert op zijn beurt een
besparing op 380.000 ton geëmitteerde CO2. De groei van de onderneming in
termen van aansluitingen bedraagt zo’n 20 procent per jaar. Tot slot heeft
M-Kopa reeds 2500 banen gecreëerd en dat aantal neemt flink toe. Niet
alleen laat de onderneming zien dat zij innovatief, schaalbaar en
financieel duurzaam is, op haar website laat ze de stem van de begunstigden
luidt en duidelijk horen. In talrijke filmpjes komen klanten en werknemers
aan het woord die aangeven welke betekenis M-Kopa heeft voor hen in het
ontwikkelen van hun kwaliteiten en vaardigheden.
Conclusie
Echte integratie in onze mondiale samenleving en economie vraagt van de
‘haves’ niet alleen dat zij actief maatregelen nemen gericht op het
includeren van de have-nots, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het
gericht implementeren van de SDGs gerichte aanpak. Het betekent ook dat er
naar de ‘have-nots’ wordt geluisterd en dat het succes van de aanpak mede
afhangt van de instemming van degenen op wie het beleid en de activiteiten
daadwerkelijk zijn gericht. Dat gaat dus verder dan alleen de instemming
van de overheden of de lokale NGOs – tenzij het niet anders kan. Maar het
succes van de VN-duurzaamheidsdoelstellingen hangt uiteindelijk af van de
vraag of degenen op wie de doelstellingen zich richten, ook daadwerkelijk
de vruchten plukken in termen van menselijke ontwikkeling (en van de
gemeenschap waarin deze ontwikkeling zich voltrekt). Zonder deze actieve
betrokkenheid van de beoogde begunstigden blijft menselijke ontwikkeling de
aanspraak van de armen en de fantasie van de gefortuneerden.
Deze bijdrage vormt de kern uit de oratie van Harry Hummels die hij op 1
maart uitsprak aan Universiteit Utrecht bij de aanvaarding van zijn
leerstoel Social Entrepreneurship.
Voetnoten
[1]
Tim Steinweg, The electric car battery, SOMO, Amsterdam, March 2011
[2]
Met name in de filosofische literatuur wordt een onderscheid
gemaakt tussen basisbehoeften, behoeften, wensen en voorkeuren.
Zeggen dat iets een basisbehoefte is, aldus de Amerikaanse filosoof
Feinberg, “houdt in dat een persoon daarmee een goed, dienst of
kwaliteit wordt onthouden die essentieel is voor het leven
en de ontwikkeling van dat leven”. Zie, Feinberg, J., (1973),
Social Philosophy, Prentice Hall, Englewood Cliffs, N.J. p.111
Referenties
Our Common Future (1987), Report of the World Commission on Environment and Development.
Steinweg, T. (2011), The Electric Car Battery, Stichting Onderzoek
Multinationale Ondernemingen (SOMO).
United Nations General Assembly (2015), Resolution adopted by the General Assembly: Transforming our world: the 2030 Agenda for Sustainable Development.
The United Nations Development Programme (2015), Sustainable Development Goals.
Te citeren als
Harry Hummels, “De 18e duurzaamheidsdoelstelling van de Verenigde Naties”,
Me Judice,
19 maart 2018.
Copyright
De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.
Afbeelding
Afbeelding ‘United Nations Headquarters’ van versello (CC BY-NC-ND 2.0)