Herziening pensioenstelsel: verkeerde vragen, verkeerde antwoorden

Onderwerp:
Dossier:
Herziening pensioenstelsel: verkeerde vragen, verkeerde antwoorden image
Afbeelding door 'Chapman'

Het wetsvoorstel ‘’herziening pensioenstelsel’’ stelt dat hét probleem waar ons pensioenstelsel mee kampt de onzekere toekomst is. Instrumenten om daar beter mee om te gaan worden binnen het pensioenstelsel gezocht. Niet onderkend wordt dat deze problematiek geldt voor alle claims op het toekomstige nationale product. Omdat partiële benaderingen zelden leiden tot een optimale oplossing voor het geheel, moet de vraag zijn: met welke mix van instrumenten kan het nationale product gezien de onzekere toekomst evenwichtig worden verdeeld over leeftijdsgroepen?

Probleemanalyse te beperkt

De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel ‘’herziening pensioenstelsel’’ beschrijft de redenen voor de herziening. De samenleving is erbij gebaat dat mensen een deel van hun inkomen uitstellen, maar daarvoor is ons pensioenstelsel ongeschikt geworden. De rente daalt immers en de financiële markten zijn inherent instabiel, waardoor een op rente gebaseerde zekere pensioentoezegging te duur geworden is.

De vraag is of onze samenleving - met een groeiende behoefte aan innovatie en productiviteitsgroei - is gediend bij nog behoudender pensioenfondsen.

Als we door de financieringsconstructie heen kijken, dan komt het probleem erop neer dat pensioenen alleen nog betaald kunnen worden door inkomen uit te stellen. Ze kunnen niet meer deels betaald worden uit toekomstige productiviteitsgroei - die tot uitdrukking komt als reële rente. Overigens kan evengoed gesteld worden dat het pensioen tot nu toe te goedkoop is geweest, omdat een deel van de kosten werd doorgeschoven naar toekomstige generaties. Afgezien van miskenning van deze spiegeling is de analyse in het wetsvoorstel op zichzelf juist. Toch schiet hij op de volgende drie punten tekort.

Ten eerste zoekt het voorstel de oplossing niet in aanpakken van de belangrijkste oorzaak van het probleem - de lage productiviteitsgroei. Het voorstel zou die zelfs verder kunnen belemmeren. Ten tweede gaat het voorstel voorbij aan de gebruikelijke wijze van omgaan met risico's, namelijk poolen en diversifiëren. Het voorstel schuurt zelfs met deze inzichten, want de risico's worden namelijk meer bij de individuele deelnemer gelegd. Ten derde, het belangrijkste punt van aandacht, is dat analyse tekort schiet, omdat de impact van de lage rente en inherent instabiele financiële markten onvoldoende wordt doordacht. Die problemen zijn namelijk niet alleen van betekenis voor het pensioenstelsel, maar voor alle claims op de toekomst. Daarom is een analyse over de volle breedte op zijn plaats van de consequenties van de lage rente en inherent instabiele financiële markten en de beleidsreactie daarop. De feitelijke vraag moet dan ook zijn hoe het nationale product evenwichtig te verdelen over leeftijdsgroepen in het licht van de inherent onzekere toekomst. Bij zo een vraagstelling zou in beeld komen dat daarvoor een aantal instrumenten bestaat, die ook bruikbaar zijn buiten het pensioenstelsel. Dan zouden de voors en tegens van zowel aanpassingen van het pensioenstelsel als van andere mogelijke reacties op de problemen geïnventariseerd worden.

In dit verband zou dan overwogen worden dat het beleggingsbeleid van een pensioenfonds voorzichtiger is dan dat van een beleggingsfonds, en vanwege de stelselherziening nóg voorzichtiger gaat worden, omdat individuele deelnemers meer risico-avers zijn dan collectiviteiten. De vraag is of onze samenleving - met een groeiende behoefte aan innovatie en productiviteitsgroei - is gediend bij nog behoudender pensioenfondsen. Ook zou bijvoorbeeld een inkomensafhankelijke AOW gewikt en gewogen worden. Kortom: gezocht zou worden naar de optimale mix van  instrumenten.

Voorstel te ingewikkeld en handhaaft een fictie

Ook beschrijft het wetsvoorstel vier nieuwe pensioencontractvormen. Twee zijn bedoeld voor pensioenfondsen en twee voor commerciële pensioenuitvoerders. Het wordt aantrekkelijk gemaakt de bestaande pensioenrechten 'in te varen' in het nieuwe contract: althans dan worden soepele solvabiliteitseisen in het vooruitzicht gesteld. Hieronder bespreek ik twee van deze nieuwe contractvormen.

