Milton Friedman en het einde van het onbegrensd aandeelhouderskapitalisme

Milton Friedman en het einde van het onbegrensd aandeelhouderskapitalisme image
Afbeelding door 'theimaginativeconservative'

Op 13 september 1970 publiceerde Milton Friedman zijn veel becommentarieerde visie op de verantwoordelijkheid van bedrijven in The New York Times. Vijftig jaar na dato zet zijn artikel nog steeds aan tot discussie. In deze bijdrage staat professor Harry Hummels stil bij de context waarin de econoom zijn denkbeelden ontwikkelde. Vervolgens bespreken we zijn visie op verantwoord ondernemen en maken duidelijk dat een gereïncarneerde Friedman anno 2020 juist zeer kritisch zou zijn geweest op het bedrijfsleven.

Inleiding

Niet zelden maken reviewers bij hun bespreking van zijn artikel The Social Responsibility of Business is to Increase its Profits van Milton Friedman een karikatuur die koste wat het kost oproept om de belangen van de aandeelhouders te dienen. Laat er geen misverstand over bestaan, volgens Friedman is het de maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven om steeds meer winst te maken. In het artikel veegt hij de vloer aan met managers die claimen maatschappelijk verantwoord te moeten handelen. Een manager, zo stelt de econoom, heeft maar een verantwoordelijkheid: handelen in het belang van de eigenaren van de onderneming. Is een bedrijf in particuliere handen, zoals bij een familiebedrijf, dan bepaalt de familie het beleid. Gaat het om een beursgenoteerde onderneming, dan zetten de aandeelhouders de koers uit. Nu willen die eigenaren of aandeelhouders in de ogen van Friedman meestal een ding: zoveel mogelijk geld verdienen. Dan past het niet om geld uit te geven aan doeleinden waartoe de managers niet zijn gemandateerd of bij wet verplicht. Het klonk aandeelhouders als de Marseillaise in de oren. Eindelijk iemand die de barricaden opging voor het aandeelhouderskapitalisme in de hoogtijdagen van de Koude Oorlog. Al snel kreeg Friedman steun van dezelfde topmanagers en toezichthouders die hij aanvankelijk de oren waste. Zij werden verleidt met aandelenbelangen in de onderneming, om daarmee de belangen van aandeelhouders en managers op een lijn te brengen. Het belang van de onderneming is niet langer leidend, maar dat van de aandeelhouders en managers.

Waar in de jaren zestig Big Government een regelrechte bedreiging vormde voor de vrijheid van weldenkende en ondernemende individuen, daar komt het gevaar in 2020 van Big Business.

Echter, zo gaf hij in zijn uit 1962 daterende Capitalism and Freedom al aan, zij moeten zich daarbij houden aan de grenzen van de wet en het fatsoen. Concreet betekent dit dat bedrijven dienen te opereren binnen de regels van een fair en gelijk speelveld. Teveel macht in handen van een kleine groep past niet in Friedmans wereldbeeld. Tevens zo schrijft hij in de Times, dienen de eigenaren en managers van ondernemingen integer te zijn. Hij verweert zich daarbij tegen de talloze managers die eind jaren zestig opstonden bij bedrijven als GM, Eastman Kodak of Honeywell om uiteenlopende maatschappelijke doeleinden te bevorderen[1]. De geschiedenis herhaalt zich. Wie vandaag de dag oproept tot meer verantwoordelijkheid door het bedrijfsleven pleit in de regel voor een gebalanceerd stakeholderkapitalisme. Dat geldt voor de Nederlandse Corporate Governance Code en meer recentelijk voor de Amerikaanse Business Roundtable. In 2019 verklaarden ongeveer 200 CEOs hun bedrijfsbeleid te richten op de belangen van alle stakeholders. De oude Friedman zou het hoofdschuddend hebben aangezien.

Tijdsgeest

Om Friedman te kunnen begrijpen moeten we hem plaatsen in zijn tijd. Friedman schreef Capitalism and Freedom tijdens de hoogtijdagen van de Koude Oorlog, waarbij hij zeer beducht was voor politieke dwang en controle vanuit een toentertijd dominante overheid. Friedman bevond zich daarbij in goed gezelschap van tijdgenoten zoals Isaiah Berlin en Friedrich von Hayek. De private sector – en de zelfgekozen samenwerking waarvoor zij staat – vormde voor Friedman een belangrijke check op de macht van de overheid en een appel voor de vrijheid van meningsuiting. Weldenkende individuen zijn beter in staat om te bepalen wat goed voor hen is en moeten het recht hebben om hun eigen keuzes en fouten te maken binnen de al eerder gememoreerde grenzen van de wet en het fatsoen. In zijn streven kreeg Friedman steun van regeringsleiders zoals Reagan en Thatcher. Gezamenlijk reduceerden zij de invloed van de staat, de vakbonden, de werknemers en de samenleving op de onderneming. Het bedrijfsleven – individueel en door hun netwerken en lobbyisten – kreeg daardoor steeds meer greep op de politiek en de maatschappelijke agenda.

Waar in de jaren zestig Big Government een regelrechte bedreiging vormde voor de vrijheid van weldenkende en ondernemende individuen, daar komt het gevaar in 2020 van Big Business. Als gevolg van de ingrijpende privatisering van de samenleving en de economie heeft het georganiseerde bedrijfsleven veel macht gekregen. Het vormt door haar machtige lobby en door marktbederf een regelrechte bedreiging voor het vrije ondernemerschap. Friedman zou vandaag met verbazing en vermoedelijk teleurstelling zijn woorden hebben herlezen over “de grote deugd van de private, competitieve onderneming” en over het kapitalistische stelsel waarin deze deugd tot wasdom zou moeten komen. De ondernemingsgewijze productie, zo vervolgt hij, “dwingt mensen om verantwoording te nemen voor hun eigen handelen en maakt het moeilijk om anderen uit te buiten voor de eigen zelfzuchtige on onbaatzuchtige doeleinden. Ze kunnen goed doen, maar alleen op eigen kosten”.

Hedendaags

Het illusoire karakter van deze woorden wordt kracht bijgezet als we kijken naar het hedendaags handelen van beursgenoteerde ondernemingen. De ironie wil, zo betoogt Wharton hoogleraar Tyler Wry recentelijk in The Atlantic, dat Roundtable CEO’s die de verklaring ondertekenden zich niet aan hun woord hielden. Nog tijdens de Covid-19 crisis gaven zij aandeelhouders via dividenduitbetalingen en de inkoop van aandelen 20 procent meer kapitaal terug dan niet-ondertekenaars. Diezelfde CEO’s ontsloegen ook 20 procent meer werknemers dan hun niet-ondertekende collega’s. So much for stakeholder management. Deze maatregelen om de belangen van de aandeelhouders zo maximaal mogelijk te bedienen zouden Friedmans hoon en disrespect hebben opgewerkt. Ze tonen een totaal gebrek aan integriteit en oprechtheid. De CEO’s blijken louter opportunisten die overwegend worden gemotiveerd door de financiële prikkels die gekoppeld zijn aan de – met hun eigenbelang verbonden – aandeelhoudersdoelen. Het belang van de onderneming en hun integriteit komen op de tweede plaats.

Begrenzing van ondernemingsvrijheid

Een volgend aspect waar de Chicago econoom op zou hebben gewezen ter verdediging van zijn vroegere positie betreft de begrenzing van de ondernemingsvrijheid. Zo is het onaanvaardbaar dat twee mensen in vrijheid een overeenkomst sluiten om iets te doen of na te laten dat schade berokkent aan een derde. Daarmee plaats Friedman zich in de traditie van John Locke die in zijn in 1689 verschenen Second Treatise of Government de toe-eigening van de opbrengsten van de arbeid toestaat als daarbij ‘voldoende en van eenzelfde kwaliteit’ overblijft voor anderen. Leidt het vrije ondernemerschap echter tot ongewenste externe effecten dan moet een actief optredende overheid deze indammen door het opleggen van heffingen. Daarmee worden marktpartijen financieel geprikkeld om te innoveren en de oorzaak van de schade weg te nemen. Het past de overheid niet om weldenkende contractpartijen voor te schrijven wat te doen, maar hen aan te spreken op hun innovatievermogen. Naast het dienen van de belangen van eigenaren krijgen managers nog een tweede taak. De winst moet zo zijn dat de onderneming daarmee de belangen van derden respecteert. Voor Friedman geldt derhalve ook: The social responsibility of profits is to increase better business.