Het nieuwe pensioencontract

In het 'nieuwe pensioencontract' wordt het pensioen opgebouwd in de vorm van een individueel pensioenvermogen. Het wordt jaarlijks aangepast met het 'beschermingsrendement'. Die correctie houdt de lopende en toekomstige uitkeringen nominaal gelijk. Het vermogen wordt collectief belegd. Het beleggingsresultaat na aftrek van het beschermingsrendement - het 'overrendement' - wordt toegerekend als leeftijdafhankelijke risico-opslag: hoe ouder, hoe minder risico wordt toegerekend. Daarbij kunnen de beleggingsrisico's gespreid worden over maximaal 10 jaar en wordt een solidariteitsreserve gevormd. De uitkering wordt bij pensionering vastgesteld op basis van het voor de gepensioneerde verwachte beleggingsresultaat ('projectierendement'). Dat is gelijk aan de door DNB bepaalde risicovrije reële rente + de leeftijdafhankelijke risico-opslag.

De verbeterde premieregeling

Ook bij de 'verbeterde premieregeling' vindt de pensioenopbouw plaats in de vorm van individuele pensioenvermogens. Het beleggingsbeleid wordt vormgegeven op basis van life-cycles met mogelijkheden voor individuele beleggingsprofielen. Daarbij kunnen risico's over maximaal 10 jaar worden gespreid. Daarnaast kunnen beroepspensioenfondsen en bedrijfstakpensioenfondsen een solidariteitsreserve vormen als bestaande pensioenrechten worden ingevaren in het nieuwe stelsel. Het pensioenvermogen wordt bij pensionering op basis van het projectierendement omgezet in een vaste of een variabele uitkering. Bij de contractvormen voor commerciële pensioenuitvoerders wordt met de pensioenpremies in principe een gegarandeerd pensioen gekocht. Wel kan een aantal risico's bij de deelnemer worden gelegd. Deze risico's verschillen per contractvorm.

Conclusie

Uit bovenstaande blijkt dat evenals in het huidige pensioenstelsel ook in het nieuwe stelsel een voorspelbaar, stabiel pensioen centraal blijft staan. Dat betekent zoals beschreven het gebruik van een risicovrije rente. Nog afgezien van het feit dat dit de variabele is die het huidige stelsel te duur maakt, gaat het daarbij economisch gezien om een fictie. Want rente is een inherent onrustige variabele, omdat de hoogte ervan wordt bepaald door verwachtingen in het licht van een inherent onzekere toekomst. Feitelijk is het begrip 'risicovrije rente' dus een contradictio in terminis. Daardoor zijn de voorstellen gebaseerd op economisch drijfzand: als er geen zekerheid is, dan kun je hem ook niet construeren.

Het nieuwe contract is gunstig voor de deelnemers aan het huidige pensioenstelsel, want zij hoeven minder bij te dragen aan de opbouw van een risico-buffer en staan minder bloot aan het laag-rente-risico. Toekomstige deelnemers gaan erop achteruit.

Bovendien is het in het voorstel opgenomen keuzepalet te ingewikkeld. Want behalve de hiervoor beschreven variatiemogelijkheden kunnen ten eerste cijfermatige invullingen binnen toetsingsgrenzen vrij gekozen worden. En om de individualisering te faciliteren wordt ten tweede overgestapt van het huidige defined benefit contract ('zekere' uitkering) naar een defined contribution contract (zekere premie-inleg) en wordt ten derde de doorsnee premie (iedere deelnemer hetzelfde premiepercentage) vervangen door een uniforme premie (leeftijd onafhankelijk). Al-met-al is het aantal veranderingen en keuzemogelijkheden groot. De pensioenkeuze zou daardoor wel eens ingewikkelder kunnen worden dan een kabinetsformatie.

Het nieuwe contract is gunstig voor de deelnemers aan het huidige pensioenstelsel, want zij hoeven minder bij te dragen aan de opbouw van een risico-buffer en staan minder bloot aan het laag-rente-risico. Toekomstige deelnemers gaan erop achteruit. Weliswaar hebben zij voordeel van de afschaffing van de doorsnee premie, maar ze profiteren minder van de bufferopbouw door eerdere generaties in het huidige stelsel. Verder zijn deze berekeningen te optimistisch. Want ze houden geen rekening met de collectieve middelen die beschikbaar komen voor facilitering van de invoering van het nieuwe pensioenstelsel. De rekening daarvoor komt namelijk linksom of rechtsom terecht bij de pensioendeelnemers. Dat is immers de grootste groep belastingbetalers.

Te citeren als

Cees de Geest, “Herziening pensioenstelsel: verkeerde vragen, verkeerde antwoorden”, Me Judice, 5 maart 2021.

Copyright

De titel en eerste zinnen van dit artikel mogen zonder toestemming worden overgenomen met de bronvermelding Me Judice en, indien online, een link naar het artikel. Volledige overname is slechts beperkt toegestaan. Voor meer informatie, zie onze copyright richtlijnen.

Afbeelding
Afbeelding door 'Chapman'

Ontvang updates via e-mail