Anno 2020 staan de grenzeloze accumulatie van de welvaart en de vernietiging van onze aarde en samenleving in schril contrast met de geest waarin Friedman zijn artikel schreef. Grote internationale ondernemingen vernietigen de individuele vrijheid in plaats van deze te beschermen en te ondersteunen.

Na de Tweede Wereldoorlog verzuimde de overheid echter om in haar almacht te doen wat Friedman voor nodig hield: het bevorderen van vrij ondernemerschap dat in het belang van de samenleving waarde creëert voor betalende consumenten, voor werknemers die zich vrij aan de bedrijfspoort melden en voor leveranciers van goederen en kapitaal die graag met de onderneming zaken doen. Vertaald naar onze tijd zou Friedman de nagel vormen aan de doodskist van, bijvoorbeeld, de intensieve veehouderij in Nederland. Wie door significante emissies van stikstof en kooldioxide schade toebrengt aan derden die daar niet om hebben gevraagd en er geen voordeel van ondervinden, vindt de Amerikaanse Nobelprijswinnaar op zijn pad. De uitstoot van stikstof en broeikasgassen verminderen de kwaliteit van het bestaan en moeten daarom worden teruggebracht tot het niveau dat ze geen schade meer veroorzaken. Tegen de achtergrond van zijn verlicht individualisme zou Friedman veehouders geen strobreed in de weg leggen zich uit de problemen te innoveren. Ook zou de overheid hen niet mogen voorschrijven hoe hun bedrijf te runnen. Dat weten ze zelf het beste – zolang ze maar geen negatieve externe effecten veroorzaken. Tegelijkertijd zou hij de ondernemers aansporen nog eens goed naar hun business model te kijken. De heffingen en de vereiste investeringen in innovatie zijn namelijk zo hoog dat menig veehouder de kosten daarvan niet zal kunnen dragen. Het consequent doorvoeren van een Friedmaniaans beleid in Nederland betekent dat de intensieve veehouderij op zijn minst drastisch zou inkrimpen. Er is eenvoudig te weinig ruimte voor deze vorm van landbouw in een dicht bevolkt land zonder daarbij schade aan derden toe te brengen. Naast de landbouw zullen ook andere ondernemingen hun bedrijfsvoering moeten aanpassen, waaronder de petrochemie, de elektriciteitscentrales, olie- en gasproducenten, de hoogovens en de luchtvaart.

Herverdeling van waarde

Een derde element waarover de Nobelprijswinnaar kritisch is, betreft het recht waarmee managers besluiten om belangen van de samenleving te behartigen die de wet niet voorschrijft en waartoe zij door de aandeelhouders – door Friedman aangemerkt als bedrijfseigenaren – niet zijn gemandateerd. Omdat verantwoord ondernemen een prijs kent, treedt de manager eigenstandig op als herverdeler van waarde. Maatschappelijk verantwoord ondernemen is daarmee ‘een socialistische doctrine’ die managers verandert van private werknemers in publieke ambtenaren die hun maatschappelijke voornemens realiseren op kosten van hun private werkgevers. Zij geven andermans geld uit zonder expliciete machtiging van hun werkgevers. Daar komt bij dat de manager geen expert is op het vlak van maatschappelijke doelen. Is de organisatie die het hardst roept of de reputatie van de onderneming het sterkst bedreigt degene die in de gunst komt van de manager? Of is het de organisatie waar de manager voor zichzelf een mooie positie in het bestuur weet te bemachtigen? Niet geheel onterecht waarschuwt Friedman tegen een ongeclausuleerd stakeholder management als niet duidelijk is wie de stakeholders zijn, welke belangen zij hebben, wat de belangen van het management zelf zijn en op welke wijze zij transparant zijn over hun besluiten en hoe deze tot stand zijn gekomen. Nu werpen managers regelmatig tegen dat aandacht voor de belangen van medewerkers, het milieu, de klanten of de samenleving juist goed is voor de bottom line. Het goede loont. Door aandacht te schenken aan niet-financiële doelstellingen behartigen ze als bij toverslag toch de belangen van de aandeelhouders. Onderzoek wijst inderdaad al jaren uit dat verantwoord ondernemen de financiële belangen van de onderneming zeker niet schaadt en in diverse gevallen zelfs bevordert. Friedman zal dit zeker niet ontkennen. Wel trekt hij de relevantie van het verweer in twijfel. Waarom spreken over verantwoord ondernemen als dat wat bedrijven doen gewoon business as usual is? De term is in dat geval overbodig. Het voorbeeld van de CEOs van de Business Roundtable laat de relevantie zien van deze tegenwerping. Bevordert de onderneming echter maatschappelijke doelen die ten koste gaan van de winst, dan geeft de manager andermans geld uit. Ook hier is het goed om even stil te staan bij de tijd waarin het artikel werd gepubliceerd. Oproepen tot verantwoord ondernemen hadden in de jaren zestig en zeventig een sterk sociaal politiek karakter en ging over investeringen in banen voor minderheden, het bestrijden van armoede, betrokkenheid bij de oorlog in Vietnam of bij de apartheid in Zuid-Afrika. Positieve actie op deze terreinen was geen taak voor de onderneming, tenzij deze wettelijk werd voorgeschreven. Wilde een manager alsnog aandacht besteden aan deze aspecten, dan diende hij dat als privépersoon te doen en van zijn eigen geld.

Manager is geen politicus

Anno 2020 zou Friedman hetzelfde argument opnieuw inzetten en betogen dat managers geen gekozen politici en publieke functionarissen zijn. Maar nu keert hij datzelfde element tegen de managers. Zij zijn niet gelegitimeerd om het beleid van de samenleving te bepalen, terwijl ze momenteel over disproportioneel veel macht beschikken. Het gesoebat over de afschaffing van de dividendbelasting in Nederland maakte pijnlijk duidelijk hoe de hazen in Den Haag vanuit het private belang van enkele multinationals worden aangestuurd. Daarmee zijn ze een bedreiging geworden voor de politieke aansturing van de belangen van de samenleving en van het individuele weldenken waar de econoom zijn hele leven voor heeft gepleit.

Slot

Het zijn deze elementen die het vijftig jaar oude artikel nog steeds relevant en actueel maken. Friedman heeft een klassieker geschreven die aanzet tot denken, zolang zijn bijdrage in de juiste context wordt geplaatst. Natuurlijk sloeg hij door in zijn pleidooi voor het aandeelhouderskapitalisme, al was het alleen maar om te veronderstellen dat aandeelhouders louter streven naar een zo hoog mogelijk rendement – zelfs al gaat dat rendement ten koste van andere waarden. Steeds vaker zijn aandeelhouders genuanceerder in de doeleinden die zij met hun investeringen nastreven – zeker als het gaat om meer institutionele beleggers. Ook zijn vrees voor de lange arm van de overheid die via de doctrine van ‘maatschappelijke verantwoordelijkheid’ invloed zou kunnen uitoefenen op het beleid en handelen van de onderneming, klinkt vandaag erg vergezocht. Dat laat onverlet dat Friedmans visie uitdagend blijft. Consequent toegepast zetten zijn denkbeelden zelfs de bijl aan de wortel van een onbegrensd aandeelhouderskapitalisme. Anno 2020 staan de grenzeloze accumulatie van de welvaart en de vernietiging van onze aarde en samenleving in schril contrast met de geest waarin Friedman zijn artikel schreef. Grote internationale ondernemingen vernietigen de individuele vrijheid in plaats van deze te beschermen en te ondersteunen. Daarmee is niet Friedman het probleem. Wij zijn het probleem.

Voetnoten


[1] Als relevant terzijde merken wij op dat in 1966 een maatschappelijke beweging die zichzelf FIGHT noemde – een afkorting van Freedom-Integration-God-Honor-Today – Eastman Kodak aanzette om 600 banen te scheppen voor de lokale minderheden in Rochester, NY. Toen het bedrijf terugkwam op haar belofte sprak FIGHT Eastman Kodak als aandeelhouder aan op haar verantwoordelijkheid tijdens de Algemene Vergadering van Aandeelhouders in 1967 (Hummels en Bauer, 2006).

Te citeren als

Harry Hummels, “Milton Friedman en het einde van het onbegrensd aandeelhouderskapitalisme”, Me Judice, 12 september 2020.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Afbeelding door 'theimaginativeconservative'

Ontvang updates via e-mail